Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1290 van 1490

...  1278 - 1279 - 1280 - 1281 - 1282 - 1283 - 1284 - 1285 - 1286 - 1287 - 1288 - 1289 - 1290 - 1291 - 1292 - 1293 - 1294 - 1295 - 1296 - 1297 - 1298 - 1299 - 1300 - 1301 - 1302 - 1303  ...
[2] Als Martinus deze roep hoort, vraagt hij meteen aan Borem, wie hem toch heeft geroepen.
Hoofdstuk 89: Martinus en de botanicus in de tuin - Nieuwe aanwas van ellendigen - De verlangde kostelijke beloning - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] Bisschop Martinus gaat nu snel naar de hal, opent de deur en verbaast zich niet zo'n beetje over de eindeloze pracht van zijn tuin. Deze is ondertussen sinds de tijd dat bisschop Martinus Borem in deze tuin plantend aantrof veel groter geworden en heeft rijke zegeningen ontvangen die alle menselijke begrip te boven gaan.
Hoofdstuk 89: Martinus en de botanicus in de tuin - Nieuwe aanwas van ellendigen - De verlangde kostelijke beloning - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Ook deze keer ziet bisschop Martinus niemand in de hal wachten en gaat daarom meteen de tuin in, om degene te zoeken die hem geroepen had. Hij komt, in oostelijke richting, bij een heerlijk prieel, dat er uitziet als een grote open tempel. In het midden van deze in zekere zin levende tempel ziet hij iemand staan, die bezig is met het sorteren van enkele planten die op een eveneens levend altaar liggen.
Hoofdstuk 89: Martinus en de botanicus in de tuin - Nieuwe aanwas van ellendigen - De verlangde kostelijke beloning - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] BISSCHOP MARTINUS observeert deze mens een korte tijd, gaat dan naar hem toe en spreekt hem als volgt aan: 'Lieve, beste vriend en broeder, was jij het niet, die mij zojuist uit het huis dat mij door de Heer gegeven is, naar buiten riep? Als jij het was, wees dan ook zo goed om mij te zeggen, waarmee mijn hart je kan en moet dienen.'
Hoofdstuk 89: Martinus en de botanicus in de tuin - Nieuwe aanwas van ellendigen - De verlangde kostelijke beloning - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] De BOTANICUS zegt daarop: 'Beste vriend en broeder!' Zie, je huis is nu uitermate ruim geworden en deze tuin ook. Jij herbergt wel meer dan duizend broeders en zusters, wat heel edel van je is. Ik denk echter, dat waar er voor duizend en meer personen plaats is, er voor enkele anderen ook nog wel een plaats te vinden zal zijn?
Hoofdstuk 89: Martinus en de botanicus in de tuin - Nieuwe aanwas van ellendigen - De verlangde kostelijke beloning - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Ga met Mij mee, daar westwaarts van deze tuin van jou bevinden zich honderd armen die daar een onderkomen zoeken; neem deze nog op en Mij eveneens, omdat Ik in zekere zin ook bij hen hoor, en het zal je niet tot nadeel strekken. '
Hoofdstuk 89: Martinus en de botanicus in de tuin - Nieuwe aanwas van ellendigen - De verlangde kostelijke beloning - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[14] Als bisschop Martinus deze armen ziet, komen bij hem de tranen en hij zegt vol medeleven en hartelijk meegevoel: 'O, mijn God, mijn God, wat zien deze armen er uit! Ze zijn nauwelijks nog in leven! Kom toch, kom allen met mij naar huis, opdat ik meteen alles voor jullie kan doen, om jullie gezond en sterker te maken! De Heer, ons aller heilige en beste Vader Jezus zal mij daarvoor de kracht en de middelen verlenen!'
Hoofdstuk 89: Martinus en de botanicus in de tuin - Nieuwe aanwas van ellendigen - De verlangde kostelijke beloning - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[15] DE ARMEN zeggen: 'O jij zichtbare engel van God - hoe goed moet de Heer zijn, als jij al zo eindeloos goed bent! Maar je ziet, hoe onrein wij zijn. Hoe kunnen wij het wagen deze reine woning van jou te betreden?'
