Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1245 van 1490

...  1233 - 1234 - 1235 - 1236 - 1237 - 1238 - 1239 - 1240 - 1241 - 1242 - 1243 - 1244 - 1245 - 1246 - 1247 - 1248 - 1249 - 1250 - 1251 - 1252 - 1253 - 1254 - 1255 - 1256 - 1257 - 1258  ...
[18] Iedereen kan hieruit gemakkelijk de gevolgtrekking maken hoe blind zo'n onderzoeker moet zijn, als hij middenin een oneindig bestaan, waarin van niet-zijn geen sprake is, zich tenslotte met een volkomen onmogelijk niet-zijn kan troosten.
Hoofdstuk 36: 'En nadat Hij het boek had opgerold en aan de dienaar teruggegeven, ging Hij zitten, en de ogen van allen in de synagoge waren op Hem gericht' (Luk. 4 : 20) - Jakob Lorber - Bijbelteksten en hun verborgen betekenis
[1] 'Maar Ik ken u, dat u de liefde van God niet in uzelf hebt' Dit vers past helemaal precies voor het slot van deze uitleggingen.
Hoofdstuk 37: 'Maar Ik ken u, dat u de liefde van God niet in uzelf hebt' (Joh.5:42) - Jakob Lorber - Bijbelteksten en hun verborgen betekenis
[12] Deze mensen wegen nog altijd de diamanten en kiezelstenen samen op één weegschaal. Maar waartoe het gewicht van de kiezelstenen naast dat van de diamanten? Waarom met verbazing staren naar waardeloze dingen die van ver komen en aan het goud in eigen huis onverschillig voorbijgaan?
Hoofdstuk 37: 'Maar Ik ken u, dat u de liefde van God niet in uzelf hebt' (Joh.5:42) - Jakob Lorber - Bijbelteksten en hun verborgen betekenis
[13] Het is niet genoeg dat men de waarde van het goud kent maar men moet het goud ook tegenover het waardeloze, al komt dat van ver weg, op haar hoge waarde weten te schatten. Dat kan alleen degene, die de volkomen liefde heeft; wie echter om deze heen en weer zweeft, kan dat nog niet en zal het ook nog lang niet kunnen. Daarom zal het hem vergaan als de Joden, die ook niet de Heer van een heel gewoon mens vermochten te onderscheiden.
Hoofdstuk 37: 'Maar Ik ken u, dat u de liefde van God niet in uzelf hebt' (Joh.5:42) - Jakob Lorber - Bijbelteksten en hun verborgen betekenis
[16] (De hier volgende 'geestelijke wenk' werd oorspronkelijk aan het slot van dit boek geplaatst. Omdat deze vermaning echter wezenlijk bijdraagt tot een beter begrip van het geheel, is zij hier aan het begin gegeven. De uitgever.)
Hoofdstuk 0: Woord vooraf - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[18] 'Wie deze speciaal beschreven taferelen uit het hiernamaals gelovig ter harte neemt, zal kunnen begrijpen, hoe het er met de mens na het afleggen van het aardse lichaam in het rijk der geesten uitziet en zal zich daarnaar kunnen richten. Een wereldmens echter zal deze evenals trouwens de hele Heilige Schrift, ongelovig verwerpen als een dwaas verhaal van een schrijver zonder verstand. Dat maakt werkelijk niets uit, want binnenkort zal hij immers toch daar aankomen, waar niemand buiten Mij hem zal kunnen helpen.
Hoofdstuk 0: Woord vooraf - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[20] Hoewel door deze onthulling de geestenwereld nagenoeg volledig is belicht wat betreft de zeer verschillende wijzen waarop zielen en geesten aan gene zijde geleid worden, moet u dit niet zien als een algemeen geldend geval van leiding. Dit is een speciaal en individueel geval van leiding, dat enkel de reiniging en voleinding van Martinus ten doel heeft. Nochtans zijn alle beschreven taferelen die zich rond Martinus afspelen als een gesloten geheel te beschouwen.
