Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3934 resultaten - Pagina 121 van 263

...  109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134  ...
[1] Ik zei: 'Vriend, je hebt nu heel goed gesproken en Mijn hart heeft zich verkwikt aan de bedoeling van jouw woorden! Het is dus ook juist als de mens die om iets bidt en dankt, zich daarbij zo gedraagt als jij nu uiteengezet hebt; maar dan zou de mens ook steeds volkomen in jouw gezindheid moeten blijven, en alleen aan het innerlijk de ware waarde van het leven toekennen en het uiterlijke alleen in zekere zin als een last met zich meeslepen en het ondergeschikt maken aan zijn innerlijke kracht; het op die manier bidden, danken en vereren zou, zoals gezegd, heel juist en goed en Mij welgevallig zijn.
Hoofdstuk 209: De gevaren van de ceremoniële godsdienst en ceremonieel bidden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Het bevallige maken van gebaren kan voor ijdele, blinde, trotse en eerzuchtige mensen weliswaar iets van waarde lijken; maar bij Degene die de eeuwige liefde en waarheid Zelf is en altijd het diepste innerlijk en waarachtig in de geest levende doorschouwt, geldt niet het gebaar, maar alleen de levende, meest innerlijke waarheid des levens.
Hoofdstuk 209: De gevaren van de ceremoniële godsdienst en ceremonieel bidden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[14] Ik kan jullie dat verzekeren, aangezien ik de wereld aan gene zijde heel goed ken, en wel om de gemakkelijk te begrijpen reden dat ikzelf al heel lang een burger van die grote wereld aan gene zijde ben. Dat ik hier zichtbaar onder de mensen rondloop, werkzaam ben en hen in naam van de Heer in woord en daad onderricht, is een grote genade van de Heer, die nu Zelf als mens onder de mensen rondloopt, hen onderricht en hun overal de grote dwalingen toont waar ze zich in bevinden. Daarmee weten jullie nu ook wie ik ben, dan hoeven jullie je niet al te zeer te verbazen over mijn daden, die voor jullie natuurlijk onbegrijpelijk zijn.'
Hoofdstuk 212: Rafaël repareert het beschadigde schip (21.6.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[15] Toen Marcus de mensen uit Joppe van hun tafel op zag staan en zich zonder enige uiterlijk zichtbare vorm van afscheid en zonder een hardop gesproken woord van dank meteen naar de deur zag gaan, zei hij: 'Het is toch wel een beetje vreemd van deze mensen dat ze ons zo heel onverschillig verlaten!'
Hoofdstuk 214: De gasten vertrekken naar hun eigen woonplaatsen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[16] En als wij vaak genoodzaakt zijn om onze knieën te buigen voor mensen, die toch onze gelijken zijn, dan geloof ik dat het nog onuitsprekelijk veel passender is om voor de Heer van eeuwigheid onze knieën en ons hele lichaam te buigen; want ook ons lichaam is alleen Zijn werk en het is de drager van de levende ziel die, als ze zich teveel overgeeft aan de begeerten van haar vlees, bedorven kan worden. Als ze echter haar lichaam aanpast aan haar hoge innerlijke, geestelijke streven en het tegelijk met zichzelf vergeestelijkt, dan kan ze daardoor toch waarschijnlijk niet in strijd met Uw orde handelen, die de macht en de kracht van Uw eeuwige goddelijke wil is, en U daarmee op een of andere wijze onwelgevallig worden?'
Hoofdstuk 208: Een gesprek over de trekvogels - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Nadat wij daar een tijd hadden doorgebracht zonder een woord te wisselen, kwam de Romein naar Mij toe en zei: 'Enige en enig ware Heer en Meester, vol van de zuiverste liefde en wijsheid en goddelijke kracht, er is nu een bijzondere gedachte in mij opgekomen, Voor de mensen kan er op deze aarde toch niets zaligmakender, gelukkiger en dus ook begerenswaardiger zijn dan dat Uw leer met haar levende, wonderbaarlijke kracht in zo kort mogelijke tijd onder hen wordt verspreid; en dat zou naar mijn mening toch niet al te moeilijk gaan.
Hoofdstuk 1: Het voorstel van de Romein om de leer van de Heer zo snel mogelijk te verspreiden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] De Romein zei: 'Ja, ja, Heer en Meester, U hebt helemaal gelijk; alleen door de lichte waarheid kunnen de mensen mettertijd tot de ware, innerlijke levensvrijheid komen!
