Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 125 van 1112

...  113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138  ...
[7] CYRENIUS antwoordt Julius: "Je hebt heel goed en wijs gehandeld door deze booswichten nog niet te veroordelen! Ik zal ze echter ook niet meteen oordelen; want hier in de buurt bevindt zich iemand die nog hoger is en meer bevoegdheid heeft, en die zullen wij hier in deze zaak laten oordelen. Laat de misdadigers daarom goed bewaken tot deze machtige en wijze komt!"
Hoofdstuk 190: Ontmoeting van Cyrenius en Julius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] JULIUS zegt: "Hoogste gebieder over Azië! Bevindt de keizer zich dan soms ook op Aziatische bodem?"
Hoofdstuk 190: Ontmoeting van Cyrenius en Julius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Wie Jarah kent van de eerdere belevenissen in Genezareth, zal zich nog goed herinneren dat juist JARAH niet licht iemand een raak antwoord schuldig bleef, en daarom zei zij ook tegen Cyrenius: "Verheven heer en gebieder! Hoe kunt u nu net doen of u Hem niet kent en Hem om de een of andere waardeloze politieke reden bijzetten in de rij van de dode goden van Rome, -terwijl intussen Zijn goddelijke licht en Zijn genade oogverblindend uit uw hele manier van doen blijkt!?
Hoofdstuk 191: De hemelse manier van lesgeven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Mijn zoon Josoë is vaak zo heetgebakerd tegenover zijn mystieke meester, dat hij hem gewoon wegjaagt; maar de meester laat zich daardoor niet in het minst van de wijs brengen, houdt vast aan zijn er vaak duimendik bovenop liggende onzin, en laat pas op het eind wat licht doorschemeren. Daarom denk ik dat de knappe rabbi dat bij jouw dochter ook doet!"
Hoofdstuk 191: De hemelse manier van lesgeven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] EBAHL zegt: "Verheven gebieder, beslist niet terwille van het aanzien en het hoge ambt van Romeins burger, maar alleen voor de vrijheid die aan ieder Romeins burger gegeven is, neem ik uw voorstel aan! In mijn hart zal ik wel altijd een echte Jood blijven, -want men kan zich niet te weer stellen tegen de heilige overtuiging, dat het echte oude en ware Jodendom waarachtig uit de hemelen naar de mensen kwam, en dat alleen daarin het heil te zoeken en te vinden is. Maar ten opzichte van de buitenwereld wil ik net zo'n Romein zijn als iemand die midden in Rome uit een onbesproken Romeinse geboren is."
Hoofdstuk 192: Over de tempelschatting. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Bij het huidige transport van misdadigers naar Sidon zitten juist weer een paar opruiers, die heel zeker door de tempel voor hun werk betaald zijn. Het is wel zo, dat de schatplicht alleen in enige vorstendommen van Kanaän erg zwaar is, en dat de tempel alleen maar daar rechten heeft, waar Rome er schijnbaar nog achter staat. Maar de tempelpriesters stellen zich daarmee niet tevreden, overtreden de wet door valse oorkonden te tonen alsof deze nieuw uit Rome komen, en dwingen de Romeinse burgers op z'n minst de tiende te betalen. Ik heb vanmorgen nog de tiende van de vis af moeten geven, omdat ik anders alle mogelijke moeilijkheden met hen gekregen zou hebben.
Hoofdstuk 192: Over de tempelschatting. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] Het zou erg gewaagd zijn om met te zichtbaar uiterlijk geweld de tempel te bestoken, want het volk hangt eraan en houdt vooral in Judéa de priesters voor halfgoden en tussenpersonen tussen hun god en de mensen. Als men de tempel zichtbaar geweld aan zou doen, zou men zich ook meteen de hevigste opstand in Judéa op de hals halen. Daarom is er zeer veel voorzichtigheid nodig voor men werkelijk iets tegen de tempel wil ondernemen!
Hoofdstuk 192: Over de tempelschatting. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] Ja, hier in Galiléa en zeker in Genezareth, dat zich steeds in een uitzonderingstoestand bevindt, en waar het volk al erg verlicht is, kan men met goed gevolg tegen de zwarten te velde trekken; maar in Judéa gaat dat beslist niet! Daarom geldt: Als iets tegen de tempel ondernomen moet worden, moet eerst beraadslaagd worden!
