Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 122 van 1088

...  110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135  ...
[5] Dus, de wezens werden nu volledig naar Zijn evenbeeld gevormd, en als laatste kregen zij noodzakelijkerwijs ook het bezit over het vermogen om zichzelf sterker te maken door de strijd met de in hen door God meegegeven strijdende tegenstellingen.
Hoofdstuk 229: De aard van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Zo'n kracht die zichzelf helemaal gevangengezet heeft zal er dan ook altijd naar streven om nog meer krachten in zichzelf gevangen te nemen om zichzelf in zijn pijnlijke gevangenschap vrijer te maken. En kijk, dat is het wat men dan 'satan' en 'duivel' noemt.
Hoofdstuk 229: De aard van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Maar daar doet zich uitdrukkelijk de vraag voor, hoe men zo'n uiterst belangrijk gebod naar de orde van God moet houden, om daardoor het grote door U beloofde doel zeg maar -zeker, en niet half, maar helemaal te bereiken."
Hoofdstuk 233: Over het weten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Als het leven van de ziel eenmaal met haar geest verbonden is, zal haar lichaam ook langzaam maar zeker een geestelijker richting inslaan, en daarom ongevoeliger worden voor de indrukken van de uiterlijke materiële wereld; want iedere ziekte ontstaat gewoonlijk door het verbreken van een band met de wereld. In het kort gaat het zo: het lichaam wordt door de naar leven smachtende ziel gevuld met duizenden behoeften allerlei aard. Als het ingevolge klimatologische en vanwege duizend andere omstandigheden niet bevredigd kan worden, moet de een of andere band verbroken worden, en het lichaam wordt daarop al gauw ziek en lijdend, maar de ziel lijdt daar ook onder, omdat zij met haar lichaam de eigenlijke en ook de voornaamste draagster van pijn is.
Hoofdstuk 226: Wereldse zorgen en hun kwade gevolgen voor de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Kijk eens naar de bekende jongemannen in de vurige oven! Zij zongen heel levenslustig en prezen God. En ook al werden hun lichamen mettertijd door het kwade geweld van buiten vernietigd, toch voelden zij daarbij geen pijn, want zij waren reeds lang daarvoor vrij van alle banden met de wereld en waren één met hun goddelijke geest. Dan voelt zo'n geheel met haar geest vereende ziel bij het verlaten van het lichaam, waarmee zij reeds lang niet meer met materiële banden, maar alleen met een zeer tere geestelijke band in verbinding stond, zeker geen pijn. Zij voelt alleen een haar gehele wezen doortrillend zalig welbehagen en het is niet mogelijk dat zij bij de scheiding het bewustzijn of het licht van het geestelijk schouwen van de ziel kwijtraakt, en net zo min het gehoor, de reuk, de smaak en de edelste en allerteerste tastzin, zoals onze engel Raphaël die nu heeft.
Hoofdstuk 226: Wereldse zorgen en hun kwade gevolgen voor de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Hoe moeten we het ons dan voorstellen dat de primitieve geestelijke wezens, meteen nadat zij als oergedachten en oerideeën van God zich tot een bestaan hadden samengevoegd, ook al dat inzicht zouden kunnen hebben, waarmee zij zich volgens de orde van de Schepper daarna zouden hebben kunnen ontwikkelen? Het in zekere zin persoonlijke oerwezen van satan kon onmogelijk zo'n inzicht hebben als bijvoorbeeld Michaël, anders zou hij zich net als Michaël ontwikkeld hebben. Kortom, Heer , daar slinger ik nog erg tussen licht en donker heen en weer en ik weet niet hoe ik nu het licht zo precies moet grijpen! Als ik het te dicht nader, denk ik, dat het mij als een vlam zou branden, en verwijder ik mij ervan, dan ben ik weer op de plaats waar ik begon.
Hoofdstuk 230: Gods lessen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] IK zeg: "Dat is een heel goede en juiste opmerking van jou, en Ik zal je daar een exact antwoord op geven; maar eerst zullen..we ook eens luisteren naar wat onze oude gastheer Marcus voor ideeën heeft over de naaste, die men geheel moet liefhebben. Daarna zal Ik pas aan jullie het complete en juiste antwoord geven met daarbij de goede uitleg. En zeg ons dus, beste Marcus, wie men volgens jouw mening nu echt voor zijn naaste moet houden en daadwerkelijk alle liefde moet bewijzen.