Hoofdstuk 1: Het voorstel van de Romein om de leer van de Heer zo snel mogelijk te verspreiden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[21] Wie zal en kan er eerder een ware God zijn: een verzonnen god, waarvan wij er helaas ontelbare hebben, die allemaal dood zijn en van wie wij mensen nog nooit een wonderbaarlijke werking hebben ondergaan, of een levend mens, voor wiens almachtige woord en wil alle krachten van de hemelen en van deze aarde zich totaal gehoorzaam buigen?
Hoofdstuk 3: De genezen Romeinse rechter bekeert zijn vrienden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Tijdens de vijf dagen, die Ik samen met de nu bekende en volledig bekeerde Romeinen bij Marcus doorbracht, gebeurde er niets wat bijzonder van belang was. We maakten kleine tochten in de omgeving, hier en daar genas Ik een zieke, en de tweede dag had Marcus op Mijn woord een grote visvangst ondernomen en een meer dan rijke vangst gedaan.
Hoofdstuk 4: Rafaël redt Perzen en Indiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] Toen Ik dat tegen de vissers had gezegd, herkenden verschillende van hen Mij en zeiden: 'Heilons, en U zij alle lof en eer! O Heer en Meester, vergeef ons onze blindheid; want wij hadden U op het eerste gezicht wel moeten herkennen, omdat U een jaar geleden ons dorp immers ook al met Uw heilige aanwezigheid hebt gezegend! Ja, op Uw bekende, almachtige woord zullen wij vast en zeker een rijke vangst doen, en Ebal en zijn hele huis zullen direct zien wie hier de grote vismeester was!'
Hoofdstuk 5: De reis van de Heer naar Genezareth (8.7.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Het dal van Josafat betekent de toestand van innerlijke zielenrust, als haar handelen steeds gerechtvaardigd was. Die rust, die door geen enkele wereldse liefde en begeerte en daarmee gepaard gaande hartstocht wordt verstoord en die te vergelijken is met een volkomen rustige waterspiegel, waarin je de weerspiegeling van ver verwijderde en nabije streken onvertroebeld kunt zien, is dan ook reeds het eerste begin van de ware jongste dag van de ziel, van haar opwekking door Mijn geest in haar en tegelijk ook van haar opstanding tot het eeuwige leven.
Hoofdstuk 9: Over de opstanding van het vlees - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Ik zei: 'Op Mijn hoogst eigen school, en wel sinds eeuwigheid; want voor er nog enig bestaan was in de eindeloze ruimte, was Ik er wat 'Mijn meest innerlijke geest betreft en vulde Ik de eeuwige oneindigheid!'
Hoofdstuk 10: De filosofische vragen van de commandant - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Kijk, in het begin van ieder begin en voor het bestaan van ieder bestaan was het Woord! Dit Woord was bij God, want God Zelf was het Woord, en alles wat er is en wat de eindeloze ruimte vult, waar jullie wijzen al over gesproken hebben, is door het Woord geschapen en zonder dat Woord is er niets geschapen.
Hoofdstuk 10: De filosofische vragen van de commandant - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Het eeuwige Woord heeft nu vanuit Zichzelf vlees aangenomen en is nu als een mens naar Zijn mensen in deze wereld gekomen, en de Zijnen herkennen het niet! En jij bent ook een mens en herkent het eeuwige Woord in Mij niet, omdat je blind van hart bent. - Heb je de profeten van de Joden dan niet gelezen?'
Hoofdstuk 10: De filosofische vragen van de commandant - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] U zegt dat alleen de Uwen, die in U geloven, U liefhebben en Uw geboden houden, het eeuwige leven in Uw Godsrijk zullen ontvangen. Als dat zo is, en als alles wat er bestaat door de macht van Uw eeuwige woord geschapen is, evenals alle mensen die helaas te eniger tijd hebben geleefd zonder U te kennen -wat niet hun schuld kon zijn -hoe zal het dan gaan met die mensen die U nooit hebben kunnen kennen? Hoe zal het er met het eeuwige leven van hun ziel in Uw Godsrijk uitzien?Want ze hebben niet in U kunnen geloven, U niet kunnen liefhebben en ook Uw geboden niet kunnen houden, omdat ze niets over U te weten hebben kunnen komen.
Hoofdstuk 11: De bedenkingen van de commandant tegen de goddelijkheid van de Heer (12.7.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134  ...