Hoofdstuk 192: Over de tempelschatting. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Bij de wereldse rabbi's is en blijft de leerling lichamelijk en geestelijk altijd een slaaf van zijn rabbi, want hij kan alleen maar datgene leren wat zijn vaak lichamelijk en nog vaker geestelijk kreupele rabbi zelf kan en weet. Of het nu verkeerd of goed is, daar mag een leerling, wil hij geen straf krijgen, niet naar vragen! Waarom zal zo'n opgeblazen wereldse rabbi zich bekommeren om de geestelijke aanleg en kunde van zijn leerling?! Er is alleen maar sprake van: Vogeltje, eet of sterf! Kortom het onderwijs van deze tijd lijkt precies op een helm die op alle hoofden past, en een bed waarin alle mensen prettig moeten slapen! Reus Goliath zou raar opkijken als men hem een wieg als rustplaats aanwees!
Hoofdstuk 191: De hemelse manier van lesgeven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Ontroerd door de goedheid van de opperstadhouder, dankte EBAHL Cyrenius uit de grond van zijn hart en zei tot slot van zijn dankrede: "Waarlijk, zo'n eer had ik hier in de nabijheid van de stad Caesarea nooit verwacht! Van mijn kant zal deze brief ook voor de mensheid veel goeds te weeg kunnen brengen, en dat te meer, omdat de brief ook mij het recht en de keizerlijke volmacht geeft om van iedere rechtschapen Jood, een Romeins burger te maken, die dan ook weer net als ikzelf, alle rechten en voordelen van een Romeins burger krijgt. Reken maar dat onze omgeving binnenkort veel Romeinse burgers zal tellen, en de ontslagen van de Farizeeën uit deze provincies zullen zich vermeerderen als het gras in het voorjaar! Oh, dat zal heerlijk zijn!"
Hoofdstuk 192: Over de tempelschatting. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] De zeven politieke opruiers kun je wat lichter straffen, omdat hun misdaad geen belangrijke zaak betrof; aan hen deel je als oordeel mee dat ze een harde tuchtiging met roeden zullen krijgen, en laat hen daarna wat brood en water geven! Morgenochtend blijkt wel of hun straf achterwege kan blijven of niet!"
Hoofdstuk 193: De veroordeling van de misdadigers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] "Weet je" zeg IK tegen Julius, "dat komt door de kwade geesten in hen! Die zullen de grote angst nauwelijks tot morgen verdragen en zullen zich, zoals Ik gezegd heb, voor het grootste deel uit de voeten maken, en wij zullen morgen de mensen gemakkelijk helemaal kunnen verlossen."
Hoofdstuk 193: De veroordeling van de misdadigers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] IK zeg: "Ongetwijfeld, want zonder volledig onderricht kunnen zij in geen geval vrijgelaten worden! Ook de zeven niet, want een mens raakt de zonde niet zo snel kwijt, als de snelheid waarmee hij zich daaraan heeft overgegeven! Voor de vijf zal een periode van een ongeveer jaar voldoende zijn, en voor de zeven een half jaar. - En laten we dan nu in alle rust blij het nachtmaal tegemoet zien!"
Hoofdstuk 193: De veroordeling van de misdadigers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] JARAH richt zich echter meteen op en zegt: "Luister eens, beste oude vriend! Wie Hem eenmaal vast heeft, mag Hem nooit meer loslaten; want laat hij Hem los, dan heeft hij daarmee ook zijn eeuwige leven losgelaten en het daardoor voor altijd verloren. Dat wat ik lichamelijk doe, dat moesten jullie allen in je hart doen, zoals ik het ook merendeels in mijn hart doe!
Hoofdstuk 194: De wijze toespraak van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] JOSOË zegt: "Dat betekent, dat er in de hemel geen materie binnen kan komen. Daarom lost deze engel iedere stoffelijke spijs vooraf op in iets geestelijks en neemt daarvan dan alleen het zuiver geestelijke op. De jongeman is een zuiver geestelijk mens uit de hemelen en is als zodanig ook een beeld van de hemel op heel kleine schaal. 'De spijzen komen overeen met ons wereldse mensen, nu nog begraven in onze materie. Die materie is weliswaar, net als deze spijzen, al goed voorbereid aan de vuurhaard van deze grote meester, die ons dat geleerd heeft en Zich lichamelijk nog onder ons bevindt, - maar toch kunnen wij met deze lichamen van ons niet het hemelrijk binnengaan.
Hoofdstuk 195: Materie en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138  ...