Hoofdstuk 0: Woord vooraf - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Zie, daar zijn we al en kijk, daar ligt onze man nog op zijn bed. Want zolang er nog warmte in het hart is, scheidt de engel de ziel niet van het lichaam. Deze warmte is de zenuwgeest die eerst geheel door de ziel moet worden opgenomen, voordat de algehele scheiding plaats kan vinden.
Hoofdstuk 1: Het aardse einde van de oude bisschop en zijn aankomst aan gene zijde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] Maar nu heeft de ziel van deze man de zenuwgeest al volledig in zich opgenomen en de engel scheidt zojuist de ziel van het lichaam met de woorden: 'Ephata', dat betekent: 'ziel, open u; maar stof daal af in je vergankelijkheid om te worden ontbonden door het rijk van de wormen en verrotting. Amen.'
Hoofdstuk 1: Het aardse einde van de oude bisschop en zijn aankomst aan gene zijde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Onze man is niet weinig verbaasd over deze wonderlijke geschiedenis en zegt tot zichzelf: 'Wat zullen we nu hebben? Waar ben ik? Leef ik nog, of ben ik gestorven? Want ik was erg ziek en het kan best mogelijk zijn, dat ik mij al onder de overledenen bevind! - Ja, ja, om Godswil, zo zal het wel zijn! - O, heilige Maria, heilige Jozef en heilige Anna, mijn drie grootste toe verlaten, kom en help mij naar het rijk van de hemelen!'
Hoofdstuk 1: Het aardse einde van de oude bisschop en zijn aankomst aan gene zijde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] Nog krachtiger wordt dezelfde roep voor de derde maal herhaald, - echter ook deze keer tevergeefs!
Hoofdstuk 1: Het aardse einde van de oude bisschop en zijn aankomst aan gene zijde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Ik heb nog wel steeds mijn vaste geloof. Of dit echter onder deze omstandigheden zo vast zal blijven, daar kan ik niet voor instaan!
Hoofdstuk 2: Bisschop Martinus' verveling en vereenzaming en zijn nadenken over iets wat afwisseling kan geven - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Als ik niet zo'n vast geloof had, dan stond ik allang niet meer op deze vervelende plek. Slechts mijn domme geloof houdt mij hier. Maar lang zal dat niet meer duren! Zou ik hier soms nog enige miljoenen jaren langer rondhangen als een struikrover, om na afloop van zo'n huiveringwekkend lange tijd net zo weinig bereikt te hebben als tot nu toe? Dan zou ik toch een dwaas zijn! Is het dan niet genoeg, dat ik op aarde voor nar heb gespeeld en dat helemaal voor niets? Daarom zal ik aan deze vruchteloze komedie hier gauw een eind maken!
Hoofdstuk 2: Bisschop Martinus' verveling en vereenzaming en zijn nadenken over iets wat afwisseling kan geven - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Op de wereld werd ik voor deze domheid nog eerlijk betaald en het loonde de moeite daar een nar te zijn. Maar nu het alles niets om het lijf heeft, zoals uit mijn ervaring van miljoenen jaren blijkt, zal ik gauw aan die dwaasheid een eind maken!'
Hoofdstuk 2: Bisschop Martinus' verveling en vereenzaming en zijn nadenken over iets wat afwisseling kan geven - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] Kijk, nu zal hij spoedig deze plaats verlaten, nadat de engel die enkele uren van zijn verblijf hier voor zijn gevoel in miljoenen jaren had veranderd. Nog steeds staat onze man stokstijf op hetzelfde punt en kijkt enigszins schuchter om zich heen, om als het ware een weg uit te zoeken, waarop hij verder wil gaan. Nu valt hem in de verte, westwaarts, een punt op, waar zich daar iets schijnt te bewegen. Daardoor wordt hij zichtbaar nerveus en begint weer met zichzelf te redeneren:
Hoofdstuk 2: Bisschop Martinus' verveling en vereenzaming en zijn nadenken over iets wat afwisseling kan geven - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  1233 - 1234 - 1235 - 1236 - 1237 - 1238 - 1239 - 1240 - 1241 - 1242 - 1243 - 1244 - 1245 - 1246 - 1247 - 1248 - 1249 - 1250 - 1251 - 1252 - 1253 - 1254 - 1255 - 1256 - 1257 - 1258  ...