Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1248 van 1490

...  1236 - 1237 - 1238 - 1239 - 1240 - 1241 - 1242 - 1243 - 1244 - 1245 - 1246 - 1247 - 1248 - 1249 - 1250 - 1251 - 1252 - 1253 - 1254 - 1255 - 1256 - 1257 - 1258 - 1259 - 1260 - 1261  ...
[12] Kijk, nu begint hij te lopen en de engel Petrus volgt hem onzichtbaar. 'Gaan' in de geestenwereld betekent - 'van gedachten veranderen' en zoals deze veranderen, verandert ook schijnbaar de omgeving. Wij zullen nu spoedig zien welke kant onze man op zal gaan.
Hoofdstuk 9: Verdere beproeving van bisschop Martinus' geduld en zijn galgehumor - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] Deze zichtbaar toenemende duisternis wekt bij hem enige verbazing, maar weerhoudt hem er niet van zijn pas er in te houden. De oorzaak daarvan is zijn geringe inzicht en het ontbreken van bijna alle geloof. Wat nog aanwezig is, dat zijn verkeerde argumenten tegen het zuivere woord van het evangelie, dus je reinste antichristendom en een op de achtergrond onder een humoristische dekmantel verborgen sektenhaat.
Hoofdstuk 10: Bisschop Martinus op dwaalwegen - Wenken van de Heer over geestelijke toestanden en de beelden die daarmee overeenkomen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Vandaar dat deze bisschop naar het steeds donkerder wordende westen gaat; vandaar de slechts hier en daar met mos bedekte grond, die de dorheid en de schrale en geringe aanwezigheid van Mijn Woord in het gemoed van deze man aanduiden. Daarom ook die steeds toenemende duisternis, omdat het in het geheel niet gerespecteerde en nog minder opgevolgde Woord van God, (waarvoor dergelijke bisschoppen zich alleen pro forma buigen in hun rode en gouden gewaden) zich in hem nooit tot die levende warmte heeft ontwikkeld, waaruit dan het heerlijke licht van de eeuwige morgen voor de geest had kunnen te voorschijn komen.
Hoofdstuk 10: Bisschop Martinus op dwaalwegen - Wenken van de Heer over geestelijke toestanden en de beelden die daarmee overeenkomen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Deze angst is niets anders dan het door de geest betreden van een bodem die al zeer moerassig is en waar niemand meer de moed heeft met zijn weinige inzicht en besef de onbestemde diepte van zo'n moeras te peilen, uit angst dat hij naar de bodemloze diepte zal wegzinken.
Hoofdstuk 10: Bisschop Martinus op dwaalwegen - Wenken van de Heer over geestelijke toestanden en de beelden die daarmee overeenkomen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Wel is hem alles ontnomen wat hem daaraan kon herinneren: het boek, de weide, de steen (des aanstoots) alsmede de schapen en lammeren, die voor hem eens op aarde zeer betoverend en bekoorlijk waren en hem veel genot verschaften. Daarom toonde de engel Petrus hem deze ook hoofdzakelijk, om zijn zwakheden te onthullen en hem er daardoor meer van los te maken.
Hoofdstuk 10: Bisschop Martinus op dwaalwegen - Wenken van de Heer over geestelijke toestanden en de beelden die daarmee overeenkomen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] Een ieder van jullie moge echter zijn geheime, domme, wereldse neigingen nauwkeurig onderzoeken, opdat hij na korte of lange tijd niet op dezelfde treurige weg van deze wandelaar zal komen!
Hoofdstuk 10: Bisschop Martinus op dwaalwegen - Wenken van de Heer over geestelijke toestanden en de beelden die daarmee overeenkomen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Welnu, onze man heeft reeds de zee bereikt; geen enkel landtongetje onderbreekt nu ergens meer het eindeloze watervlak van deze zee, wat zijn oorzaak vindt in het grenzeloze onbegrip van deze man en in dit overeenkomstige beeld uitgedrukt wordt. Ook duidt het die toestand bij de mens aan, waarin hij zich hoegenaamd geen voorstelling kan maken van wat dan ook en letterlijk zo volkomen verdwaasd is, dat al zijn begrippen chaotisch in een zee van onzin samenvloeien.
Hoofdstuk 11: De benauwde toestand van onze wandelaar; zijn verdere monoloog en zijn ergernis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Luister 'nu weer naar hemzelf om te horen wat voor onzin hij uitkraamt, opdat men herkennen kan hoe het niet alleen deze man, maar nog talloze mensen vergaat die alles in hun hoofd hebben, in hun domme inbeelding, maar weinig of niets in hun hart bezaten en nog bezitten! Luister nu, hij begint te spreken:
Hoofdstuk 11: De benauwde toestand van onze wandelaar; zijn verdere monoloog en zijn ergernis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Door Mijn genade zijn natuurlijk wel vele dingen mogelijk die in de gewone gang van zaken onmogelijk zouden zijn. Daarom moeten jullie juist bij deze man in de praktijk bekijken hoever hij kan komen met wat er in hem is, en wat tenslotte in het uiterste geval Mijn genade nog kan bewerkstelligen zonder de vrijheid van de geest geweld aan te doen! Die genade zal ook deze man ten deel vallen, daar hij eenmaal heeft gebeden om Mijn helpende hand! Ik kan hem echter niet eerder uitsluitend door de kracht van Mijn genade helpen, dan wanneer hij al zijn fouten en verborgen boosheid uit zich heeft verwijderd, wat door de dichte, duistere toestand die hem omgeeft wordt aangeduid.
