Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 124 van 1112

...  112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137  ...
[7] IK zeg: "Ja, beste vriend Marcus, Ik moet met Mijn wil overal, waar er een worden, zijn en bestaan is, van het grootste tot het kleinste, zeg maar oneindig gevarieerd de hand in het spel hebben. Anders zou de eindeloze ruimte maar al te snel zonder wezens zijn; en dus is het best mogelijk dat Mijn wil zich nu met jou zonen bezig houdt."
Hoofdstuk 187: Pleziervaart op zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] In Noach's tijd moest de gehele mensheid ten onder gaan, behalve Noach en zijn kleine familie; en toch waren toen de mensen lang zo slecht niet als ze nu over 't algemeen zijn. En omdat het merendeel van de mensen nu al zo slecht en verdorven is dat het haast niet erger kan, wil Hij Zich door hen nu Zelf ook nog laten mishandelen, in plaats van dat Hij hen, harder dan ten tijde van Sodom en Noach, zou kastijden! Kortom veel van wat Hij in goddelijk opzicht doet is nog onbegrijpelijker dan het grote onbekende!"
Hoofdstuk 187: Pleziervaart op zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] JOHANNES, die alleen maar aandachtig naar Simon Juda geluisterd had, zegt: "Als je het puur met het oog van de wereld bekijkt, kan ik daar niets tegen inbrengen, maar met het hart gezien ziet het er toch heel anders uit! Want de goddelijke wijsheid zal zich nooit of te nimmer aan de wijsheid van een mens aanpassen, ook al is hij nog zo wijs!
Hoofdstuk 188: De beperktheid van het menselijk begrip. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] SIMON JUDA zegt: "Jawel, jawel, je hebt helemaal gelijk en met geen mogelijkheid kan men daar iets tegen inbrengen! Maar het staat ook als een paal boven water, dat voor de denkende mens menig voorschrift van God juist de indruk geeft, alsof iemand in volle ernst zou willen beweren, dat twee vissen en twee vissen samen zeven vissen zouden zijn!"
Hoofdstuk 188: De beperktheid van het menselijk begrip. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Dan zeggen de op dit schip aanwezige drie LEERLINGEN tegen elkaar: "Vaak is er toch iets vreemds met onze Heer en Meester! Zo nu en dan spreekt Hij helemaal als de al ene, Heer van hemel en aarde, en dan gedraagt Hij Zich ook zo, maar bij andere gelegenheden is Hij helemaal mens en laat van Zijn goddelijkheid niets merken! Alles wat Hij spreekt en doet is weliswaar onbegrijpelijk wijs, maar dat Hij Zich ondanks al Zijn goddelijke macht en wijsheid binnenkort door de Farizeeën te Jeruzalem ten dode toe moet laten mishandelen, dat zou men toch zeker niet wijs kunnen noemen! Want wat voor baat heeft de mensheid uiteindelijk bij zo'n mishandeling? Die raakt daarmee op een dwaalspoor en zal zeggen: 'Kijk nu eens naar het lot van de machtige: hij valt tenslotte toch nog ten offer aan de nog sterkere! Hij, die doden opwekt en bergen verplaatst, zou toch ook in staat moeten zijn om met één woord de tempelknechten te vernietigen!?'
Hoofdstuk 187: Pleziervaart op zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] SIMON JUDA zegt: "Heer, U weet toch hoe zeer ik U liefheb, maar nu ik iets uit mijzelf zeg, geeft U mij toch op een tamelijk wrange manier een standje over wat ik gezegd heb. Daardoor durf ik nauwelijks nog meer iets hardop aan U te vragen! Hoewel ik alles met grote liefde en geduld van U aanneem, kan ik me toch niet tegen wat innerlijk heimelijk verdriet verzetten, omdat ik juist het slachtoffer ben van Uw strengheid!" -Dan draait hij zich om en kijkt met een enigszins weemoedige blik naar de zee.
Hoofdstuk 188: De beperktheid van het menselijk begrip. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] Mij lijkt het, alsof Hij wil, dat ieder mens eerst volkomen zich zelf moet vinden, voordat de Heer tenslotte Zijn al het leven voltooiende hand op hem legt, en met Zijn licht in het hart van de mens gaat wonen.
Hoofdstuk 188: De beperktheid van het menselijk begrip. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[18] Terwijl hij dat zegt, wendt Simon zich weer in Mijn richting en trekt een dankbaar gezicht omdat Ik dit door broeder Johannes aan zijn hart geopenbaard heb. Ik geef Simon echter een teken dat hij nu, omdat de zonen van Marcus beginnen het grote net in zee uit te zetten hen met zijn uitgebreide vakkennis moet helpen.
