Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1219 van 1490

...  1207 - 1208 - 1209 - 1210 - 1211 - 1212 - 1213 - 1214 - 1215 - 1216 - 1217 - 1218 - 1219 - 1220 - 1221 - 1222 - 1223 - 1224 - 1225 - 1226 - 1227 - 1228 - 1229 - 1230 - 1231 - 1232  ...
[8] Nu pas rijdt Minerva verder, recht op de van ontzetting verstijvende Cado af. Deze echter voorziet zich nu van stenen en zoals ik opmerk, beschrijft hij deze deels met de naam 'Jeoua' en deels ook met Uw Naam 'Jezus van Nazareth'. Hij ziet er uiterst grimmig uit en bedreigt al van verre de naderende Minerva.
Hoofdstuk 22: Cado's aardse levensgeschiedenis. Verdere beproeving van zijn hart. De helse Minerva in de statiekoets. Cado's gewijde stenen ter verdediging. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Minerva wenkt, en ogenblikkelijk worden door vreselijk uitziende duivels een heleboel folterwerktuigen aangedragen en in een wijde kring om Minerva opgesteld. Dan worden er door nog lelijker duivels een aantal allerarmste, nog heel menselijk uitziende, duivelse misdadigers uit de afschuwelijke grot bijgesleept. Deze huilen verschrikkelijk en velen kruipen voor Minerva en smeken haar uit diepste wanhoop hen toch te willen sparen, maar zwijgend wenkt zij de door folterlust behoorlijk verhitte duivels. Deze grijpen in de grootste haast hun slachtoffers en beginnen hen op een onbeschrijfelijke manier te martelen.
Hoofdstuk 23: Gesprek tussen Cado en Minerva. Verschrikkelijke beproeving van de hellevorstin. Cado's ware steen der wijzen. God Jezus is overwinnaar! Zijn naam is voor de hel een gruwel. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Nu zegt de tweede vriendin: 'Maar beste vriend, je vergist je deerlijk in onze grote vorstin Minerva! Kijk, ze kent jouw grote geest en wil je door ons, genieën, alvast een klein eerbetoon laten toekomen. Daarna zal ze je dan zelf met de hoogste glans van haar macht en kracht liefdevol tegemoet treden om jou de allerhoogste eer te bewijzen. Dit alles, omdat jij de enige was, die weerstand bood aan deze vuurzee, die door de oude Godheid tegen enkele laffe medestanders van de grote vorstin werd gericht. Erken daarom de genade, die de allerhoogste vorstin van de oneindigheid jou vanwege je onbedwingbare kracht heeft toegekend!'
Hoofdstuk 21: Veranderde scène. Verleidelijke hellegeesten. Cado roept de genade en de hulp van de godheid in. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Maar Cado gaat enkele stappen achteruit, raapt een steen op, slingert hem naar de borst van deze gratie en schreeuwt met een echte donderstem: 'Achteruit, hellebeest! Als satan, jouw gebieder, geen beter bekoringsmiddel heeft om een arme duivel nog dieper de hel in te trekken, dan kan hij beter thuis blijven! Denkt deze onbenul, die de Godheid weerstreeft, soms dat vogels van mijn pluimage als domme en onnozele halzen op zijn oude, domme lijmstokje vliegen om zich zo te laten vangen? Dan vergist hij zich! Een adelaar vliegt nooit op een lijmstokje. Zeg dat maar tegen jullie ezel van een gebieder!'
Hoofdstuk 21: Veranderde scène. Verleidelijke hellegeesten. Cado roept de genade en de hulp van de godheid in. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Miklosch kijkt nu vooral naar de heuvel waar Cado wezenloos ineen gedoken zit en vertelt verder: 'Maar omdat de verschrikkelijke vloed toch niet tot aan zijn huid wil komen, begint hij zich weer op te richten om te zien hoe het met deze woedende storm van de Godheid verder zal verlopen. Hij ziet dat de vuurzee niet hoger stijgt dan het aanzienlijke peil dat zij aanvankelijk over een onafzienbare vlakte bereikt had.
