5587 resultaten - Pagina 124 van 373
... 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 ...
[1] De schriftgeleerde zei: 'Ergens diep in mijn hart heb ik het gevoel dat ik het begrijp; maar in mijn hoofd loopt alles nu door elkaar, en ik zie wel in dat dergelijke dingen alleen in het hart van de ziel, maar nooit met het hersenverstand begrepen kunnen worden. Maar Mozes heeft bevolen God te vrezen en altijd alleen Hem te aanbidden! Moet ik U nu niet meer vrezen en U op de voorgeschreven wijze aanbidden?'Hoofdstuk 86: Over het ware vrezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Wie in alles waarachtig is, heeft de ware vrees voor God in zijn hart; en wie die heeft, aanbidt God ook altijd en zoals het behoort. Want zoals de leugen een zeer grote ontering van God is, zo is de zuivere en levende waarheid ook een voortdurende, hoogste verering en geheel ware aanbidding van God. -Begrijp je dat nu?'
Hoofdstuk 86: Over het ware vrezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] Jij weet als schriftgeleerde toch ook wat God door de mond van een profeet tot het volk heeft gesproken, toen die zich in verband met de toenmalige benarde omstandigheden tot Hem had gericht, opdat Hij de beden van het volk zou verhoren: 'Ik ken jou en het volk, dat Mij met de lippen eert en bidt -maar hun hart is verre van Mij!' Zie, zo zal van nu af aan ook nooit een louter lippengebed verhoord worden, en al helemaal niet als het betaald wordt!
Hoofdstuk 86: Over het ware vrezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Wie Mij echter vol levend geloof in zijn hart om iets goeds zal bidden, zal ook krijgen waar hij om gevraagd heeft.
Hoofdstuk 86: Over het ware vrezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[14] De schriftgeleerde zei: '0 Heer en Meester, ik dank U in mijn hart voor deze troostende les van U, en ik geloof nu dat aan iemand die bidt volgens Uw wil, die U nu duidelijk hebt uitgesproken, ook ten deel valt waar hij om vraagt.
Hoofdstuk 86: Over het ware vrezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[16] Ik zei: 'Dat laatste beeld heb je ook helemaal naar waarheid en goed opgevat en daarmee heb je Mijn hart echt blij gemaakt. Als jullie dat allemaal zo doen, zal de volledige redding van jullie zielen van het juk van de materie van deze wereld en haar bekoringen niet lang meer op zich laten wachten.'
Hoofdstuk 88: Waar onophoudelijk bidden toe leidt De gelijkenis van de verdrukte weduwe en de hardvochtige rechter (Luc.18:1-8) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Bij heel veel gelegenheden heb Ik jullie de verschillende dingen, verschijnselen en gebeurtenissen goed, aanschouwelijk en grondig verklaard, zoals Ik dat ook gedaan heb voor andere mensen die een goede wil en een ontvankelijk hart hadden, Ik heb voor jullie ogen en oren de hele sterrenhemel zodanig onthuld, dat jullie nu wel weten wat onze zon, de maan, de planeten en de talloze andere sterren zijn en wat voor hoedanigheid ze hebben, en verscheidene ervan heb Ik jullie laten bezichtigen door jullie innerlijke geestelijke ogen te openen; en zo bezitten jullie nu in heel veel dingen al de zuiverste kennis.
Hoofdstuk 91: Het trapsgewijze reinigen van de wetenschap en haar toepassingen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] U wilt Zelf dat wij met ons onophoudelijke bidden en vragen werkelijk tot uitentreuren bij U moeten komen, voordat U ons verhoort, want daardoor wilt U dat ons vertrouwen in U aldoor en in toenemende mate geoefend wordt, waardoor wij uiteindelijk zo sterk kunnen worden dat wij onze eigen dag des levens, die Uw rijk in onszelf is, kunnen bereiken; daarin dragen wij dan als Uw kinderen in Uw geest en wil in het hart van onze ziel zelf iedere hulp en kracht en zullen we U verder niet aldoor lastig hoeven te vallen met bedelen in de nacht van ons leven. Want nu moet de mens m zijn zwakheid van zijn levensnacht hulp zoeken; maar als hij eenmaal door Uw genade zelf sterk en machtig is geworden, dan kan hij zichzelf?elpen! - Heer, heb ik het beeld dat U destijds gegeven hebt overeenkomstig de waarheld begrepen?'
