Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1250 van 1490

...  1238 - 1239 - 1240 - 1241 - 1242 - 1243 - 1244 - 1245 - 1246 - 1247 - 1248 - 1249 - 1250 - 1251 - 1252 - 1253 - 1254 - 1255 - 1256 - 1257 - 1258 - 1259 - 1260 - 1261 - 1262 - 1263  ...
[22] O God, o God, hoe rustig en zeker vaart jouw schip over de bruisende golven van deze onmetelijke zee en wat een aangenaam gevoel! O, jij goede goddelijke vriend, nu moest mijn vorige, zeer bekrompen gids hier zijn! Het zou zeker de moeite lonen hem aan jou voor te stellen en te laten zien wat een goede leider en redder voor gevoel moet hebben, wil hij een echte gids zijn! Ik was wel zelf op de wereld ook ooit een leider, maar - daarover zwijg ik. - O dank je! Hoe heerlijk vaart dit scheepje!'
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] Denk hier over na en veracht je leider niet meer, maar bedenk in alle deemoed dat jij van God uit niet de minste genade waard bent, dan kun je deze weer vinden! Want als de meest getrouwe dienaren zich als slecht en onnut moeten beschouwen, hoeveel te meer jij die nog nooit iets volgens de wil van God hebt gedaan!'
Hoofdstuk 13: De woorden van de goddelijke schipper over de zegen van de eenzaamheid - Een biechtspiegel ter bevordering van de zelfkennis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] DE BISSCHOP zegt daarop: 'O mijn hooggeachte redder die alle dank verdient! Ik kan je op deze onthulling niets anders zeggen dan: Dit alles is Mea culpa, mea quam maxima culpa*! (* Mijn schuld, mijn grootst mogelijke schuld.) Want alles is letterlijk waar. Maar wat moet ik nu doen?
Hoofdstuk 14: Bisschop Martinus' oprechte spijtbetuiging en zijn goede wil tot boete en verbetering - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Het zou weliswaar juist en billijk en in deze tijd bijna noodzakelijk zijn, vanwege Gods woord een martelaar te zijn; maar wat zou dat voor zin hebben? Men hoeft slechts één woord los te laten over het misbruik dat er van de heilige religie wordt gemaakt of men zit in het gevang met het gebod om altijd te zwijgen, of men wordt geruisloos naar de andere wereld geholpen.
Hoofdstuk 14: Bisschop Martinus' oprechte spijtbetuiging en zijn goede wil tot boete en verbetering - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[15] Voorzover jij als gevangene van de wereld consideratie verdient, wordt deze je zeker niet onthouden, maar vanwege al die zaken waarvan je nu de wereld beschuldigt, heb je er geen enkel recht op. Wat de wereld jou schuldig is in de ogen van God kan met een kleine rekening vereffend worden. Maar jouw schuld is niet zo gemakkelijk te voldoen, behalve wanneer je deze berouwvol bekent en wanneer je óók bekent, dat nooit jij - die altijd slecht bent en was - maar alléén de Heer alles weer goed kan maken en jou je schuld kan vergeven.
Hoofdstuk 15: De boetepreek van de goddelijke schipper aan bisschop Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[20] Overdenk deze woorden van Mij goed en handel er naar, dan zal Ik dit scheepje zo sturen, dat het jou vanuit je hel naar het rijk des levens zal voeren. Zo zij het!'
Hoofdstuk 15: De boetepreek van de goddelijke schipper aan bisschop Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] En dan denk ik weer aan die avontuurlijke schapen en lammeren; met zo'n schaap eeuwig te leven zou beslist ook niet onaangenaam zijn! Maar dan zegt een innerlijk mens mij weer: 'Zo iets zal je nooit dichter bij God brengen, maar je slechts steeds meer van Hem verwijderen!', en daarmee verdwijnt ook deze lievelingsgedachte van mij in de bodemloze zee!
Hoofdstuk 16: Bisschop Martinus' schuldbekentenis - Zijn besluit bij zijn gids en redder te blijven - De engel Petrus als derde in het gezelschap - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] Dan weer komt de gedachte bij mij op, ergens in een hoek van deze eeuwige geestenwereld als een doodeenvoudige landman te leven en tenminste eenmaal de genade te verkrijgen om Jezus te zien, al is het maar voor enkele ogenblikken. Maar dan vermaant mijn geweten mij weer en zegt: 'Dat ben je nooit waard!', en dan val ik weer terug in mijn met alle zonden beladen nietigheid voor Hem, de Allerheiligste!
