Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 127 van 1112

...  115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140  ...
[6] Maar ook al gebeurt dit, dan is dat in zijn algemeenheid, maar ook in de speciale gevallen, toch niet tegen de goddelijke orde en tegen de goddelijke wijsheid. Want kijk, als de edele vrucht rijp wordt, wordt al het stro en worden alle vruchten verzameld en in de schuren gebracht; maar het onkruid blijft achter op het veld en bemest zonder het te willen de aarde, zodat die daardoor voor een volgende uitzaai krachten krijgt, en verlangt om weldra een nieuw edel zaad in zich op te nemen en tot leven te brengen.
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Heus, door de tijden heen gebeuren er, altijd door toedoen van de zogenaamde dienaren van God, ongehoorde gruwelen! Dat maakt echter dat de mensen die daar betrouwbare berichten over horen, en zelf ook niet onkundig zijn van Gods woord, zich dan iedere dag steeds meer gaan afvragen: 'Wat moet dat? Wat is Gods woord? Kan het volgens de zin van Zijn woord Gods wil zijn, dat de verkondigers van Gods woord, van Zijn liefderijke wil, Zijn genade, Zijn zachtmoedigheid en Zijn vrede, pure hebzuchtige, liefdeloze en brutale duivels worden ten opzichte van hun medemensen?'
Hoofdstuk 203: Het materialisme. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Als de geheel materiële mens het eenmaal zover gebracht heeft dat hij van de waardigheid een mens te zijn nauwelijks meer voelt dan een paddestoel die uit wat rottende modder opschoot, -wat voor edele menselijke eigenschappen moet men dan van zo'n moddermens verwachten? Men moet hem daarom als een afschuwelijke adder met zijn flitsende tong langs de weg verscholen laten liggen en een andere plek zonder adders uitzoeken op de grote aardbol. Want de Heer is met een ieder die Hem waarachtig zoekt, en verlaat hem nooit, die zich in zijn ellende tot Hem wendt!
Hoofdstuk 203: Het materialisme. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Wij allen, die aan de oever van onze binnenzee wonen, waren reeds lange tijd een speelbal van de tempel. Men ontzag Judéa zoveel als maar mogelijk was, maar in plaats daarvan moesten wij Galileeërs de tempelpriesters reeds lang enerzijds als zuivere zondebokken en anderzijds als melkkoeien dienen, -maar daarvoor hebben wij het voorrecht, dat voor ons veel eerder het heerlijke licht in alles en over alles is opgegaan, terwijl Judéa zich nog in de diepste nacht bevindt.
Hoofdstuk 203: Het materialisme. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Als het woord, door het horen, in het hart van de mens komt, moet het door daden, die zijn als de leven gevende voedingskracht van de aardbodem, -en die, zoals in Gods woord staat, gericht moeten zijn op onze broeders en zusters, -levend worden. En daardoor moet het ook op de juiste manier gaan ontkiemen en een zegenrijke en daardoor rijpe vrucht worden, voor de echte en volgroeide vrucht van het geestelijke leven in God! Mensen zoals profeten en priesters, die voorbestemd zijn om het woord het eerst op te nemen, om het, zodra het in hen tot rijpheid is gekomen, weer geheel zuiver voor alle tijden der tijden verder uit te zaaien op de grote mensenakker van deze aarde, maar die het alleen maar als een middel gebruiken om er zelf vet van te worden, lijken op de aarde die de edele zaadkorrel laat verrotten om zich daarmee vet te mesten. In die omstandigheden is het niet te verwonderen, dat op de akker van zulke zichtbaar valse profeten en priesters, voor de grote akker der lekenmensen uiteindelijk niets dan slecht onkruid, dorens en distels ontkiemen en tot kwade wasdom komen!
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Deze krachtige woorden van Josoë maakten veel indruk op Judas en hij trok zich meteen terug en ging heel bedeesd op zijn bank zitten; want voor de aangenomen zoon van de hoge Cyrenius was hij erg bang geworden, en hij zat heel stil op zijn plaats.
Hoofdstuk 204: Het onkruid blijft als mest achter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] JARAH zegt: "O ja, Heer, mijn liefde! Eigen kinderen hebben een gedegener opvoeding nodig dan de kinderen van slaven. Want de kinderen van het huis worden net als hun ouders, of ook wel in de huishoudelijke zorgen van de ouders delend, opgevoed, terwijl de slavenkinderen slechts zoveel moeten weten als hun onveranderlijke en eentonige dienst vereist! Natuurlijk dringt zich daarbij de vraag op, waarom God de Heer het toelaat dat op deze aarde de ene mens de andere als een beklagenswaardige slaaf moet dienen, en de keizer zelfs de macht over leven of dood van de slaaf in handen van zijn meester heeft gegeven."
