5587 resultaten - Pagina 127 van 373
... 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 ...
[10] En jij, mensenkind (Ezechiël), richt je aangezicht ook tegen de dochters in jouw volk, die ook profeteren in hun hart, en profeteer tegen hen en zeg: 'Zo spreekt de Here Here: Wee jullie, die voor de mensen kussens maken voor onder hun armen en hoofdkussens voor onder hun hoofden, beide voor jong en oud, om hun zielen te vangen en, als jullie de zielen hebben gevangen onder Mijn volk, hun het eeuwige leven beloven! Zo ontheiligen jullie Mij onder het volk voor een handvol gerst en een hap brood, doordat jullie de zielen, die toch niet moeten sterven, in plaats van tot leven tot de dood veroordelen, en die zielen tot het leven veroordelen, die (door hun goddeloze levenswijze) toch niet zouden moeten leven, door jullie leugens onder Mijn volk, dat graag leugens hoort.Hoofdstuk 121: De Heer legt het 13e hoofdstuk van Ezechiël uit - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[18] Zijn zulke leringen en valse profetieën van jullie niet te vergelijken met die dochters, die vanuit hun slechte hart profeteren en zeggen: 'Hier heb je zachte kussens als aangename steun voor je armen, waarmee je nu goed kunt rusten, en bovendien zachte kussens voor je hoofd, opdat je zonder zorgen kunt slapen, in plaats van moeizaam te bedenken en te onderzoeken wat volgens die lastige wetten in de ogen van God en de mensen goed is?'
Hoofdstuk 121: De Heer legt het 13e hoofdstuk van Ezechiël uit - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[26] Ik zei: 'Zolang jullie willen; als jullie hart dat verlangt, doen jullie er goed aan hier te blijven!'
Hoofdstuk 122: De tempeldienaren krijgen Griekse kleren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Wij wilden Hem immers alleen maar zien en - indien mogelijk - ook horen; daarvoor zijn wij immers hierheen gekomen! Die genade, waar wij allemaal zo vurig naar verlangd hebben, is ons door Zijn toelating onmiskenbaar ten deel gevallen - wat zouden wij nu nog meer willen? Als we Hem nu ook nog hebben horen spreken, zullen wij heel stil onze rekening aan een dienaar betalen en ons daarna onmiddellijk met een blij en dankbaar hart op de terugreis begeven; want hier begin ik mij van louter verhevenheid en heiligheid behoorlijk ongemakkelijk te voelen. Ik begrijp alleen niet hoe de andere mensen Hem zo zonder enige vrees durven te naderen en zelfs met Hem durven te praten als met een ander mens. Daar is toch meer dan menselijke moed voor nodig! En voorzover ik kan horen, praten ze met Hem ook nog over heel onbelangrijke dingen en omstandigheden van deze wereld.'
Hoofdstuk 126: De Samaritanen bewonderen de verschijning van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Wat bij een juiste en doelmatige bereiding door de mond in de mens komt om zijn honger te stillen, verontreinigt hem nooit; maar wat er vanuit het hart uit de mond komt, verkleed in woorden of gedachten -zoals leugens, boosaardige kwaadsprekerij, meineed, smerige en obscene taal, vloeken, lasteringen, het schenden van eer, verleiding tot hoererij en echtbreuk, en tot allerlei zonden en kwaad verleidende woorden -dat verontreinigt werkelijk de hele mens. Maar wat bij een goede en doelmatige bereiding als voedsel voor het lichaam de mens binnenkomt en langs de natuurlijke weg ook weer uit het lichaam verwijderd wordt, verontreinigt de mens, zoals reeds gezegd, niet.
Hoofdstuk 127: Over het eten van allerlei vlees en vruchten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] David, de man naar Gods hart, heeft toch ook de toonbroden genomen, die behalve de hogepriester niemand mocht eten, en zich ermee verzadigd toen hij honger had? Heeft hij daarmee Mozes opgeheven?
Hoofdstuk 127: Over het eten van allerlei vlees en vruchten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[17] Allen zeiden: 'Ja, de Heer alleen zij alle lof en eer daarvoor, en Zijn liefde en genade blijve voortaan bij alle mensen die goed van hart en van goede wil zijn!'
Hoofdstuk 128: De maaltijd bij Kisjonah - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] Maar als God de mensen eenmaal met de tuchtroede in Zijn hand heeft moeten bezoeken, dan biedt Hij hun in Zijn andere hand, al is het ook wat verhuld, Zijn hart aan, opdat ze inzien dat God de Vader, zelfs al heeft Hij de tuchtroede in Zijn hand, hun toch met alle liefde tegemoet komt, zoals dat nu ook voor jullie ogen het geval is.
