Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1249 van 1490

...  1237 - 1238 - 1239 - 1240 - 1241 - 1242 - 1243 - 1244 - 1245 - 1246 - 1247 - 1248 - 1249 - 1250 - 1251 - 1252 - 1253 - 1254 - 1255 - 1256 - 1257 - 1258 - 1259 - 1260 - 1261 - 1262  ...
[11] Misschien waren die schapen en lammeren wel een soort geestelijke sirenen (**Verlokkende zeemeerminnen uit de Griekse sagenwereld).en hebben zij mij onzichtbaar hier naar toe gelokt om mij hier te verscheuren en op te vreten? Het lijkt al bijna niet meer waar, dat ik hen ooit miljoenen aardse jaren geleden heb gezien; maar nochtans is zoiets niet geheel onmogelijk in deze onbegrijpelijk domme geestenwereld, waar men duizenden jaren voortleeft zonder buiten zichzelf iets te zien, te beoordelen en te herkennen, zonder iets te doen, behalve dan met zichzelf duizenden jaren lang waardeloze en vruchteloze gesprekken voeren als één van de grootste dwazen op aarde.
Hoofdstuk 11: De benauwde toestand van onze wandelaar; zijn verdere monoloog en zijn ergernis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] Ik begrijp alleen niet, dat ik niet meer angst heb in deze voor mij beslist wanhopige toestand? Ik ben in feite meer kwaad dan angstig; maar omdat ik niemand heb op wie ik mijn gerechtvaardigde toorn kan richten, moet ik die maar verbijten als verschaalde azijn.
Hoofdstuk 11: De benauwde toestand van onze wandelaar; zijn verdere monoloog en zijn ergernis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] Ik denk trouwens, dat zelfs wanneer God, als Hij bestaat, nu bij mij kwam, mijn verschaalde azijn weer vers zou worden. Ik zou mij duchtig kunnen vergrijpen aan zo'n Schijngod, als Hij bestaat, omdat Hij de vergankelijke wereld met talloze heerlijkheden uitrustte, maar deze onvergankelijke wereld slechter bedacht dan een barbaarse tiran van een stiefvader zijn gehate stiefkinderen, die buiten hun schuld waren geboren en jammer genoeg zijn stiefkinderen zijn geworden!
Hoofdstuk 11: De benauwde toestand van onze wandelaar; zijn verdere monoloog en zijn ergernis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[15] Want dat moet toch zelfs een blinde kunnen inzien, dat elk 'zijn' en bestaan een of ander doel moet hebben; ik ben toch ook een 'zijn' en besta zonder dat ik er iets aan kan doen! Ik leef, ik denk, ik voel, ik ondervind, ik ruik, ik proef, ik zie, ik hoor, ik heb handen om te werken en voeten om te lopen, een mond met tong en tanden, en - een lege maag; maar deze God mag mij zeggen: waarvoor? Waartoe miljoenen aardse jaren dit alles te bezitten, en nooit te gebruiken?
Hoofdstuk 11: De benauwde toestand van onze wandelaar; zijn verdere monoloog en zijn ergernis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] Daar aan de overkant van deze eindeloze zee zal wel weinig levends meer zijn - maar waarschijnlijk wel onmetelijk ver achter mijn rug. Als ik maar terug kon, dan zou ik dit willen proberen en ze opzoeken. Jammer genoeg ben ik hier zo door water omringd en ingesloten, dat een terugkeer bijna onuitvoerbaar lijkt.
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Maar ik kan toch niet alleen zijn? Die vele duizend maal duizend miljoenen mensen van de aarde die net zoals ik werden geboren, geleefd hebben en weer zijn gestorven, waar zijn die dan terecht gekomen? Hebben zij helemaal opgehouden te bestaan, of hebben zij op de talloze plaatsen van de totale oneindigheid - eindeloos ver van elkaar verwijderd - evenals ik eenzelfde droevig lot? Dat lijkt mij wel het meest waarschijnlijk, want mijn vroegere gids en daarna die mooie schapen en lammeren waren toch een zeker bewijs, dat er in deze eindeloze wereld nog ergens mensen bestaan. Maar waar, waar, waar? Dat is een andere vraag!
