Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1223 van 1490

...  1211 - 1212 - 1213 - 1214 - 1215 - 1216 - 1217 - 1218 - 1219 - 1220 - 1221 - 1222 - 1223 - 1224 - 1225 - 1226 - 1227 - 1228 - 1229 - 1230 - 1231 - 1232 - 1233 - 1234 - 1235 - 1236  ...
[4] De reden dat moeder Maria en nog heel veel andere vrouwen hun hartstochtelijke liefde voor Mij hier in het paradijs niet op zo'n opvallende manier uiten, is daarin gelegen, dat zij als reeds lang zuiver hemelse wezens diezelfde liefde, waarvan deze Helena nu uiterlijk blijk geeft, innerlijk in zich dragen. Nu weet je genoeg! Ga nu wat naar de achtergrond, omdat zij anders haar hart niet de door Mij gewenste vrije loop kan laten!'
Hoofdstuk 10: Pater Cypriaan neemt aanstoot aan Helena’s stormachtige liefdesuiting. Geweldige donderwoorden tegen de aanmatiging van priesters. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Paulus zegt: 'Vriend, zulke praatje raken ons niet en wij zijn ook niet bang voor jou, maar laat je dit gezegd zijn: als je ons niet goedschiks volgt, zul je met onze macht kennismaken, want er is voor gezorgd dat jou op je roepen geen duivel te hulp zal komen. Overigens weten wij heel goed, hoe jij op aarde aan je rijkdom bent gekomen. Er waren heel wat hongerige duivels in jouw dienst en een leger grote, wilde honden, die je kasteel omringden. Deze vielen reizigers aan en hielden hen vast totdat jouw arme duivels kwamen en hen tegen een aanzienlijk losgeld van de beesten bevrijdden. Wel werd je vaak aangeklaagd, maar de aanklagers konden niets uitrichten omdat de rechters bij jou in dienst waren. We zouden je veel kunnen vertellen over je roverspraktijken, maar op de juiste plaats zul je al je onmenselijke gruweldaden voor je zien, en dan zal blijken of je er een afschuw van zult krijgen en er berouw over zult voelen. Zo ja, dan ben je nog te redden; zo niet, dan wordt de onderste hel jouw deel! En kom nu goedschiks met ons mee, anders zullen we geweld gebruiken!'
Hoofdstuk 13: Opdracht aan Petrus en Paulus om de voormalige bedoeïenenhoofdman Cado voor te leiden. De vergeefse liefdevolle poging van Petrus om de brutale geest voor zich te winnen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Helena zegt: 'O heilige Vader, zeg me dan hoe het zit met de hel, waarover de geestelijken op aarde heel wat meer preken dan over de hemel. Wie komt er eigenlijk in de hel? Bestaat er een, of bestaat er geen? Want kijk, liefste Heer en God Jezus, ik was op aarde toch zeker slecht genoeg; een echte Weense madelief zoals er geen tweede te vinden is. De paus met al zijn geestelijken hadden mij zonder genade of barmhartigheid naar de hel verdoemd. Ondanks al mijn slechtheid ben ik nu toch zalig bij U. Zo mogen nog velen hier in Uw heilige gezelschap zich verheugen in het eeuwige leven, van wie menige aartspapist op aarde gezegd zou hebben: 'Nee, deze kerels zijn zelfs voor de hel te slecht!' En kijk, zij zijn hier in Uw heiligdom en in hun hart loven zij Uw oneindige goedheid, wijsheid, macht en kracht! Hoe slecht moeten dan wel diegenen zijn die in de hel komen, als die inderdaad bestaat!'