Hoofdstuk 205: Mensen en volken ontvangen een gerichte opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] De bodem moet welluchtig zijn, wil de edele vrucht daarop goed gedijen, -maar, weet je, al te los mag hij ook niet zijn, want in een te losse bodem kunnen de wortels geen vaste grond vinden. Komt dan de hitte en komen daarna zoals gewoonlijk grote stormen, dan verdrogen de wortels tesamen met de vruchtstengel heel gemakkelijk. En als er dan weer storm komt, worden zulke vruchtstengels moeiteloos ontworteld, verdorren dan op het veld en geven geen vrucht! Daarom is er voor het kweken van kinderen van God altijd meer een zware dan een losse bodem nodig; en omdat dat zo is, moet men het zich laten welgevallen als ergens naast de tarwe ook onkruid uit de zware bodem opkomt! Want het wordt niet als oogst binnengehaald, maar het blijft achter voor het bemesten van de bodem, opdat het volgende gezaaide een nog rijker oogst zal opbrengen dan tot nog toe het geval was. -Heb je Mij begrepen?"
Hoofdstuk 204: Het onkruid blijft als mest achter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Het met het edele graan opschietende onkruid hindert, hoewel het mee opgroeit en rijp wordt, het gezegend gedijen van de edele vrucht niet, terwijl het later toch weer voor het bemesten van de hier en daar te hard en te mager geworden bodem heel geschikt is. Kort en goed: Wat God toelaat is goed, en uiteindelijk is voor een geheel rein mens, alles rein wat de aarde in en op en boven zich draagt. -Zeg nu eens of jullie het door Mij vertelde helemaal begrepen hebben!"
Hoofdstuk 205: Mensen en volken ontvangen een gerichte opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Kijk maar in de kronieken, dan zul je vinden wat een grote volken eens de Babyloniërs, de Ninevieten, de Meden, de Perzen, de Egyptenaren, de oude Grieken en vóór hen de Phoeniciërs en de Trojanen waren! Waar zijn al deze volken nu? Waar zijn de mensen uit Gomorra en Sodom en waar de volken uit de tien steden? Ja, fysiek bestaan ze nog wel in hun verwaarloosde nakomelingen, maar hun naam bestaat niet meer en onder de oude naam zullen zij ook nooit meer een volk van deze aarde worden, want er is nauwelijks iets slechters dan een oude naam, waaraan veel ijdele, nietszeggende roem kleeft. Dat soort mensen of volken houdt zich op het laatst vanwege zo'n oeroude beroemde naam voor veel beter en waardiger dan een jong volk, dat door zachtmoedigheid, deemoed en broederliefde zich in de voor God rechtvaardigste, en daardoor voor de ziel gezondste, toestand bevindt.
Hoofdstuk 205: Mensen en volken ontvangen een gerichte opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] "Luister! Een meisje uit het gewone volk liep 's nachts nog langs de weg. Terwijl zij ergens aan het werk was voor haar werkgever, had zij zich zo verlaat, dat zij op de terugweg door de nacht werd overvallen. Maar halverwege komt zij langs een plaats waar een vrome kluizenaar woont. Verspreid over heel Judéa vind je meer van zulke mensen, die vanwege het rijk van God, zoals zij voorgeven en ook werkelijk in hun leven willen toepassen, een zogeheten streng leven leiden. Het huiswaarts kerende meisje in de al donkere en stormachtige nacht klopt aan bij het huis van de kluizenaar en vraagt om binnen te mogen komen en om onderdak voor de nacht.
Hoofdstuk 208: De gelijkenis van de kluizenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Voor de tollenaar maakt het niets uit of de wereld goed of slecht over hem denkt, zijn huis staat altijd als het onreinste bekend en dat maakt dat een echte Jood er niet binnen zal komen, omdat hij zich dan voor minstens tien dagen zou verontreinigen. Daarom kan het de tollenaar ook niets schelen wat de mensen over hem en zijn huis zeggen, en hij doet dan ook vrij wat zijn hart hem ingeeft en denkt daarbij: 'Al ben ik dan een groot zondaar en zo onzuiver als maar mogelijk is, ik wil toch barmhartigheid uitoefenen, opdat ik eens bij God ook barmhartigheid moge ondervinden!'
Hoofdstuk 208: De gelijkenis van de kluizenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Waarlijk, wie zo is en doet, is niet alleen rein voor Mij -ook al had hij nog zoveel zonden op zich geladen, die zijn lichaam hem zo nu en dan deed begaan -, maar hij is Mijn volkomen broeder en naast Mij een koning der hemelen en al haar heerlijkheden! Want ook al wordt het lichaam van de mens vaak door slechte demonen verleid, de ziel bevindt zich toch steeds in Mijn geest.
Hoofdstuk 209: Deemoedig door de zonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Maar in de ziel woont al de zuivere vonk van de Geest van God, waaruit de ware zelfkennis en de goddelijke orde zich kenbaar maken door de stem van het geweten.
Hoofdstuk 210: Wat is het lichaam, wat is de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Want iedere ziel die wil voortbestaan, moet zich door de haar gegeven middelen zelf voor dat voortbestaan vormen en ontplooien, omdat zij anders uiteindelijk het lot van het lichaam zal delen. Of slechts voor driekwart gevormd het lichaam moet verlaten, wanneer het vergaan is en niet meer deugt voor de verdere, complete ontwikkeling van de ziel. Dan moet zij haar voltooiing op een meestal zeer treurige en pijnlijke wijze in een veelongemakkelijker machine trachten te bereiken.
Hoofdstuk 210: Wat is het lichaam, wat is de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140  ...