Hoofdstuk 10: Bisschop Martinus op dwaalwegen - Wenken van de Heer over geestelijke toestanden en de beelden die daarmee overeenkomen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] Nu richten wij onze ogen weer op de wandelaar. Langzaam en met behoedzame stappen gaat hij weer voorwaarts, bij iedere tred proberend of de grond wel sterk genoeg is om hem te dragen. Want de grond wordt nu hier en daar drassig en moerasachtig, wat betekent dat al zijn onjuiste en ongefundeerde opvattingen in een ondoorgrondelijke zee van geheimen zullen uitmonden. Daarom stoten zij nu reeds op verschillende kleine, mysterieuze poelen in de steeds toenemende duisternis. Een toestand die reeds op de aarde bij veel mensen is waar te nemen, zodra iemand met meer wijsheid met hen begint te spreken over het leven van de geest en de ziel na de dood. Direct proberen zij zich hieraan te onttrekken door op te merken, dat zo'n gesprek verward, treurig en ontstemd zou maken, en dat de mens, als hij veel over deze dingen zou nadenken, er gek van zou worden.
Hoofdstuk 10: Bisschop Martinus op dwaalwegen - Wenken van de Heer over geestelijke toestanden en de beelden die daarmee overeenkomen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] (BISSCHOP MARTINUS:) 'Zo, zo, zo - nu, dit is een fraaie boel. O, wat een vervloekt hondenleven! Minstens tien miljoen aardse jaren moest ik als een arme ziel in deze nacht en volle duisternis ronddolen om in plaats van aan het gewenste doel bij een zee aan te komen, die mij zonder scrupules voor alle eeuwigheid zal verslinden!
Hoofdstuk 11: De benauwde toestand van onze wandelaar; zijn verdere monoloog en zijn ergernis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Dat zou me een mooi 'Requiescant in pace, et lux perpetua luceat eis!' (* 'Opdat zij rusten in vrede, en het eeuwig licht hen verlichte!') zijn. Op de wereld zullen zij mij deze heerlijke hymne zeker vaak genoeg hebben nagezongen. Voor de wereld rust ik nu wel eeuwig en mijn as wordt nog ergens door een zon beschenen of door een fosforiserend schijnsel van ontbinding in het graf; maar ik, ik, het eigenlijke ik - wat is er van mij geworden?
Hoofdstuk 11: De benauwde toestand van onze wandelaar; zijn verdere monoloog en zijn ergernis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] Ik ben weliswaar nog geheel dezelfde die ik was; maar waar, waar ben ik, waar ben ik terecht gekomen? Hier sta ik op de brokkelige, uiterste punt van een smalle landtong - wanneer men deze bodem tenminste nog land kan noemen - en rondom mij is een duistere nacht en een oneindig ondoorgrondelijke zee!
Hoofdstuk 11: De benauwde toestand van onze wandelaar; zijn verdere monoloog en zijn ergernis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Want zou iets in deze eindeloos domme geestenwereld mij kunnen doden, dan zou het op de eerste plaats toch die verschrikkelijke honger zijn, die mij reeds vele miljoenen aardse jaren ontzettend plaagt. Zou ik niet een hoogstwaarschijnlijk zeer ijle ziel zijn, dan had ik mijzelf allang als een weerwolf tot op het laatste teenkootje opgevreten. Maar ook dat is dus zinloos!
Hoofdstuk 11: De benauwde toestand van onze wandelaar; zijn verdere monoloog en zijn ergernis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Wanneer deze zee mij nu naar alle waarschijnlijkheid weldra zal verslinden, hoe zal het mij dan in deze eindeloze vissenwereld vergaan? Hoeveel haaien zullen mij daarin verslinden en hoeveel andere monsters zullen mij met hun tanden verscheuren en opvreten en mij daardoor de grootste pijn aandoen, maar mij nochtans eeuwig niet kunnen doden. O, wat een heerlijk vooruitzicht voor de eeuwige toekomst!
Hoofdstuk 11: De benauwde toestand van onze wandelaar; zijn verdere monoloog en zijn ergernis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  1236 - 1237 - 1238 - 1239 - 1240 - 1241 - 1242 - 1243 - 1244 - 1245 - 1246 - 1247 - 1248 - 1249 - 1250 - 1251 - 1252 - 1253 - 1254 - 1255 - 1256 - 1257 - 1258 - 1259 - 1260 - 1261  ...