Hoofdstuk 20: Ondergang van de hellemacht. Cado als overlevende toont betere gevoelens. De geest is gewillig, maar het vlees is zwak. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Miklosch vervolgt: 'Minerva zegt: 'Maar Cado, voor zo onbeschaamd grof had ik je werkelijk niet gehouden. Weliswaar hebben een paar gunstelingen van mijn hofhouding mij verteld wat voor een ruwe snaak je moest zijn, maar ik nam hun uitspraken niet zo maar voor zoete koek aan. Daar ik mij zelf nu echter overtuigd heb van de hoogst onbeschaafde manier, waarop jij met hoogstaande geesten omgaat, ben ik genoodzaakt om tegenover jou een andere toon aan te slaan. Om te beginnen moet je een kleine strafvoltrekking aanzien om daaruit op te maken, hoe ik pleeg om te gaan met geesten van jouw soort. Mocht deze aanblik je nog niet vermurwen, dan zal ik ook jou mijn strengheid laten gevoelen, omdat mijn minzaamheid jou niet bevalt!'
Hoofdstuk 23: Gesprek tussen Cado en Minerva. Verschrikkelijke beproeving van de hellevorstin. Cado's ware steen der wijzen. God Jezus is overwinnaar! Zijn naam is voor de hel een gruwel. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Minerva snauwt hem echter toe: 'Waag het maar mijn majesteit te beledigen, als je in honderd stukken gescheurd wilt worden! Kijk, ik kom naar je toe om je gelukkig te maken en jij wilt mij stenigen! O jij blinde, wat betekent jouw macht tegenover de mijne? De hele schepping, de talloze sterren en werelden zijn uit mij geschapen! Een ademtocht uit mijn mond doet ze voor eeuwig verdwijnen en jij wilt met mij de strijd aanbinden?! O jij krankzinnige dwaas! Kijk en luister eerst naar mij en probeer dan je kracht op mij uit!' Cado zegt: 'Of je nu machtig bent of zwakker dan een mug, dat is mij om het even! Ik waarschuw je, kom niet dichter bij me, anders zul je er flink van langs krijgen, want ik veracht je tot in de diepste afgrond van de hel. O jij, beeldschone satan van een Minerva, denk je soms dat je mij met je bekoorlijke gestalte zult kunnen verleiden, zodat ik mij aan jou overgeef? Stap maar op met al je bekoorlijkheden! Werkelijk, zelfs met mijn uitwerpselen zou ik je huid niet willen besmeuren. Verdwijn, anders zul je kennismaken met de kracht van mijn handen. Zie deze steen, 'Jeoua' is zijn naam!'
Hoofdstuk 22: Cado's aardse levensgeschiedenis. Verdere beproeving van zijn hart. De helse Minerva in de statiekoets. Cado's gewijde stenen ter verdediging. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Zij gebiedt nu de vuurzee rustig te zijn, maar deze blijft steeds even onrustig. Nu wenkt zij met haar scepter naar de achtergrond en meteen stormt een enorm aantal duivels uitziende geesten onder vreselijk gehuil uit de vlammen naar voren. Zij gebiedt hun de golven van de vuurzee te bedwingen. De duivels, die alle denkbare dierlijke gestalten hebben, werpen zich er meteen op en brengen werkelijk wat rust tot stand. Dat lijkt de godin nog niet tevreden te stellen; daarom roept ze er een nog grotere menigte van zulke geesten bij. Deze stormen woedend naar voren en bedekken met hun afzichtelijke gestalten bijna de hele zichtbare oppervlakte van de vuurzee. Deze wordt nu volkomen rustig, voorzover ze door de monsters bedekt is.
