Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 124 van 1088

...  112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137  ...
[3] IK zeg: "Ja, als je Mij niet verraad, dan kun je wel iets zeggen, want de geredden zullen met gespannen aandacht naar je luisteren!"
Hoofdstuk 240: Het getuigenis van Jarah over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] JARAH zegt: "Oh, maakt u zich maar zorgen over andere zaken! Mijn borst is sterk en kan wel wat verdragen. Kijk en luister dan! Zoals u heb ook ik al veel over de nieuw opgestane wonderheiland gehoord. Onze streek was steeds een der ongezondste van heel Galiléa, want iedere vreemde die erheen ging en zich daar maar een paar dagen ophield, werd altijd zo ziek, dat hij beslist niet meer verder kon reizen: Er waren er, die vaak langer dan een jaar daar moesten blijven; de eigen bevolking had er niet zo'n last van. Geheel kerngezonde mensen waren er niet veel, maar toch vond je er onder het eigen volk weinig waarvan gezegd kon worden dat ze ziek waren. Alle reizigers vermeden daarom zorgvuldig deze plaats, en wie niet door beslist noodzakelijke, dringende zaken daarheen werd gedreven, kwam zeker niet naar Genezareth.
Hoofdstuk 240: Het getuigenis van Jarah over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Toen ik voor het eerst hoorde over de bewuste Heiland uit Nazareth, begon ik heel innig tot de God van Abraham, Isaäk en Jacob te bidden, dat Hij de Heiland ook naar het zeer ongezonde Genezareth zou willen laten komen. En zie, ik werd weldra verhoord, want de Helland uit Nazareth kwam al vlug daarna naar Genezareth. En men zag een Heiland zonder medicijnen en vroeg zich heimelijk af: 'Hoe zal hij nu al die zieken genezen?' Maar Hij overtuigde ons maar al te gauw dat Hij slechts hoefde te zeggen: 'Ik wil, wees gezond!' en zie, in een oogwenk werden allen met wat voor verschillende geneeslijke of ongeneeslijk verklaarde ziekten zij ook behept waren, bliksemsnel zodanig genezen. dat er bij hen ook geen enkel spoortje meer van te ontdekken was, dat ze ooit ziek geweest waren! Lammen, blinden, doven, kreupelen, bezetenen, jichtlijders, melaatsen en nog vele met honderden andere kwalen behepten, dat maakte voor de Heiland niets uit, Zijn woord en wil genas hen allen. Julius, een Romein, is met honderden anderen daarvan getuige geweest.
Hoofdstuk 240: Het getuigenis van Jarah over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Ten laatste toonde Hij Zich ook volmaakt Heer en Meester over de natuur, want Hem gehoorzaamt water, lucht, vuur en aarde, en ik zou zelfs met alle zekerheid kunnen staande houden, dat zon, maan en al de sterren niet ongehoorzaam zouden kunnen zijn aan Zijn woord, want de engelen van de hemelen voegen zich naar Zijn wil.
Hoofdstuk 240: Het getuigenis van Jarah over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Als jij, lief en teer meisje, echter over je zeer merkwaardige heiland nog wat bijzonders weet te vertellen, vertel het dan! Wij zullen tot zonsopgang met de grootste opmerkzaamheid van de wereld naar je luisteren; want die man interesseert ons buitengewoon."
Hoofdstuk 241: Het oogmerk van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Kijk maar eens naar de jongeman die op de tweede plaats rechts naast mij zit en net met de hier rechts naast mij zittende zoon van de verheven Cyrenius zit te praten, - waarvoor houdt u deze jongeman?"
Hoofdstuk 242: Het wonder met de steen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] JARAH zegt, terwijl ze nu een beetje glimlacht en het hoofd schudt: "Mis, helemaal mis, beste vrienden! Kijk, dat is een zuivere aartsengel van God, die de beroemde Heiland uit Nazareth mij, uit het bijna door allen geziene enorme aantal engelen, na mijn geheel eigen keus gegeven heeft, om mij gedurende langere tijd te leiden, te leren - en te begeleiden! Maar als u dat niet op mijn woord kunt geloven, kom dan hier en overtuig u ervan met al uw zintuigen, want hij zal u voor enige ogenblikken ten dienste staan!"
Hoofdstuk 242: Het wonder met de steen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Na deze woorden staat de jonge FARIZEEËR op en gaat vol respect naar Jarah toe en zegt: "Wel, hoe overtuig je mij nu van de waarheid van wat je gezegd hebt?"
