Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 127 van 1490

...  115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140  ...
[21] IK zeg: "Het wonder in deze plaats niet, en het gesprek tussen Thomas en Judas Iskariot hoef je ook niet te vermelden, maar wel in hoofdzaken wat Ik met Petrus afgesproken heb. Schrijf jij maar altijd zoals Ik je de woorden in het hart zal leggen, dan zal alles juist en goed zijn!" Daarmee was toen ook de schrijver tevreden gesteld en weldra ging hij naar bed. Wij bleven echter nog tot middernacht aan tafel zitten en daarbij kwamen ook nog de bewoners van het huis, die ons heel prettig gezelschap hielden.
Hoofdstuk 176: Het getuigenis van de leerlingen over Christus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Op deze goede vraag antwoordde IK hem: "Vriend, God weet alles wat er gebeurt! Hij kent ook de talloze en naamloze wreedheden van de Farizeeën en schriftgeleerden. Ik kwam juist dáárvoor in deze wereld, om dit slangenbroedsel en addergebroed aan Mijzelf hun maat van wreedheden vol te laten maken, en als deze vol is, dan heeft dit slechte broedsel pas wat te duchten!"
Hoofdstuk 177: Marcus, de eigenaar van de hut. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Met zulke en vaak nog ergere gedachten hield ik mijzelf bezig als ik met de vaak te afschuwelijke verborgen daden van het door U heel juist slangenbroed genoemde, oog in oog stond! Zoals reeds gezegd, Heer en Meester, als het U er om te doen is om snel op de gruwelijkste en pijnlijkste manier uit deze wereld geholpen te worden, dan moet U maar naar Jeruzalem gaan, en dan zult U ondervinden dat ik U, zonder nu direkt een profeet te zijn, de volle waarheid heb verteld!
Hoofdstuk 177: Marcus, de eigenaar van de hut. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Om U eens kennis te laten nemen van zo'n kleine heimelijke actie, die de heiligheid van de tempelmest wel minstens duizendvoudig overtreft, zal ik U in 't kort vertellen, wat ik pas geleden zelf heb beleefd. Wie deze duisterlingen op zo'n meer dan satanische gedachte gebracht heeft, weet ik niet. De satan zeker niet, -want zo ver kan zijn boosaardigheid niet reiken!"
Hoofdstuk 177: Marcus, de eigenaar van de hut. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] God is zeer goed, wijs en vol barmhartigheid, dat heb ik uit de schift geleerd. Maar als ik, die in al die gruwelen bent ingewijd, het geheel eens in het juiste licht bekijk, dan kan ik me nauwelijks tegen de gedachte verzetten, dat er geen God is, of, als er een is, dat Hij Zich allang niet meer bekommert om de mensen van deze wereld! Kan iemand mij dat echter kwalijk nemen? Beslist geen reëel en, net als ik, menslievend mens en ook geen God! Want in mijn borst klopt nog een hart dat met alle liefde zich inzet voor de arme mensheid!
Hoofdstuk 178: Marcus vertelt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] De man van de hut, die Marcus heette, wist ons veel te vertellen over de Farizeeën en de zogenaamde schriftgeleerden. Daarbij vertelde hij ook over de heimelijke wreedheden van de tempeldienaars en hoe zij direct iemands doodsvijanden werden als ze bij hen ook maar enige geestelijke en tevens profetische aanleg vermoedden! Veel van zulke spirituele mensen zouden heel in 't geheim vermoord zijn! Ze werden heel vriendelijk uitgenodigd, kregen het ene blijk van eer na het andere en men drukte hen de handen van pure vriendschap. Maar als ze eenmaal in de achterste vertrekken van de tempel waren aangekomen, waar de voornaamste Farizeeën woonden, dan waren ze voor deze wereld verloren, want daaruit kwam er geen een meer in het daglicht! Het was, zo ging Marcus verder, onbegrijpelijk hoe God zulke wreedheden zó lang aan kon zien. In Sodom en Gomorra was het er wel slecht aan toegegaan, maar vergeleken bij Jeruzalem was dat van Sodom en Gomorra nauwelijks een regendruppel ten opzichte van de zee. En toch heeft God ondanks de vele voorbeden van Abraham de steden en alle andere daarbij behorende plaatsen toen door vuur van de hemel laten ondergaan! Maar nu bij deze opeenhoping van alle mogelijke wreedheden, die naar men zegt dag in dag uit in Jeruzalem begaan worden, doet God de Heer alsof Hij er niets van af weet en Zich ook om de gehele mensheid niet meer bekommert! Wat zou daar toch de reden van kunnen zijn?!