Hoofdstuk 87: Het oefenen in geloof en vertrouwen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Zo zal Ik ook van tijd tot tijd mensen opwekken aan wie Ik alles wat er nu tijdens Mijn aanwezigheid is, gebeurt en gesproken wordt, via hun hart in de pen zal geven; wat dan slechts eenmaal geschreven is zal op een speciale vernuftige manier, die de mensen van die tijd goed zullen kennen, in de korte tijd van enkele weken en dagen in vele duizenden gelijkluidende exemplaren vermenigvuldigd en zo onder de mensen gebracht kunnen worden. En aangezien de mensen in die tijd vrijwel algemeen de kunst van het lezen en schrijven zullen beheersen, zullen zij die nieuwe boeken ook zelf kunnen lezen en begrijpen.
Hoofdstuk 94: De wederkomst van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Maar nu is het echt tijd geworden dat Ik met Mijn leerlingen verder moet reizen. want Ik zie waar Ik weldra moet aankomen. Jullie moeten daar met verdrietig om worden, want Ik verlaat jullie alleen maar wat Mijn zichtbare lichaam betreft; met Mijn alom werkzame geest blijf Ik echter bij jullie, zoals bij iedereen die in Mij gelooft, Mij liefheeft en volgens de leer die hij ontvangen heeft leeft en handelt. Als jullie nog een of andere twijfel in jullie hart bespeuren, wend je dan in je hart maar tot Mij, dan zal Ik jullie het antwoord op de tong leggen. Blijf dus in Mij, dan zal Ik in jullie blijven!'
Hoofdstuk 96: Het vertrek naar Kana De Heer in Kana - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Hierop beloofden allen Mij plechtig dat ze tot aan hun aardse levenseinde Mijn leer trouw in praktijk zouden brengen, Mij in hun hart zouden bewaren en tegen iedere vijandige benadering en boosaardige vervolging verdedigen.
Hoofdstuk 96: Het vertrek naar Kana De Heer in Kana - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] De waard zei: 'O beste Heer en Meester, die nood duurt bij mij al meer dan een jaar, en ik heb mij al verscheidene keren deels in mijn hart tot U gewend en deels heb ik dringend naar U geïnformeerd bij Uw broeders en bij Uw moeder, die tegenwoordig meestal in Kis verblijft; maar U leek de vrome wensen van mijn hart niet te horen en ook kon ik niet te weten komen waar U wellicht verbleef, en zo moest ik dan de grote nood van mijn huis in de naam van de almachtige God tot nu toe kalm verdragen. Ik ken weliswaar de reden niet waarom ik door God de Heer zo hard bezocht ben; maar nu vraag ik U, beste, goede Heiland, om mij te willen helpen.
Hoofdstuk 97: In de herberg te Kana (26.12.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Ja, in de tijd dat de Heer mij zo'n getuigenis gaf, was ik dat in Zijn ogen ook; want Hij alleen onderzoekt hart en nieren van de mens. Hij wist dus ook hoe het er met mij voor stond, en Hij zal ook weten hoe het er nu met mij voor staat.Als ik niet deug in Zijn gezelschap, heeft Hij ook meer dan genoeg macht om mij op staande voet te verwijderen. Hij alleen is de Heer en kan doen wat Hij wil, en niemand kan tegen Hem zeggen: 'Heer, waarom doet U dat?'; maar door iemand die helemaal mijn gelijke is laat ik mij echt niet graag terechtwijzen! Want ieder mens heeft zijn zwakheden en heeft genoeg met zichzelf te stellen om in de juiste orde te komen, en zolang hij nog met zijn eigen zwakheden te kampen heeft, moet hij zijn naaste met rust laten en zich niet vrolijk maken over diens gebreken, hem niet in het bijzijn van iedereen kleineren.
Hoofdstuk 98: De waard en Judas Iskariot - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[14] Maar iemand die nog door de zwakheden van zijn medemensen gekrenkt en beledigd kan worden, is nog niet doorgedrongen tot dat ware levenspunt, waar de Heer van hem zou willen of kunnen zeggen: Kijk, dat is een man naar Mijn hart!'
Hoofdstuk 98: De waard en Judas Iskariot - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[18] De waard zei: 'Vriend, als de Heer mij zo'n getuigenis zou geven, zou ik in mijn hart tegen Hem zeggen: 'O Heer en Meester van het leven, ik dank U, helemaal verpletterd door Uw heerlijkheid, dat U mij hebt laten zien wat een grote zondaar ik in Uw ogen nog ben; maar ik vraag U: betoon mij genade en barmhartigheid en drijf de duivel van hoogmoed, leugen en bedrog en ellendige zelfzucht uit mij, en vervul mij met de geest van de ware deemoed, zachtmoedigheid, zelfverloochening, de ware liefde voor U en onzelfzuchtige liefde voor mijn naaste!' En ik geloof dat de Heer zeker niet zou weigeren mij die genade te betonen, als ik Hem daar vanuit mijn volle levensernst om zou vragen.
Hoofdstuk 98: De waard en Judas Iskariot - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)