Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 122 van 1112

...  110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135  ...
[26] Maar naast de valse leraren en profeten zijn er ook echte en waarachtige, die ogen, harten en monden hebben waaruit Gods licht straalt. Die lijken op de door licht omspoelde wolkjes, die de op til zijnde zonsopgang aankondigen. Als het alleen maar bleef bij die, hoe mooi ook, stralende wolkjes, dus de echte en waarachtige profeten, dan zou het er in de harten van de mensen na verloop van tijd toch net eender uit gaan zien als in de aardse streek van de middernachtszon, namelijk star, koud en dood. Maar op de echte lichtwolkjes, die voor de zon uit gaan, volgt de zon zelf, en bij haar eerste lichtstraal die zij over de nog grauwe bergen en velden der aarde laat vallen, wordt alles wakker, vol vreugde en vol leven. De vogels zingen de opkomende moeder van licht en warmte hun zuivere psalmen tegemoet, de muggen en kevertjes verheffen zich in de van licht doordrongen lucht en zoemen de heerlijke moeder van de dag geestdriftig toe, en de bloemen der velden heffen hun koninklijk versierde hoofdjes omhoog en openen hun balsemrijke mond om de grote wereld verwarmster de heerlijkste geur tegemoet te ademen.
Hoofdstuk 175: Valse en ware profeten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[29] De arme man verbaast zich hierover geweldig en hij gaat nadenkend met de zijnen in de hut om ons toch maar niet bij het avondeten te storen.
Hoofdstuk 175: Valse en ware profeten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] THOMAS zegt: "Zeg jij maar wat, als je zo wijs bent! Ik houd hem voor dat, waarvoor hij zich zelf al die tijd heeft uitgegeven! Hij zegt van zichzelf nooit iets anders dan: 'Ik ben een Zoon des mensen, en God is Mijn Vader net als van jullie allen!' Als hij zichzelf zo beoordeelt, wat voor andere beoordeling kunnen wij hem dan waarachtig en waarheidsgetrouw uit ons zelf geven? Hij doet werkelijk dingen, die sinds Mozes en de andere profeten nog nooit een mens gedaan heeft. Maar als wij alles op de keper beschouwen dan zullen wij ontdekken dat het evenwel de geest van God is, die door een uitgekozen reine mens dat allemaal doet! Maar voor de geest van God zal het niets uitmaken of hij door een gekozen mens bergen verzet of vernietigd, of dat hij het een of andere kleinere wonder door het woord van de profeet laat gebeuren!"
Hoofdstuk 176: Het getuigenis van de leerlingen over Christus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] THOMAS zegt: "Zeker, en wel voor de grootste die de aarde ooit gedragen heeft, -hoewel dat niet zijn, maar Gods verdienste is! Want God alleen kan de mens tot profeet roepen, zoals Hij dat met Samuël heeft gedaan toen deze nog een kind was, en zoals Hij zelfs de ezel van de valse profeet Bileam tot echte profeet maakte en door de ezel vervolgens ook Bileam zelf. Dat moeten wij goed begrijpen, en ook het getuigenis dat Jezus over zich zelf geeft, namelijk dat hij slechts een mensenzoon is, ondanks dat hij ook de wonderdadige kracht van God, die in bijzonder grote mate in hem is, zo nu en dan met het goddelijke Ik betitelt. Dan kunnen wij hem naar mijn bescheiden mening onmogelijk een ander getuigenis geven dan dat, wat hij altijd zichzelf geeft! Dus is hij een voortreffelijke Godszoon, zoals wij dat ook zijn, maar dan niet in zo hoge graad als hij."
Hoofdstuk 176: Het getuigenis van de leerlingen over Christus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] God is zeer goed, wijs en vol barmhartigheid, dat heb ik uit de schift geleerd. Maar als ik, die in al die gruwelen bent ingewijd, het geheel eens in het juiste licht bekijk, dan kan ik me nauwelijks tegen de gedachte verzetten, dat er geen God is, of, als er een is, dat Hij Zich allang niet meer bekommert om de mensen van deze wereld! Kan iemand mij dat echter kwalijk nemen? Beslist geen reëel en, net als ik, menslievend mens en ook geen God! Want in mijn borst klopt nog een hart dat met alle liefde zich inzet voor de arme mensheid!