Hoofdstuk 12: Dialoog tussen Helena en de Heer. Wezens en bewoners van de hel. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Ik zeg: 'Welnu, ga dan met deze engel mee; hij zal je dit hele museum als werkelijk waarachtig museum laten zien. Kom daarna weer hierheen en vertel aan allen wat je daarin hebt gezien en gehoord. Opdat je echter eerder met deze bezigheid klaar zult zijn, zul je aan de zijde van Mijn engel met werkelijk geestelijke tred lopen. Deze beweging heeft die snelheid, waarover jij op aarde vaak hebt gesproken. Je noemde haar de gedachtevlucht.' (Mij tot de engel wendend): 'Sahariël, zie je broeder Uraniël aan! Leid hem door deze wonderen van zijn ziel en toon hem ook zijn eerste aarde, waar ook jij vandaan bent gekomen. Het zij zo en zo zal het geschiede!'
Hoofdstuk 11: Wonderbaarlijke verandering van de zielengraven. Robert ontvangt zijn hemelse naam. De engel Sahariël als leider. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Als Robert nu in het kleed der onsterfelijkheid voor Mij staat, vraag Ik hem: 'Wel vriend en broeder Robert-Uraniël, hoe bevalt je dit gewaad en wat denk je van deze gedaanteverwisseling?' Robert-Uraniël zegt: 'Heer, enige, van de hoogste liefde vervulde Heilige Vader! Ik heb zo nu en dan op aarde vaag aangevoeld, dat er in het verloop van het leven soms ogenblikken zijn, die een mens doen verstommen en zelfs zijn gedachtegang doen stilstaan. Wil men daarover iets zeggen, dan vindt men geen woorden. Hoeveel temeer moet dat hier in het geestenrijk het geval zijn, waar het ene buitengewone wonder het andere overtreft. Daarom zult U, 0 Heer, mij wel vergeven, dat ik hier door te grote vreugde en liefde voor U bijna niet in staat ben iets te zeggen. Deze verheven gebeurtenis heeft zo plotseling plaatsgevonden, dat ik daardoor mijn evenwicht niet direct kan hervinden. Als U, Heiligste Vader, mij echter een beetje tijd wilt gunnen, zal ik over dit alles wel een woordje kunnen zeggen.'
Hoofdstuk 11: Wonderbaarlijke verandering van de zielengraven. Robert ontvangt zijn hemelse naam. De engel Sahariël als leider. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[10] De franciscaan trekt bij deze woorden een bedroefd gezicht en zegt bij zichzelf: 'Nee, zo streng had ik mij Hem nooit voorgesteld! Mijn God en mijn Heer, wat zal er van mij terecht komen als Hij mij de deur wijst? Ja, Hij heeft eeuwig gelijk; aan ons papisten deugt ook niets, maar wat komt er van ons terecht als Hij ons gelast om weg te gaan? Maar ik kan ook blijven, zei Hij ook. Ben ik echter ook in staat om te blijven, vrij van afgunst en ergernis? Helaas niet, maar het zal en moet anders worden! Ja, de Heer heeft vroeger eens gezegd, dat de mensen naar ziel en lichaam uit de gevallen en veroordeelde satan stammen, overeenkomend met een of ander deel van de vorst van de leugen. Ik zal vast uit zijn horens stammen, omdat mijn hart niets dan afstotelijke rommel te zien geeft, en nog andere delen zullen wel uit satans slechte hart stammen, omdat ze uit niets dan nijd, gierigheid, heerszucht, hoogmoed en een groot aantal soortgelijke duivelse eigenschappen lijken te bestaan. O Heer, drijf ook bij mij de satan uit!'
Hoofdstuk 10: Pater Cypriaan neemt aanstoot aan Helena’s stormachtige liefdesuiting. Geweldige donderwoorden tegen de aanmatiging van priesters. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Zou jij ook van Mij houden zoals zij, dan zou haar liefde jou niet ergeren en niet overdreven voorkomen, maar omdat jij veel armer bent aan waarachtige liefde dan deze hier, is haar grote rijkdom jou een doorn in het oog. Wat Mijzelf echter betreft, zeg Ik je, dat haar grote liefde voor Mij niet in het minst hinderlijk is, maar jouw opmerkingen beginnen Mij werkelijk een beetje te hinderen!