Hoofdstuk 177: Marcus, de eigenaar van de hut. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] In het achterland van het zogenoemde Klein-Azië ligt een door mensen bewoonde streek, waar de vrouwen merendeels onvruchtbaar zijn. Wat de oorzaak daarvan is kan ik U niet vertellen. Wel is het een voldongen feit dat, zodra die vrouwen gemeenschap hebben met Joden of Samaritanen, zij even goed vruchtbaar worden als die van ons. Nu, sinds lang kennen de Farizeeën, die hun slechte volgelingen over de hele wereld uitzenden, die onvruchtbare vrouwen en zij zijn vaak met karavanen daarheen getrokken om de onvruchtbare vrouwen vruchtbaar te maken! Dat was, zeg maar, een vriendendienst die steeds goed werd betaald. Maar bij deze dienst bleef het niet, omdat langzamerhand de Klein-Aziatische mannen leerden inzien dat zij bedrogen werden. Hun vrouwen bleken namelijk in het vruchtbaarheidsinstituut dat de zendelingen uit Jeruzalem aan de grens van die gemeenten al jaren geleden opgericht hebben, niet echt zwanger geworden te zijn. De zendelingen kochten namelijk hier in dit land, en ook in Judéa, pas geboren kinderen op en lieten deze in het genoemde instituut brengen, waar de overigens zeer mooie en weelderige, maar onvruchtbare, vrouwen tien maanden moesten blijven. Na afloop van de tien maanden, waarin de geile apostelen van de tempel zo vaak gemeenschap met zo'n vrouw hadden, dat zij er haast dood aan ging, werd haar zo'n gekocht kind aangeboden. Dat gebeurde dan op zo'n sluwe manier, dat de vrouw zelfs dacht dat het haar kind was! Maar zoals gezegd in de loop der tijd kwamen de mannen toch achter het bedrog, omdat een eerlijke Samaritaan de Klein-Aziaten vertelde wat de zogenaamde vrome apostelen van Jeruzalem, de stad van God, uitspookten.
Hoofdstuk 178: Marcus vertelt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] IK zeg: " Juist daarom moeten jullie de dubbele opwinding wat wegslapen! Morgen, als jullie nuchterder zullen zijn en rustiger bloed zullen hebben, zullen we er makkelijker over kunnen oordelen!" -Na deze woorden van Mij gingen allen toen zonder verdere tegenspraak de nodige rust genieten.
Hoofdstuk 179: Opwinding over het verhaal van Marcus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] De LEERLINGEN zeggen: "Heer, het maakt ons nu niets uit of wij zonder te kunnen slapen op bed liggen of hier prettig buiten wakker blijven, want het verhaal van vriend Marcus heeft ons zo totaal van onze slaap beroofd, dat we nu voor alles ter wereld niet meer zouden kunnen inslapen! Werkelijk, iedere druppel bloed in onze aderen kookt nu van toorn en woede tegen die genoemde, uit de tempel afkomstige, verscheurende beestmensen! Onder zulke omstandigheden zou je toch veel beter nooit geboren kunnen zijn! Heer, Iaat nu toch meteen vuur van de hemel op deze beesten regenen! Want dat wat wij nu gehoord hebben, overtreft verreweg alles wat wij aan slechtheid ooit over deze beestachtige mensheid hebben vernomen!"