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] Hé daar, hé daar! Help mij! Hier wacht al een eindeloze tijd een ongelukkige bisschop, die ooit in de wereld de grote mijnheer heeft uitgehangen, maar nu in deze geestenwereld in de grootste armzaligheid is weggezonken en zich niet meer kan redden en zich geen raad weet! O God, o grote, almachtige God, als U werkelijk bestaat, help mij, help mij!'
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] De bisschop ziet echter alleen Mij als de Schipper; de engel Petrus ziet hij nog steeds niet, daar deze voortdurend achter hem loopt. Hij gaat met een allervriendelijkst gezicht recht op Mij af en zegt:
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] 'Welke God of andere goede geest regelde het, dat jij met jouw schip op deze reusachtig grote zee juist hierheen verdwaalde of opzettelijk hierheen koerste, waar ik een ondenkbaar lange tijd op redding wachtte? Ben jij misschien een loods in deze geestenwereld of een reddingswerker? Mensen zoals jij moeten hier ongelooflijk zeldzaam zijn, omdat ik al sinds onheuglijk lange tijden niet het geringste spoor van de een of andere mens ontdekt heb!
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] O, vriendelijke en lieve vriend! Jij lijkt mij veel beter van aard te zijn dan degene die eeuwen geleden zichzelf als gids in deze wereld aan mij opdrong om mij op de juiste weg te brengen. Maar dat was me een leider non plus ultra*! (* Onovertreffelijk ) God de Heer moge hem vergeven; want het ging steeds slechter gedurende de korte tijd dat hij mij leidde!
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] Eerst moest ik mijn bisschopsgewaad, dat ik God weet hoe van de aarde heb meegenomen, afleggen en daarvoor in de plaats deze boerenkleding aan trekken, die wel van de allerbeste stof gemaakt moet zijn, anders zou ze zelfs bij mijn rustige gedrag onmogelijk miljoenen aardse jaren intact hebben kunnen blijven.
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[16] Ik had hun namen uit het boek moeten oplezen, maar in de hele omgeving kwamen zulke dieren niet meer voor, terwijl ik die tevoren toch duidelijk vanuit het huis van deze lutherse leider had gezien!
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[17] Wel kwamen, zonder zich uit het boek te laten roepen, deze mooie meisjes in grote getale naar mij toe, maakten gekheid met mij en kusten mij zowaar. En één, de allermooiste, heeft zelfs haar beide armen om mij heen geslagen en me met een betoverende bevalligheid aan haar zachte borst gedrukt, dat ik daardoor in zo'n geluksroes kwam, als ik op de wereld nog nooit heb meegemaakt.
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[18] Deze hele geschiedenis was in wezen zeker niet slecht, vooral niet voor een nieuweling in deze wereld; want wist ik van tevoren, dat ik in plaats van schapen en lammeren zulke meisjes onder mijn hoede zou krijgen?
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[20] Met deze zonderlinge opdracht toch al niet erg tevreden, kreeg ik daarna noch de leider, noch de kudde te zien, wachtte God weet hoeveel miljoenen jaren - maar tevergeefs; en tenslotte wilde ik dat boek voor mijn fraaie werkgever in zijn huis terugleggen. Maar het boek, dat waarschijnlijk een soort geestelijke automaat was, verdween vanzelf te samen met de hele omgeving; en tenslotte ging ook ik weg. Ik ben tot hier gekomen en kon niet meer verder, schold een tijdlang wat ik maar kon en werd uiteindelijk totaal wanhopig, omdat er gedurende zo lange tijd nergens ook maar enige redding kwam opdagen.
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  1237 - 1238 - 1239 - 1240 - 1241 - 1242 - 1243 - 1244 - 1245 - 1246 - 1247 - 1248 - 1249 - 1250 - 1251 - 1252 - 1253 - 1254 - 1255 - 1256 - 1257 - 1258 - 1259 - 1260 - 1261 - 1262  ...