Hoofdstuk 10: Pater Cypriaan neemt aanstoot aan Helena’s stormachtige liefdesuiting. Geweldige donderwoorden tegen de aanmatiging van priesters. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Ik zeg: 'Ja, ja, dat verbaast je! En tegelijkertijd komt er wat ergernis in jou naar boven. Ik zeg je echter: het is niet goed, dat iemand zich aan Mij ergert. Wie Mij niet liefheeft zoals deze Helena, waarlijk, die zal maar een gering aandeel hebben aan Mijn rijk!
Hoofdstuk 10: Pater Cypriaan neemt aanstoot aan Helena’s stormachtige liefdesuiting. Geweldige donderwoorden tegen de aanmatiging van priesters. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Er was eens op aarde een groot meester in de schilderkunst, aan wiens schilderstukken alleen nog maar het leven zelf ontbrak, waardoor de voorgestelde onderwerpen ook tot levende werkelijkheid zouden zijn geworden. Het werk van deze meester trok uit alle delen van de wereld een grote menigte bewonderaars, waaronder ook menig talent, dat zich graag verder wilde bekwamen. Dat deed de meester plezier, en hij deed al het mogelijke om van deze jonge talenten iets te maken.
Hoofdstuk 9: Gelijkenis van de kunstschilder en zijn leerlingen. De liefdevolle, wijze les van de Heer brengt Helena weer tot haar hemelse bruidsliefde. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Kijk, vriend Cypriaan, net zoals de roomse bisschoppen op aarde nu beraadslagen, hoe zij hun oude positie van macht en aanzien toch in stand kunnen houden, terwijl hun minder gelegen is aan het werkelijke heil van Mijn volkeren, zo is er in jou ook nog zoiets echt rooms-katholieks, dat deze dochter van Mij om Mijn liefde benijdt en jouw hart daardoor met verborgen ergernis vervult. Daarom zei Ik tegen jou dat je je om die reden zou moeten terugtrekken naar de achtergrond, omdat jouw afgunst en jouw ergernis Mijn lieve dochter in haar liefde tot Mij van de wijs brengen. Gebieden wil Ik het je echter niet, omdat je tegenover Mij ook al enkele bewijzen van een ietwat gelouterde liefde hebt gegeven. Kun je blijven, blijf dan! Maar als jouw verborgen afgunst en ergernis je niet toestaan om te blijven, ga dan!'
Hoofdstuk 10: Pater Cypriaan neemt aanstoot aan Helena’s stormachtige liefdesuiting. Geweldige donderwoorden tegen de aanmatiging van priesters. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Wie beweert dat hij Mij liefheeft, maar daarbij jaloers is op andermans liefde voor Mij, is niet Mijn vriend en Mijn liefde nimmer waard! En wie zegt: 'Alleen op deze of gene boetvaardige manier kun je je verzekeren van Gods liefde en het eeuwige leven in de hemel', die is een leugenaar en hoort bij zijns gelijken in de hel! Want Ik ben de Heer en bemin wie Ik wil en ben genadig voor wie Ik wil en maak zalig wie Ik wil! Ik ben nooit gebonden aan een manier van doen, die door heers-, eer- en zelfzuchtige, vetgemeste profeten is uitgevonden en de zwakke mensheid in zware knechtschap houdt. Wee degenen die de stoutmoedigheid hadden Mijn liefde aan de mensheid uit te delen, alsof zij alleen het recht daartoe zouden hebben. Zij zullen spoedig heel drastisch in hun recht worden beknot!
Hoofdstuk 10: Pater Cypriaan neemt aanstoot aan Helena’s stormachtige liefdesuiting. Geweldige donderwoorden tegen de aanmatiging van priesters. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Als Helena een hele poos liefdedronken aan Mijn borst ligt, komt pater Cypriaan dichterbij en zegt: 'Die wil U, geloof ik, wel helemaal alleen in beslag nemen! Wat zal er hierna dan nog voor ons overblijven? Deze gemalin van Robert is op U, o Heer, helemaal smoorverliefd en dat lijkt me toch wel wat te ver gaan! Kijk, de allerzaligste maagd en nog heel wat andere hier aanwezige vrouwen beminnen U zeker ook boven alles, maar zij geven daar toch niet op zo'n heftige manier uiting aan. U bent weliswaar de Heer en ik wil U nooit ofte nimmer iets voorschrijven, maar een beetje eigenaardig komt mij dit gedoe toch wel voor, want zij bijt zich letterlijk in U vast! Nee, zo'n verliefd ding heb ik toch mijn hele leven nog niet gezien!. Ze houdt maar niet op!'