Hoofdstuk 242: Het wonder met de steen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] JARAH zegt: "Ga maar naar de jongeman, die Raphaël heet, hij zal u zelf overtuigen!"
Hoofdstuk 242: Het wonder met de steen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Eertijds toen Croesus, de koning der Lydiërs, oorlog tegen de Perzen wilde gaan voeren, was er hem veel aan gelegen vooraf te weten of de oorlog voor hem gunstig of ongunstig zou uitvallen. Wie moest hem daar echter uitsluitsel over geven? In gedachten zei hij bij zichzelf: 'Orakels zijn er genoeg; één ervan vertelt misschien wel de waarheid! Maar wie zal mij daarna kunnen vertellen welk orakel mij de waarheid heeft gezegd? Ha!' dacht hij verder bij zichzelf en hij zei: 'Ik zal de orakels vooraf aan de tand voelen en dan zal wel blijken welk orakel bruikbaar is!'
Hoofdstuk 1: Het orakel van Delhi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Als de opperpriester op een keer zegt: 'Vandaag zal de zon de hele dag niet schijnen!', dan mag geen lagere priester ook maar in de verste verte op die zonverlichte dag zich heimelijk een opmerking veroorloven, die aan zou geven dat de zon toch scheen. Dan was het voor een heel jaar uit! Niemand mag dan iets anders geloven dan: natuurlijk schijnt de zon op die dag niet, - ook al moest hij voor de vaak te warme stralen van de zon in de dichtste schaduw vluchten! Zegt de opperpriester: 'Vandaag zal er zeven uur lang alleen maar bloed door de beek Kidron stromen!' -wee dan degene, die na die uitspraak toch geen bloed zag stromen! Er komt een zieke naar de opperpriester en die zegt: 'Mijn zoon, je bent genezen, ga nu, offer je gave, en keer dan getroost naar huis terug!'; wel, de genezen mens is daarna nog net zo ziek en ellendig als eerst. Zegt hij echter: 'Vriend, ik ben nog net zo ziek als eerst en kan daarom geen offer geven!', o God, o God, wat zou hem dat slecht vergaan! Kortom, het woord van de opperpriester móet helpen en voor het helpen moet betaald worden, ook al is er van een werkelijke hulp niets te bespeuren. En wee degene, die zo'n hulp van niks ook maar het minst verdacht zou maken; nou, in diens huid kon je beter niet zitten!
Hoofdstuk 241: Het oogmerk van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Toen nam hij een lam en een schildpad, sneed beide in kleine stukken, deed ze bij elkaar in een ijzeren pot, legde er nog een ijzeren deksel op en liet het mengsel op het vuur koken. Maar tevoren zond hij onderzoekers naar Delphi, naar Abae in het land van Phookos, naar het oude Dodone, en ook naar Amphiaraos en Trophonios, om op de honderdste dag na hun vertrek uit Sardis aan de orakels te vragen, waar hij op dat moment mee bezig was; want dan zou hij bezig zijn om op de voornoemde wijze zijn lam en zijn schildpad te koken.
Hoofdstuk 1: Het orakel van Delhi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] 'Als eens een muildier, als koning, de Mediër zal gebieden, dan, lichtvoetige Lydiërs, vlucht naar de steenachtige Hermos! Treuzel niet, noch vrees voor de smaad van lafhartige haast!'
Hoofdstuk 1: Het orakel van Delhi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] 'Lydiër, hoewel een machtig vorst, toch dwaas van harte, verlang er niet naar de afgesmeekte stem der sprekende zoon in je paleis te horen! Daar zul je voorzeker meer baat bij hebben! Weet, dat hij pas op de meest ongelukzalige dag spreekt!'
Hoofdstuk 1: Het orakel van Delhi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Eens was ik in de gelegenheid om mensen uit Achter-Egypte te ontmoeten en door middel van een tolk met hen te spreken. Zij waren geheel naakt en bedekten zelfs hun schaamte niet. Zij hielden ons, Romeinen, voor hogere, hemelse wezens en verwonderden zich buitengewoon over de grote en schitterende gebouwen van Rome, over de mooie kleren en onze uitzonderlijke pracht. Zij hielden al onze menselijke produkten voor werken der goden en dachten ook dat wij dat waren. Zij vroegen mij of wij ook voortdurend de zon en de sterren, evenals de maan, beheersten en naar ons goeddunken bestuurden, of dat er voor dat werk soms nog andere goden waren.
Hoofdstuk 2: Over verschijningen van hogere hemelse wezens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137  ...