15542 resultaten - Pagina 127 van 1037
... 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 ...
[3] Saul, uw eerste gezalfde koning, was later iemand die veel kwaad deed en David, die door Samuël als tweede gezalfd werd over Israël, had de hem naar het leven staande Saul vaak geheel in zijn macht en had hem kunnen vernietigen. Maar Gods geest sprak in het hart van David: 'Wee, als je je zou vergrijpen aan het hoofd van Mijn gezalfde!'Hoofdstuk 145: De loze taal van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] HERME zegt: "Ik wil het, en aan een krijgslist heeft het mij nooit ontbroken! Maar deze mensen zijn nog te sluw voor de furiën, laat staan voor ons tijdens een wettige rechtszaak! Om deze mensen te kunnen vangen, moet alleen maar datgene gebruikt worden wat betrouwbare getuigen over hen verklaren, want als men hen ook aan het woord laat wordt men in de war gebracht, houdt hen uiteindelijk nog voor onschuldig en geeft hun waarom ze vragen. Daarom stel ik voor, deze voorname spitsboeven gezamenlijk op te pakken en als voer voor de vissen in zee te werpen, zodat geen haan meer naar ze kan kraaien! Als rechter heeft men dan ieder recht voldoende zijn loop gelaten! Als zich ergens tijgers, hyena 's en wolven voordoen, waardoor de mensheid veel angst en verlies lijdt, moet men dan soms deze beesten vooraf nog netjes een verhoor afnemen?! Nee, zeg ik! Hun schadelijkheid is te duidelijk, daarom weg met hen als zij te gevaarlijk voor de menselijke maatschappij dreigen te worden! Heer der heren! Deze mensen zijn Proteussen, die onmogelijk te vangen zijn! Hoe meer wij ons inspannen om ze langs politieke weg te vangen, des te meer zullen wij zelf door hen gevangen worden! Ik ken ze, ook al ben ik een Griek! -Maar, genadige heer der heren, sta mij nu nog één vraag toe!"
Hoofdstuk 141: Herme, de boodschapper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] HERME zegt: "Heer der heren, daar op ongeveer tien passen van deze tafel staat een man met een wonderlijk vriendelijk en tevens zeer wijs gelaat, die een meisje bij zich heeft. Het meisje, dat er erg lief en hartelijk uitziet, is met hem in gesprek en als hij wat zegt, geeft zij blijk van een onbeschrijfelijke, zalige vreugde daarover! Wie is die aardige man? Ach, wat een waardigheid straalt er gewoonweg uit zijn héle wezen! Hoe edel ziet de menselijke vorm er toch uit bij zo'n wonderheerlijke gestalte! En vrijwel iedereen kijkt naar hem! Naar zijn kleding te oordelen moet hij een Galileeër zijn! Kunt u mij iets over deze man vertellen? O goden, hoe meer ik de man bezie, hoe meer ik letterlijk verliefd op hem wordt! Ik neem het mijn vrouwen mijn drie dochters niet kwalijk als ze nauwelijks hun ogen van hem af kunnen wenden! Ik wil er wel mijn leven onder verwedden dat deze man een goed, edel en wijs mens is! Maar wie, wie, wie en wat is hij! Heer der heren, vertel mij dat en daarna gaan we meteen de spitsboeven onder handen nemen! O, die ontlopen ons in geen geval meer, we moeten echter vooral niet serieus op hun getuigenis ingaan!"
Hoofdstuk 142: Voortzetting van de rechtszaak tegen de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] De OVERSTE zegt heel bedaard: "Heer, wij koesteren ten opzichte van Herme helemaal geen wrok. Wij weten reeds lang dat een mens, die van een zaak niet in het minst verstand heeft of enige andere kennis bezit, niet anders kan oordelen dan zijn beperkte beoordelingsvermogen hem toestaat. Wie zou er ooit wrok kunnen koesteren tegen een mens die van het dak valt en door zijn val een onder het dak zittend mens doodt?! Als de brave zanger Herme nu ook onze vijand zijn wil, dan is daar niets aan te doen, toch zullen wij geen vijand van hem worden! Eigenlijk is ook alles wat hij over ons heeft gezegd, helemaal juist. Maar in Europa moet bij Sicilië een gevaarlijke plaats in zee liggen, die men Scylla en Charybdis noemt; wie voorspoedig voorbij Scylla vaart, wordt vervolgens door de draaikolk bij Charybdis verzwolgen! Wij bevonden ons vannacht ook in een echt moreel Scylla en Charybdis en wij vragen u nu: Wat zouden wij dan eigenlijk hebben moeten doen, dat u, Romeinen, volkomen naar de zin geweest zou zijn?"
Hoofdstuk 142: Voortzetting van de rechtszaak tegen de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Ziet u, dat was altijd uw manier van doen, die ik maar al te goed ken! Maar als het bij u tot nog toe altijd zó ging met de waarheid, hoe zou ik dan aan uw woorden ook maar enig geloof kunnen hechten?! Zeg me maar of u zich soms naar waarheid anders hebt gedragen! Gelooft u werkelijk ook maar een jota van datgene wat u het volk voorgepredikt hebt om te geloven?"