Hoofdstuk 22: Cado's aardse levensgeschiedenis. Verdere beproeving van zijn hart. De helse Minerva in de statiekoets. Cado's gewijde stenen ter verdediging. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Cado rijzen de haren te berge. Op zijn gezicht tekenen zich angst en wanhoop af en innerlijk wordt hij ziedend van woede. Nu pakt hij een steen en zegt met bevende stem: 'O, kom maar Minerva, jij die mij werd aangekondigd, jij diepste oorzaak van alle kwaad! Deze steen zal aan het licht brengen hoeveel wrede wijsheid er in jouw hersenen wel voorhanden mag zijn! God of een duivel moge mij antwoord geven: wie zijn die gepijnigden, wie pijnigt hen en wat voor schuld hebben zij? Geen antwoord! Ook niet uit de hel! Dat is nu de houding van machthebbers: zij negeren de stem van een arme duivel. Mijn hart, je vraagt tevergeefs, hier is er geen troost meer! Je bent verloren, voor eeuwig verloren! Wen maar aan de diamanten hardheid van de hel, aan het verwijderd zijn van God en aan de ontoereikendheid van al je vragen. Wat een huiveringwekkende gewenning zal dat worden. Op aarde was nog wel te wennen aan de gruwelen die ik op last van mijn hoofdman moest uitvoeren, maar toentertijd was ik een van alle menselijke opvoeding verstoken roofdier en had van geen enkele religie het flauwste idee. Pas toen ik heerser werd, leerde lezen en schrijven en bovendien in het bezit kwam van een geroofde Griekse bijbel, werd ik voor het eerst onderwezen in de leer over het bestaan van een almachtige God.
Hoofdstuk 22: Cado's aardse levensgeschiedenis. Verdere beproeving van zijn hart. De helse Minerva in de statiekoets. Cado's gewijde stenen ter verdediging. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Cado trekt nu een beteuterd gezicht en zegt bij zichzelf: 'De Godheid zij alle schepselen genadig, en als de hulp van de profeet Jezus, die een lieveling van de Godheid zou zijn, enige uitwerking zou kunnen hebben, zo helpe ook hij, want deze kwellingen zijn voor ieder levend wezen, zij het lichaam, ziel of geest, toch wel onuitsprekelijk zwaar. Overigens moet de wijze Minerva haar personeel niet al te vriendelijk hebben ontvangen, aangezien ze zo ontzettend begonnen te weeklagen. O grote, almachtige Godheid, ook al heb ik straf verdiend, laat mij toch een beetje genade voor recht wedervaren, want deze eeuwigdurende straf voor tijdelijke vergrijpen, hoe erg ze ook mogen zijn, is toch onevenredig wreed. Laat ons te gronde gaan, dan zijn wij voor eeuwig tevreden, want wie niet bestaat, vindt toch zeker alles goed. Ik heb U, almachtige God, vroeger toen ik nog niet de macht van die afschuwelijke pijnen had geproefd, wel willen tarten, maar daar ik nu een heel klein voorproefje van de eeuwigdurende helse pijnen heb ondergaan, is me werkelijk voor eeuwig iedere lust om me ooit tegenover U nog eens weerspannig te tonen, vergaan. Ik ben bepaald geen lafaard, maar wat te veel is, is te veel! Tevens dank ik U, grote almachtige Godheid, als allerarmste duivel voor zoveel genade, omdat U mij tot nu toe nog niet in die poel hebt geworpen. O, welk een smartelijke aanblik biedt toch deze angstaanjagende vuurzee. Welke onverdraaglijke pijnen moeten diegenen die onder haar witgloeiende golven begraven liggen, ondervinden.'
Hoofdstuk 21: Veranderde scène. Verleidelijke hellegeesten. Cado roept de genade en de hulp van de godheid in. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[15] Cado zegt: 'Wat ben je moedig, als je zo het hazenpad kiest! O, ik allerdomste duivel! Twee door en door eerlijke boden had de Godheid naar mij, slechterik, gestuurd en ik versmaadde hen! Nu zie ik mijn afschuwelijke ondergang en geen redder komt er meer naar me toe!' De hoofdman schreeuwt: 'Vlucht, anders ben je verloren, want deze stroom is verschrikkelijk en wie er door begraven wordt, is voor eeuwig begraven! Ik vlucht nu!' Bij deze woorden stormt de hoofdman ijlings de heuvel af.
Hoofdstuk 19: De helse hemel bestorming barst los. Vredesgeesten in de hoogte. Verschrikkelijke wending voor de scharen der duisternis. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[10] Ik zeg: 'Let nu allemaal goed op, want nu begint de eigenlijke jacht! Nu moet Miklosch, die een meer onbewogen geest heeft, maar verder vertellen hoe deze scène verloopt en wel zonder al die uitroepen van verwondering! Zo zij het!'