Hoofdstuk 129: God vrezen en God liefhebben - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Ik zei: 'Ik ken je goede ijver voor Mij en prijs je als een echte vriend van Mijn hart; maar over die eerste tijd, waarin Ik door de geest van de Vader in Mij naar een woestijn bij de Jordaan ben geleid, daar veertig dagen heb gevast en Mij noodgedwongen met wortels en wilde honing heb gevoed, en waar Ik, toen Mijn lichaam na veertig dagen zo gevast te hebben erge honger begon te krijgen, door een boze geest, een duivel van de eerste orde, drie keer verzocht ben, vertel Ik echt niet graag meer dan Ik nu al gedaan heb. En het zou geen haarbreed verschil maken voor het heil van hun ziel als de mensen er meer over zouden weten.'
Hoofdstuk 134: De Heer vertelt over Zijn verzoeking in de woestijn (Matth. 4:1-11) De Heer in Jesaïra - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[22] De waard zei: 'Nu heb je naar mijn hart gesproken! Toen Ik gisteren thuis over de drie jongemannen vertelde, zei iedereen bijna eenstemmig: ' Als er zich hier en daar buitengewone dingen voor gaan doen en gebeuren, staat ons weldra een bezoek van de Heer te wachten. Moge Hij ons de genade geven dat Hij ons Zijn bezoek ook waardig acht!' En ik zei tenslotte: ' Amen, de wil van de Heer geschiede! Moge Hij komen, weldra komen en ons van alle kwaad verlossen!' En zie, nu is Hij bij ons!'
Hoofdstuk 135: Het vertrek van Kis naar Jesaïra - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] De bootsman liep als eerste op Mij toe, boog diep en zei: 'O Heer en Meester, vergeef mij mijn grote blindheid, dat ik U niet direct heb herkend, toen ik wilde omkeren en U mij genadig toeriep naar de oever te komen! En vergeef mij ook dat ik met enkelen van mijn metgezellen reeds vanavond en niet pas morgen vroeg ben gekomen, zoals U mij gezegd had! En neem het ons arme vissers bovendien niet kwalijk, dat wij de drang van ons hart gevolgd zijn en de vrijheid hebben genomen om voor U een weliswaar maar klein offer mee te brengen van de grote zegen, die U ons met de rijke visvangst zichtbaar geschonken hebt. Ziehier de kostbaarste vissen van dit meer!'
Hoofdstuk 137: Avondoverwegingen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Ik zei: 'Ik heb weliswaar een veel groter welbehagen aan jullie harten dan aan de vissen die jullie hier als offer voor Mij hebben meegebracht; maar daar waar het hart verenigd is met het offer, is het offer Mij ook aangenaam - laten we deze vissen dus vanavond met elkaar eten. Geef ze aan de waard, dan zal hij wel weten hoe ze klaargemaakt moeten worden!'
Hoofdstuk 137: Avondoverwegingen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[16] Ik ken de Samaritanen goed en hun velerlei goede eigenschappen zijn Mij niet onbekend, maar er bestaan onder hen ook heel veel misvattingen, waar ze vaak hardnekkiger aan vasthouden dan de heidenen aan die van hen; daarom zullen jullie ter wille van Mijn naam en Mijn leer ook menige harde strijd te verduren krijgen. Want het wereldse verstand van de mensen begrijpt de innerlijke dingen van de geest en van de levende waarheid niet en beschouwt diegenen als dwazen, die hem daarover vertellen, en hij vervolgt hen ook waar hij maar kan. Maar jullie moeten je daar niets van aantrekken en de waarheid onderwijzen, zoals die door Mij in jullie hart en mond wordt gelegd; dan zullen jullie tenslotte vele goede vruchten voor Mijn rijk vergaren, en jullie loon zal later in Mijn rijk niet klein zijn!
Hoofdstuk 132: De Heer geeft aanwijzingen voor het verkondigen van Zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] Mijn rijk is echter niet van deze wereld, en wie het met Mij houdt zal niet de dood, maar het eeuwige leven in Mijn rijk als loon ontvangen. Mijn andere leerlingen hebben, op een paar na, toch ook vrouwen kinderen thuis -en toch zijn ze bij Mij gebleven ter wille van het rijk Gods! Waarom ben jij dan naar je familie gegaan, alsof jouw zorg voor hen meer is dan die van Mij? Schrijf dat in je wereldse hart!'
Hoofdstuk 139: Uitleg van de Heer over de planeet Mars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Nu zei Petrus: 'O Heer en Meester, wij waren zojuist immers ook niet geërgerd, en wij zullen des te minder geërgerd zijn omdat wij nu inzien dat wij nooit tegen kunnen houden wat U met al Uw almacht niet wilt en wenst tegen te houden. Wat er met Uw voortdurende hulp echter nog gedaan kan worden, zal ook gebeuren; want wij willen voor de waarheid altijd met ons leven instaan tegen de vijanden van de waarheid, en voordat ik val, zullen er als het erop aan komt duizend vijanden van de waarheid en het leven vallen want wij willen niet alleen leraren in Uw naam zijn, maar ook helden, en met het woord en het zwaard tegen de tegenstanders en vijanden van de waarheid strijden. Met Uw naam in ons hart en ons schild overwinnen wij de hele wereld! Als U ons maar nooit verlaat met Uw genade!'
Hoofdstuk 145: De deemoed van de arbeiders in de wijngaard van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)