Hoofdstuk 10: Pater Cypriaan neemt aanstoot aan Helena’s stormachtige liefdesuiting. Geweldige donderwoorden tegen de aanmatiging van priesters. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Onder de vele leerlingen van deze meester waren sommigen met echt talent begaafd, maar zij hadden voor de niet te overtreffen grote kunst van hun meester zo'n enorm respect, dat zij het nauwelijks waagden om een penseel ter hand te nemen. Zij meenden namelijk, dat zij er zelfs met de grootste inspanning nog niet in zouden slagen om ook maar één atoom van de grootte van hun meester te bereiken. - De andere, minder getalenteerden, dachten echter: 'We weten wel, dat onze meester niet te evenaren is in zijn kunst en dat we aan hem niet kunnen tippen, maar we willen toch niet zo ver gaan met ons respect voor zijn kunst, dat we daarom niet meer zouden durven schilderen. Wij willen hem daarentegen heel toegenegen zijn en van hem leren zoveel we maar kunnen. Dat zal hem zeker meer plezier doen dan dat we in zijn kunstatelier alleen maar stomme bewonderaars van zijn werken zouden blijven. Het is immers ook een eerbetoon aan de grote meester als duizenden, enthousiast geworden door zijn grote werken, zich naar eigen vermogen beijveren om de grote meester op een of ander gebied te benaderen.' - Kijk, Mijn lieve Helena, zij die zich te zeer laten meeslepen door hun grote eerbied voor de grote meester, Ieren weinig of niets, terwijl de anderen zich door hun vlijt en ijver onder de leiding van de grote meester tot degelijke kunstenaars ontwikkelen.
Hoofdstuk 9: Gelijkenis van de kunstschilder en zijn leerlingen. De liefdevolle, wijze les van de Heer brengt Helena weer tot haar hemelse bruidsliefde. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Bij deze woorden springt Robert letterlijk van de piramide af en snelt zo vlug naar Mij toe, dat hij zelfs zijn mooie vrouw vergeet. Bij Mij aangekomen wil hij zich meteen aan Mijn voeten werpen en zijn hart helemaal voor Mij uitstorten. Maar Ik maak hem erop attent, dat hij deze keer Helena, zijn vrouw, heeft vergeten.
Hoofdstuk 8: Roberts vurige liefde tot God. Helena's goede rede. Haar schroom voor de allerheiligste. Hartversterkend antwoord van de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[15] Toen U mij de mooie Helena tot vrouw gaf, voelde mijn hart voor U eerder innige dankbaarheid dan echte liefde, en met nauwgezette gehoorzaamheid aan Uw geboden meende ik de volmaaktheid reeds werkelijk te bezitten. Maar hoe ver was ik toen nog van het ware doel verwijderd! Ja, ik wist niet eens zo goed, hoe men U vergeleken met Helena meer kon liefhebben dan haar, maar nu is het anders geworden. Ik hou slechts van U alleen boven alles en zie in deze liefde een heel nieuw leven ontwaken. O Heer en Vader, o Jezus, U mijn enige liefde!'
Hoofdstuk 7: Verslag over zijn onderwereld. De heilige inscripties op de treden van de piramide. Grote heilsleer en haar uitwerking op Robert. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  1211 - 1212 - 1213 - 1214 - 1215 - 1216 - 1217 - 1218 - 1219 - 1220 - 1221 - 1222 - 1223 - 1224 - 1225 - 1226 - 1227 - 1228 - 1229 - 1230 - 1231 - 1232 - 1233 - 1234 - 1235 - 1236  ...