Hoofdstuk 19: De helse hemel bestorming barst los. Vredesgeesten in de hoogte. Verschrikkelijke wending voor de scharen der duisternis. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Cado zegt: 'Wel, nu weet ik genoeg om jullie in alle ernst te kunnen zeggen, dat ik Minerva ten zeerste veracht en van haar nooit en te nimmer enig eerbetoon zal aannemen. Zeg haar, dat ik weliswaar een uitgesproken vijand ben van een zekere jood Jes... ja, Jezus, juist, Jezus heet hij. En ik sta ook in menig opzicht min of meer vijandig tegenover zijn leer. Maar als ik deze verachte jodenprofeet als een ezel zou moeten dienen, ben ik daartoe veel eerder bereid dan om van jullie Minerva de hoogste eer aan te nemen! En nu verdwijn, jullie fraaie genieën! Maar kijk uit dat jullie dansvloer niet te heet wordt!' Zij zegt: 'Nou, wacht maar, daar wij je niet kunnen vermurwen, zul je Minerva zelf zien, maar door haar geen blik waardig gekeurd worden!' Waarop Cado zegt: 'O, dat zal me zeer aangenaam zijn, vooral dat laatste; begrepen?'
Hoofdstuk 21: Veranderde scène. Verleidelijke hellegeesten. Cado roept de genade en de hulp van de godheid in. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Na een poosje begint Miklosch weer te vertellen: 'Ach, dat is werkelijk in hoge mate tragikomisch! Uit de vuurzee, die nog steeds huiveringwekkend en met donderend geraas voortjaagt en waaruit een ontelbare hoeveelheid bliksemschichten schieten, verheffen zich nu talloze heel opgewekte gestalten. Van voren zien ze er echt lieftallig uit, maar op de rug gezien zijn het net halfvergane geraamten. Het golven van de gloeiende stroom lijkt hun niet in het minst te deren en de geweldig gloeiende hitte lijkt hun een hoogst aangenaam gevoel te geven. De bliksemschichten schieten door de vrolijke gestalten heen als water door een zeef, zonder hen ook maar in het minst te hinderen. Werkelijk hoogst merkwaardig! Ah, zij worden steeds talrijker en maken een plechtige reidans. Een van voren heel elegant ogende groep komt met sierlijke passen naar Cado toe, die deze verschijning heel aandachtig bekijkt, zonder er echter zichtbaar genoegen in te scheppen. Toch kijkt hij stomverbaasd en totaal verbluft naar de vele dansgroepen. Eén groep maakt nu vlak bij de heuvel gracieuze bewegingen en lijkt Cado te amuseren, want hij heeft hen al enkele keren met welgevallen toegelachen; de ruggen krijgt hij echter niet te zien.
Hoofdstuk 21: Veranderde scène. Verleidelijke hellegeesten. Cado roept de genade en de hulp van de godheid in. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Ik zeg: 'De oorzaak ligt daarin, dat zulke geesten ook bij hun beste voornemens en goede inzichten toch een hart hebben vol onreinheid, waaruit in de kamer van de wil onophoudelijk slechte dampen opstijgen, die steeds daar, waar het zwakke re deel van de wil een stap vooruit zou willen doen, een teruggang veroorzaken. Zo vergaat het immers ook velen op aarde: zij kennen het goede en het ware en nemen zich ook steeds voor het uit te voeren, maar op ogenblikken, waarop ze gewoonlijk het goede en ware willen opnemen in hun wil, protesteert hun vlees dan ook het meest; zij worden zwak en komen ondanks hun streven niet van hun plaats. Zodoende is de geest steeds gewillig, maar, het vlees zwak! Aan deze Cado hebben jullie nu een levend voorbeeld, hoe een mens of geest op eigen kracht niets vermag zonder Mij. Met Mij kan hij echter alles!'
Hoofdstuk 20: Ondergang van de hellemacht. Cado als overlevende toont betere gevoelens. De geest is gewillig, maar het vlees is zwak. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  1207 - 1208 - 1209 - 1210 - 1211 - 1212 - 1213 - 1214 - 1215 - 1216 - 1217 - 1218 - 1219 - 1220 - 1221 - 1222 - 1223 - 1224 - 1225 - 1226 - 1227 - 1228 - 1229 - 1230 - 1231 - 1232  ...