Hoofdstuk 178: Marcus vertelt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Kijk, Heer, dat zijn dan toch zaken die wij onmogelijk kunnen begrijpen, en Marcus heeft niet helemaal ongelijk als hij zo denkt over God, als hij zich gisteren heel argeloos heeft uitgedrukt. Het staat wel vast, dat U, o Heer, al zulke martelaren in het hiernamaals voor het minutenlange lijden dat zij op de aarde ondergingen, meer dan voldoende schadeloos kunt en zult stellen - maar ondanks dat is het toch een vertwijfeld erge en heel bittere zaak om door de opzettelijk slechte mensen vaak uitzinnig pijnlijk gemarteld te worden! En Heer, een paar zeer kwellende ogenblikken duren voor de gekwelde ook een kleine eeuwigheid!"
Hoofdstuk 179: Opwinding over het verhaal van Marcus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Na deze woorden haastten alle leerlingen zich en hielpen Marcus en zijn kinderen zo veel ze konden. De twee zonen waren wel jonge en krachtige mannen, maar de vier oudere dochters waren met z'n allen nog niet zo sterk als één van de twee zonen.
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Marcus wist zich geen raad van dankbaarheid, want in één klap was hij nu uit de jarenlange zorg geholpen.
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] De man van de hut, die Marcus heette, wist ons veel te vertellen over de Farizeeën en de zogenaamde schriftgeleerden. Daarbij vertelde hij ook over de heimelijke wreedheden van de tempeldienaars en hoe zij direct iemands doodsvijanden werden als ze bij hen ook maar enige geestelijke en tevens profetische aanleg vermoedden! Veel van zulke spirituele mensen zouden heel in 't geheim vermoord zijn! Ze werden heel vriendelijk uitgenodigd, kregen het ene blijk van eer na het andere en men drukte hen de handen van pure vriendschap. Maar als ze eenmaal in de achterste vertrekken van de tempel waren aangekomen, waar de voornaamste Farizeeën woonden, dan waren ze voor deze wereld verloren, want daaruit kwam er geen een meer in het daglicht! Het was, zo ging Marcus verder, onbegrijpelijk hoe God zulke wreedheden zó lang aan kon zien. In Sodom en Gomorra was het er wel slecht aan toegegaan, maar vergeleken bij Jeruzalem was dat van Sodom en Gomorra nauwelijks een regendruppel ten opzichte van de zee. En toch heeft God ondanks de vele voorbeden van Abraham de steden en alle andere daarbij behorende plaatsen toen door vuur van de hemel laten ondergaan! Maar nu bij deze opeenhoping van alle mogelijke wreedheden, die naar men zegt dag in dag uit in Jeruzalem begaan worden, doet God de Heer alsof Hij er niets van af weet en Zich ook om de gehele mensheid niet meer bekommert! Wat zou daar toch de reden van kunnen zijn?!
Hoofdstuk 177: Marcus, de eigenaar van de hut. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Omdat zij mij al geruime tijd kennen als een ontzettend domme sukkel en van mening zijn dat ik nauwelijks verschil zou zien tussen achter of voor, verklappen zij vaak uit eigen beweging hun kwalijkste geheimen! En zo kwamen mij al zaken ter ore, waarvan ik eerlijk toe moet geven dat ik daarbij al een paar maal begon te twijfelen aan het bestaan van God! Want dan dacht ik bij mijzelf: ' Als er een almachtige, alwijze, rechtvaardige en goede God is en Hij zich, zoals de schrift leert, iets aan de mensen gelegen laat liggen, dan moet het Hem toch onmogelijk zijn om bij zulke wreedheden toe te kijken! Er is geen God! Volgens Plato is de mens lichamelijk een afstammeling van de apen en geestelijk een afstammeling van de verscheurende beesten. Daarom moet er aan het hoofd van een grote gemeente een sterke en wijze Simson staan, die het samengestelde dier, dat zich mens noemt, met de zwaarste tuchtroede het tweevoudig dierlijke uitdrijft en hem in de loop der jaren in zoverre temt dat hij tenminste voor de helft mens wordt!'