Hoofdstuk 188: De beperktheid van het menselijk begrip. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Terwijl de zonen. van Marcus, geholpen door Simon en nog enige in ons schip aanwezige leerlingen, bezig waren met het uitwerpen van het grote net, roeide uit de richting van Genezareth een groot vaartuig recht op ons af. Het kwam steeds dichterbij en toen het nauwelijks meer dan een paar vadem van ons verwijderd was, ontdekte een zoon van Marcus dat het een Romeins legerschip was, waarop zich een aantal soldaten bevond.
Hoofdstuk 189: Achting gepaard aan liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Toen Cyrenius dat hoorde was hij tevreden gesteld en keek heel gemoedelijk toe, toen de vissers het grote net in de zee begonnen uit te zetten. Het vulde zich zo snel met grote vissen, dat men genoodzaakt was naar de oever te varen. Toen wij na ongeveer een half uur aan de oever kwamen, op de plaats waar zich de in de zee omheinde grote visvijver bevond, werd aan alle zijden het grote net tegen de omheining van de vijver getrokken. In het net was zo'n groot aantal grote en prachtige exemplaren, dat al Mijn leerlingen, Marcus met al zijn kinderen en zelfs de bedienden van Cyrenius, ongeveer anderhalf uur bezig waren om al de gevangen vissen uit het net in de omheinde zeevijver te doen.
Hoofdstuk 189: Achting gepaard aan liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] JOHANNES zegt: "Kijk, broeder, wat betreft inzicht en levend, onwankelbaar geloof, ben jij onder ons duidelijk de sterkste, en volgens het getuigenis van de Heer een echte rots. Maar daarbij heb je toch tijden dat je te lijden hebt onder enig gevoel van eigenwaarde, en weet je, zo'n gevoel van eigenwaarde is enigszins verwant aan datgene wat men hoogmoed noemt! En dat zal het zijn wat de Heer met veel van Zijn deemoedigende opmerkingen ten opzichte van jou, bij je weg wil halen! Ik heb dat al bij verschillende andere gelegenheden waargenomen en zou het je al lang uit echte en oprechte broederliefde gezegd hebben, maar er deed zich geen goede gelegenheid voor. Omdat nu die gelegenheid er wel is, dacht ik daaraan en heb het je gezegd, zoals ik het al lang binnen in mij duidelijk heb gevoeld. Ik hoop dat je het in de goede zin der liefde, waaruit en waardoor ik het je heb gezegd, zult aanvaarden en niet boos op mij zult zijn!?"
Hoofdstuk 188: De beperktheid van het menselijk begrip. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Toen de vissen zich tenslotte in de vijver bevonden, krioelde het daarin vanwege het grote aantal vissen, want het waren er meer dan zevenduizend. De vijver was dermate vol dat er geen duizend meer bij hadden gekund. De oude Marcus wist van louter blijdschap nauwelijks wat hij deed. Zijn mond stond geen ogenblik stil van de dankbetuigingen.
Hoofdstuk 189: Achting gepaard aan liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] De zonen van Marcus hadden amper het net te drogen gehangen aan de voor dat doel op de oever verstevigde staken, of het grote Romeinse schip was al zo dicht bij de oever, dat men met de bemanning kon spreken. Zij verzochten de zonen van Marcus dringend om met een paar bootjes naar het grote schip te komen en de reizigers aan de oever te brengen, omdat het schip zelf door zijn grote diepgang niet helemaal aan de oever kon komen. De zonen deden dat meteen, en Mijn leerlingen verbaasden zich niet weinig toen zij tussen de vele Romeinse soldaten en andere burgers ook hoofdman Julius en vervolgens zelfs Ebahl met Jarah ontwaarden.
Hoofdstuk 190: Ontmoeting van Cyrenius en Julius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Cyrenius ontving Julius heel vriendelijk. Daar was hoofdman Julius heel aangenaam door verrast, want ten eerste had hij het hoogste Aziatische staatshoofd hier niet verwacht, en in de tweede plaats gedroeg Cyrenius zich tegenover zijn ondergeschikten meestal zeer formeel, hoewel volkomen rechtvaardig.
Hoofdstuk 190: Ontmoeting van Cyrenius en Julius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Cyrenius onderhield zich met Julius meteen over de misdadigers, en vroeg of Julius al een oordeel over hen geveld had. Want een eenmaal geveld oordeel was bij de Romeinen meestal onherroepelijk; alleen de keizer kon zo'n oordeel nog herroepen. Maar Julius had nog geen oordeel geveld en wilde dat pas in Sidon door opperstadhouder Cyrenius zelf laten doen. Daarom vroeg hij Cyrenius, nadat hij meegedeeld had welke misdaden de vijf roofmoordenaars en de politieke boosdoeners begaan hadden, om de misdadigers meteen volgens de wet te oordelen.
Hoofdstuk 190: Ontmoeting van Cyrenius en Julius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137  ...