Hoofdstuk 233: Over het weten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Natuurlijk kan de mens als een zeer beperkt wezen God, zijn schepper, ook slechts heel beperkt navolgen; maar omdat hij de gelijkenis van God al in zich draagt of eigenlijk naar het evenbeeld van God is geschapen, moet hij in zichzelf ook datgene helemaal ontwikkelen, waarvoor hem alle mogelijkheden zijn gegeven. -Dat is mijn mening, maar geef U, o Heer, ons allen een juiste verklaring, want ik hoor Uw woord duizendmaal liever dan mijn eigen woorden. Spreek U, o Heer, daarom verder -vooropgesteld dat U in deze nacht nog wat wilt zeggen!"
Hoofdstuk 234: Marcus mening over de naaste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] IK zeg: "Het is een wrakke boot vol jonge levieten en Farizeeën. Zij komen uit de omgeving van Kapérnaum en Nazareth en zijn Op weg naar Jeruzalem. Zij gingen liever over het water dan over land, omdat het ten eerste korter is en ten tweede niet zo vermoeiend. Maar zij kregen in Sibarah alleen maar een tamelijk lekke vissersboot, en het gaat nu slecht met hen, omdat er een vrij sterke middernachtswind opgestoken is. Als ze niet snel geholpen worden, konden ze best eens vergaan!"
Hoofdstuk 234: Marcus mening over de naaste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] IK zeg: " Je zei toch zelf zo treffend, dat de naar het evenbeeld van God geschapen mens op grond van de hem daartoe verleende vermogens moet streven om God in alles gelijk te worden, en ook zijn kleine zon, die hij in het hart draagt, over alle schepsels moet laten schijnen, en diegene moet zien als zijn naaste -of het een vijand of een vriend is -, die zich in grote nood bevindt en hulp nodig heeft!
Hoofdstuk 234: Marcus mening over de naaste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Kijk, jouw woorden zijn goed en waarachtig, dus daarom moet je er ook naar handelen, omdat anders de waarheid nog lang niet levend in je zou wonen! Want de zuivere waarheid helpt de mens weinig of niets voor het eeuwige leven, zolang hij haar niet door de daad heeft levend gemaakt. Als hij dat gedaan heeft, stroomt het licht van het eeuwige leven binnen en verlicht de hele warboel van de mensenziel, zoals de zon midden op de dag in alle dalen en kloven, ook al zijn ze nog zo diep, haar licht geeft, ze verwarmt en daardoor met haar leven vervult. - Doe daarom nu, wat je wilt!"
Hoofdstuk 234: Marcus mening over de naaste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Meteen liep de oude Marcus met zijn zonen naar de oever en bemande een goede en tamelijk grote vissersboot en roeide de zee op naar de plaats, waar het geroep om hulp steeds schriller werd.
Hoofdstuk 234: Marcus mening over de naaste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Daarom neem ik ook nooit loon aan van een mens, die ik geholpen heb terwijl hij in nood zat. Als ik echter voor mij en mijn gezin gewerkt heb, dan vraag ik wel een passend loon voor mijn moeite en laat mij mijn vissen, die ik naar de markt breng, volgens recht en billijkheid betalen. Als jullie hier dus wat te eten en te drinken wilt hebben, dan zal ik mij daarvoor wel volgens recht en billijkheid laten betalen."
Hoofdstuk 235: Marcus redt schipbreukelingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] MARCUS zegt: "Met die gasten hebben jullie niets te maken en het zijn te hoge Romeinse heren dan dat je naar hen toe zou mogen gaan. Kortom, jullie karakter is van een te laag niveau voor dat van die gasten. Hoofdman Julius van Genezareth is daar onder andere ook bij. Als jullie soms met hem wat te bespreken hebben, dan kan ik hem wel hier laten komen."
Hoofdstuk 235: Marcus redt schipbreukelingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Toen de jonge levieten en Farizeeën die naam hoorden, schrokken zij geweldig en smeekten Marcus om hen dáárvoor in ieder geval te bewaren, want dat was geen mens, maar een onverbiddelijke duivel. Er waren er een aantal onder hen, die Julius pas een paar dagen geleden in Genezareth met leem de ogen en de oren had laten dichtsmeren en toen onder militaire begeleiding naar Kapérnaum had laten brengen. Nu waren ze dan ook geweldig geschrokken, omdat ze dachten dat Julius hen dat wéér zou aandoen.
Hoofdstuk 235: Marcus redt schipbreukelingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135  ...