Hoofdstuk 145: De loze taal van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] CYRENIUS zegt: "Het voor de hand liggende bewijs ligt daarin, dat u, te oordelen naar wat u zegt, een veel te verstandig man bent om de grootste onzin te kunnen geloven alsof het een door God gegeven waarheid zou zijn! U bent rekenkundig onderlegd en rekenkundigen zien toch echt niet zo gemakkelijk een mug aan voor een olifant, dat zult u toch wel met mij eens zijn!"
Hoofdstuk 146: Het karakter van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[22] Na deze woorden draait de overste als een heerser Cyrenius de rug toe, begeeft zich met de zijnen naar de oever van de zee en gedraagt zich daar als iemand die voor noodgevallen van de keizer grote macht heeft gekregen. Maar Cyrenius bevindt zich nu in grote verlegenheid en weet niet wat hij moet doen.
Hoofdstuk 146: Het karakter van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Naar mijn mening moeten we daarom nu proberen zo vlug mogelijk op zee te komen en linea recta naar Jeruzalem te gaan, want als de aangekondigden er eenmaal zijn, kon het wel eens helemaal niet meer mogelijk zijn! Cyrenius heeft de bewakers teruggetrokken, niets staat ons in de weg! Laten we dus langs de oever een paar honderd meter hogerop gaan, dan zullen we daar wel een vaartuig van een Griekse visser aantreffen waarop we ons in veiligheid kunnen laten brengen!"
Hoofdstuk 147: De overste valt door de mand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[22] Dit keer gaat de criticus al met meer moed en minder koorts naar de overste terug en brengt hem de boodschap over. De OVERSTE denkt een poosje na en zegt dan: "Welnu, wat kunnen we hier nog meer doen dan dit spelletje met een vriendelijk gezicht meespelen?! Het is altijd beter, iets te verliezen dan alles!"
Hoofdstuk 147: De overste valt door de mand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Dan begeeft de OVERSTE zich naar Cyrenius en zegt: "Hier staat nu een machteloze voor u. Deze beeldde zich een tijdlang in, dat hij als mens van deze aarde ook al die rechten, waarvan zich slechts mensen van deze aarde bedienen, voor zichzelf kon gebruiken. Maar hij verrekende zich, hoewel hij zelf een rekenkunstenaar was, en kwam tot de overtuiging dat de verhevenen geen andere verhevenen naast zich dulden! Daarom wil ik van nu af aan een van de allernederigste zijn, misschien ben ik dan aanvaardbaarder voor de verhevenen!"
Hoofdstuk 148: De bekentenis van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] De overste trekt nu een vrolijk gezicht, dankt en gaat vlug naar de gedekte tafel. De oude had behoorlijk honger en dorst en dit voorstel kwam hem zeer van pas.
Hoofdstuk 148: De bekentenis van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Maar terwijl de oude zich versterkt, ga IK naar Cyrenius en zeg tegen hem: "Zo is het goed, je hebt de zaak heel goed geleid. Ook het getuigenis dat je over de Nazareeër hebt gegeven, was heel goed. Maar het is nog te vroeg om deze mens aan Mij voor te stellen. Als de zaak op dezelfde wijze verder geleid wordt als tot nu toe, zou het wel eens mogelijk kunnen zijn deze mensen helemaal voor ons te winnen. Maar overhaast handelen kan het helemaal bederven.
Hoofdstuk 148: De bekentenis van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] IK zeg: "Ik zal in je buurt blijven en Mij, net als tot nu toe, als buitenstaander gedragen. Als je nu tegen de middag een schip zult zien aankomen, ga dan naar de oever en ontvang de aangekomenen in Mijn naam. Zeg hen echter, dat ook zij Mij niet voortijdig aan deze mensen moeten verraden opdat de zaak met de Farizeeën niet bedorven wordt. Laat de boodschapper en zanger Herme naar mijn leerlingen gaan, die zullen hem voor ons werk het nodige onderricht geven. Ik ga met Ouran over de toekomstige inrichting van zijn staat spreken en ook met Mathaël en zijn gemalin. -Nu weet je waar je aan toe bent en wat je te doen hebt!"
Hoofdstuk 148: De bekentenis van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] IK zeg: "Dat zul je wel op het juiste ogenblik gewaarworden na het middagmaal, dat wij vandaag een uur later zullen gebruiken. Maak je daar maar geen zorgen over en doe alles naar behoren en volgens Mijn eeuwige, goddelijke orde!"
Hoofdstuk 148: De bekentenis van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] Intussen had overste Stahar zich gesterkt, hij kwam weer naar Cyrenius terug en dankte hem hartelijk voor de hem bewezen weldaad.
Hoofdstuk 148: De bekentenis van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)