Hoofdstuk 177: Marcus, de eigenaar van de hut. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Dan gaat MARCUS verder met zijn verhaal en zegt: "Waaruit bestaat nu dat door de apostelen van Jeruzalem voor veel geld aangeprezen middel voor het vruchtbaar maken van de vrouwen der Achterkleinaziaten? Volgens de wijze raad van de 'apostelen' bestaat het uit niets minder, dan dat de Achterkleinaziaten zich het bloed van de kinderen van de Samaritanen moeten verschaffen en dat, vers of tot poeder gedroogd, moeten drinken als zij geslachtsrijp zijn geworden, en de vrouwen moeten dat doen voor zij gemeenschap hebben. Dat zou de toverkracht van de Samaritanen vernietigen en de vrouwen weer helemaal vruchtbaar maken! -Maar hoe moesten ze aan het bloed van Samaritaanse kinderen komen? -Daarvoor zullen voor goed geld en goede woorden de apostelen van de tempel wel zorgen!
Hoofdstuk 178: Marcus vertelt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] PETRUS zegt: " Ja, ja, oplichterij, alle soorten leugen en bedrog zijn de deugden van de tempeldienaars, die zich dienaren van God noemen! Ze tonen wel menselijke gezichten, maar hun innerlijk is uit de hel! O Heer, waarom U zoiets toelaat en duldt, weet U alleen maar en verder niemand in de hele wereld!"
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] Daarop zegt MARCUS: "Heer, een plaatsje zoals U dat wenst bevindt zich een paar honderd passen boven mijn hut, ongeveer boven de grot waar mijn hut tegenaan leunt. Het behoort nog bij mijn spaarzame bezittingen. Op de top van de heuvel staat een oude schaduwrijke kastanjeboom, waaromheen ik een ruime grasbank heb aangelegd. Vanaf deze bank geniet men het mooiste uitzicht over de gehele wijde omgeving. Men kijkt uit over heel Caesarea Philippi en over de zee zover het oog reikt. Op heel heldere dagen ziet men gemakkelijk tot aan Genezareth en nog verder naar Kis, en er zijn er zelfs die zeggen Sibarah gezien te hebben, maar daar zijn mijn ogen te zwak voor en ik kan die plaats niet onderscheiden, - maar omhoog naar Gadarena en nog een heleboel andere plaatsen kan ik goed zien."
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] MARCUS kijkt wat scherper naar de kleine karavaan die zijn woonstee nadert en ontdekt dan zonder veel moeite dat, waarop ik hem opmerkzaam heb gemaakt, en zegt: "Heer, het is zoals U gezegd heeft! Ik ga nu snel naar beneden, dan staan die honderd vissen in de grote bak al voor hen klaar, waarover ze zich zeker wel wat zullen verbazen!"
Hoofdstuk 181: Marcus en de Farizeesche tiendenjagers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Marcus gaat en Iaat meteen honderd vissen uit de vishouders halen en in de grote bak doen. Toen hij nog maar net met het werk klaar was, arriveerde de groep jonge Farizeeën al en vroeg naar de visser Marcus. MARCUS meldde zich meteen en zei, omdat hij zich nog bij de visbak bevond: "Hier ben ik, en hier in de bak zit datgene waarvoor jullie waarschijnlijk gekomen zijn! Dit is de nauwgezet afgemeten tiende van de vis, bestaande uit honderd stuks van de meest uitgelezen vissen die in onze zee ooit gevangen werden!"
Hoofdstuk 181: Marcus en de Farizeesche tiendenjagers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135  ...