Hoofdstuk 16: Bisschop Martinus' schuldbekentenis - Zijn besluit bij zijn gids en redder te blijven - De engel Petrus als derde in het gezelschap - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] IK zeg: 'Nu goed, wanneer dat je grootste liefde is, waarvan jij je in het vervolg nog dieper moet overtuigen, kan deze direct worden uitgevoerd. Kijk, wij zijn nu niet ver meer van een oever en evenmin ver van Mijn woonhut. Mijn werk ken je reeds, namelijk dat Ik een gids ben in de ruimste zin van het woord?! Jij zult nu dit werk met Mij delen; het loon voor onze inspanningen zal ons stukje grond opbrengen, dat wij in onze vrije ogenblikken zoveel mogelijk vlijtig zullen bewerken. En kijk eens om, naast jou zul je nog iemand vinden die ons trouw zal bijstaan!'
Hoofdstuk 16: Bisschop Martinus' schuldbekentenis - Zijn besluit bij zijn gids en redder te blijven - De engel Petrus als derde in het gezelschap - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] De bisschop draait zich voor de eerste maal tijdens deze tocht op zee om en herkent direct de engel Petrus, valt hem om de hals en smeekt hem om vergeving voor de hem aangedane beledigingen.
Hoofdstuk 16: Bisschop Martinus' schuldbekentenis - Zijn besluit bij zijn gids en redder te blijven - De engel Petrus als derde in het gezelschap - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Petrus antwoordt met dezelfde liefde en prijst de bisschop gelukkig, dat zijn hart deze keuze heeft gedaan.
Hoofdstuk 16: Bisschop Martinus' schuldbekentenis - Zijn besluit bij zijn gids en redder te blijven - De engel Petrus als derde in het gezelschap - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] 'Maar wat gebeurt er nu in de hut?', zullen jullie je afvragen. Heb maar geduld, aanstonds zal door Mij het dienstrooster bekend worden gemaakt, dat de bisschop van nu af aan dient te volgen, nadat hij zich van tevoren een beetje met Mijn levens brood heeft gesterkt. Want jullie begrijpen natUurlijk wel, dat de man erg hongerig moet zijn, daar hij tijdens zijn gehele leven op aarde - evenals in de zeer korte periode van zeven dagen (hoewel ervaren als een ondenkbaar lange tijd) - nog nooit aan deze ware spijstafel heeft gegeten en nog nooit het brood des levens heeft geproefd. Daarom moeten wij hem nu - zoals jullie plegen te zeggen - maar eens flink laten toetasten, om de eerste honger te stillen.
Hoofdstuk 17: In de hut van de loods - Het gezegende ontbijt en Martinus' dank - Martinus' nieuwe werk met de vissers - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] (BISSCHOP MARTINUS:) 'O jij, mijn allerbeste vriend en nu ook mijn werkgever voor eeuwig, hoe onbeschrijflijk goed is het bij je te zijn! Neem voorlopig mijn diep gemeende dank aan en breng deze in jouw reine hart ook over aan God de Heer. Want mijn tong is voor eeuwig onwaardig om de Heer te danken, omdat ik voor Hem een veel te grote en grove zondaar ben!
Hoofdstuk 17: In de hut van de loods - Het gezegende ontbijt en Martinus' dank - Martinus' nieuwe werk met de vissers - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] De twee halen snel drie grote bruikbare visnetten met een sleepnet en werpen die dadelijk in het schip, waarop DE BISSCHOP vol vreugde zegt: 'Ach, dat is wel een prettig katwei. Zo bevalt mij deze zee, maar toen ik op de drassige oever op mijn ondergang wachtte, zag hij er angstaanjagend anders uit!
Hoofdstuk 17: In de hut van de loods - Het gezegende ontbijt en Martinus' dank - Martinus' nieuwe werk met de vissers - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Maar zijn er dan in deze geestenwereld ook vissen? - Werkelijk - dat had ik op aarde nooit kunnen dromen!'
Hoofdstuk 17: In de hut van de loods - Het gezegende ontbijt en Martinus' dank - Martinus' nieuwe werk met de vissers - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  1238 - 1239 - 1240 - 1241 - 1242 - 1243 - 1244 - 1245 - 1246 - 1247 - 1248 - 1249 - 1250 - 1251 - 1252 - 1253 - 1254 - 1255 - 1256 - 1257 - 1258 - 1259 - 1260 - 1261 - 1262 - 1263  ...