Hoofdstuk 179: Opwinding over het verhaal van Marcus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Na deze woorden haastten alle leerlingen zich en hielpen Marcus en zijn kinderen zo veel ze konden. De twee zonen waren wel jonge en krachtige mannen, maar de vier oudere dochters waren met z'n allen nog niet zo sterk als één van de twee zonen.
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Toen met krachtige hulp van de leerlingen de vissen allemaal binnen gebracht waren, kwam Marcus naar Mij toe, terwijl Ik op een prettige en gemakkelijke zodenbank zat. Hij zei nog helemaal nat van het zweet: "Heer en Meester! U kunt nu zeggen wat U wilt, maar ik houd toch vol dat U van deze nooit eerder meegemaakte heerlijke en rijke visvangst van vandaag net zo goed de oorzaak bent, als van mijn vijftig zakken, die gisteravond met de heerlijkste wijn gevuld werden. Daarom ben ik meteen zo vlug mogelijk hierheen gekomen om U vóór alles innig te danken. Dus dank ik U, o Heer en Meester, met een ontroerd en van dank vervuld hart voor al de reusachtige en wonderbaarlijke weldaden die U mij en de mijnen in zo'n overvloedige mate ten deel heeft laten vallen!
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Terwijl de beide zonen de eerste vracht naar de stad brachten, hadden wij een stuk of twintig zeer goed toebereide vissen als morgenmaal gegeten, met daarbij brood en wijn. Ondertussen hadden wij over veel gesproken, waarbij het voornaamste onderwerp steeds de dienaren van de tempel bleven. De oudste dochter van Marcus, een meisje van negentien jaar, liet ons een oude pot zien, die voor de helft gevuld was met tempelmest. Zij vroeg of deze mest wel, zoals de opdringerige verkoper gezegd had, de velden en tuinen op de beschreven ongelofelijke wijze vruchtbaar maakte.
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Toen rees er een gelach op uit de leerlingen, die dit tempelbedrog wel kenden, en THOMAS zei: "O dat schandalige gedoe! Dat doen die dienaren Gods al wel vijftig jaar. Er waren wel waardige hogepriesters die daar tegen protesteerden, maar dat hielp weinig, want deze mest brengt de tempel nu jaarlijks minstens tweeduizend lieve groschen op. Maar de mensen zijn dom genoeg en geloven tenslotte zelfs, dat door dat vuil hun velden, akkers en tuinen gezegend worden!"
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Daarop zei de oudste DOCHTER: "O beste vriend, dat is niet zo! De meeste mensen geloven nauwelijks meer dan ik aan dit bedrog, maar wat kan men daaraan doen? Als men deze mest niet van de verkopers koopt, kan men al gauw daarna de hele hel over zich heen krijgen. Daarbij zijn de verkopers van deze drek zo grof en ruw, dat men uiteindelijk veelliever wat drek van hen koopt om ze zo toch maar kwijt te raken. Als je dan de mest in hun bijzijn in het water uitschud, maken zij zich daarover helemaal niet druk en gaan verder, want zij weten dat men na een jaar toch weer de tempelmest van hen moet kopen."
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] Daarop zegt MARCUS: "Heer, een plaatsje zoals U dat wenst bevindt zich een paar honderd passen boven mijn hut, ongeveer boven de grot waar mijn hut tegenaan leunt. Het behoort nog bij mijn spaarzame bezittingen. Op de top van de heuvel staat een oude schaduwrijke kastanjeboom, waaromheen ik een ruime grasbank heb aangelegd. Vanaf deze bank geniet men het mooiste uitzicht over de gehele wijde omgeving. Men kijkt uit over heel Caesarea Philippi en over de zee zover het oog reikt. Op heel heldere dagen ziet men gemakkelijk tot aan Genezareth en nog verder naar Kis, en er zijn er zelfs die zeggen Sibarah gezien te hebben, maar daar zijn mijn ogen te zwak voor en ik kan die plaats niet onderscheiden, - maar omhoog naar Gadarena en nog een heleboel andere plaatsen kan ik goed zien."
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140  ...