Hoofdstuk 89: Martinus en de botanicus in de tuin - Nieuwe aanwas van ellendigen - De verlangde kostelijke beloning - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] Zie, als er op de wereld een machtige vorst naar zijn wijze ministers komt, dan vallen deze van louter eerbied aan zijn voeten. En het is goed, dat ze dat doen voor hun vorst; want zolang ze dienaren zijn, is hij ook hun heer! Als zulke dienaren echter hun vorst buitengewoon liefhebben en tegen hem zeggen: 'Heer, U bent een uiterst goede vorst. U verdient niet alleen ten volle onze achting, maar ook al onze liefde. Neem daarom voortaan onze trouwe diensten zonder enige beloning aan. Wij willen, omdat wij U nu meer liefhebben dan ons leven, U ook dienen met elke vezel van ons leven. En als U van ons honderd levens zou verlangen, dan willen wij U deze geven, omdat U nu een echte vorst van ons hart bent geworden!' - wat denk je, broeder, zal de vorst waarschijnlijk met zulke dienaren doen?
Hoofdstuk 90: Jezus als Heer, Vader en Broeder - Gelijkenis van de vorst en de ministers - Eerbied en liefde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Besef je nu, lieve broeder, wat het betekent, als Ik je 'broeder' noem, zoals Ik ooit ook Mijn twaalf apostelen broeders heb genoemd? Begrijp je het nu, sta dan op en breng met Mij deze arme mensen in je huis. Alleen, verraad Mij niet al te snel tegenover je gasten. Dit honderdtal hier weet trouwens nog lang niet, dat Ik de Heer ben. Want het zijn Chinezen, die op de wereld op het punt stonden Mijn getuigenis - weliswaar zeer misvormd - aan te nemen, waardoor ze ook allemaal terechtgesteld werden samen met de missionaris. Wat ze op de wereld derhalve niet konden bereiken, zal hun hier volledig ten deel vallen. Nu weet je alles; sta daarom snel op en handel samen met Mij - want van nu af aan zal Mijn huis met het jouwe in één huis worden verenigd!'
Hoofdstuk 90: Jezus als Heer, Vader en Broeder - Gelijkenis van de vorst en de ministers - Eerbied en liefde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Na deze woorden van Mij staat Martinus snel op, valt aan Mijn borst en kust Me waar hij maar kan. Als hij met zulke oprechte en daadwerkelijke, kinderlijke liefdesuitingen klaar is, zegt hij:
Hoofdstuk 91: Martinus' drang naar liefde tot de Heer - Opname van de Chinese martelaren en hun verkwikking - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] (BISSCHOP MARTINUS:) 'Zo, zo, zo - O, dat is een opluchting, dat ik nu eindelijk eens uiting heb gegeven aan mijn te machtige liefde tot U! Wat mij betreft, zou ik U, o liefste en heiligste Vader, een hele eeuwigheid zo aan het hart kunnen drukken en kussen. Maar ik beheers me in deze voor mijn hart alleraangenaamste bezigheid en richt me meteen naar Uw Woord en breng deze Chinezen naar dit huis, natuurlijk onder Uw leiding. Want zonder U, o Heer, kan men geen stap voor - of achteruit doen. En nu aan het werk!'
Hoofdstuk 91: Martinus' drang naar liefde tot de Heer - Opname van de Chinese martelaren en hun verkwikking - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] 'Maar, vriend', zeggen nu ENKELEN VAN HET GEZELSCHAP, 'hoe kunnen wij dit reine huis binnengaan? Zie, wij zijn immers allemaal in de hoogste graad onrein. Weet je dan niet, dat er bij ons een wet bestaat, volgens welke geen huis door een of andere melaatse mag worden betreden? En dat absoluut niet, omdat anders de doodstraf onvermijdelijk op zo'n gebodsovertreding zou volgen. En bedenk nu, als de wereldlijke machthebbers een goddelijk gebod al zo zeer respecteren, hoeveel temeer zal het dan hier worden gerespecteerd. Laat ons daarom toch maar liever in deze tuin, tot we rein worden; sta ons dan pas toe om je huis te betreden.'
Hoofdstuk 91: Martinus' drang naar liefde tot de Heer - Opname van de Chinese martelaren en hun verkwikking - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] MARTINUS zegt: 'Lieve vrienden, broeders en zusters! Laat je door jullie oeroude, tirannieke wetten die jullie en ook je machthebbers niet begrijpen, niet in de war brengen. Want alle wetten van de wereld gaan ons hier niets meer aan, maar slechts één enkele goddelijke wet en dat is de eeuwige wet van de liefde. Deze wet echter wordt jullie nu net opgelegd en verlangt van jullie onvoorwaardelijk aan de liefde te gehoorzamen. Doe dus daarom nu ook meteen gewillig, wat mijn liefde van jullie allen verlangt!'
Hoofdstuk 91: Martinus' drang naar liefde tot de Heer - Opname van de Chinese martelaren en hun verkwikking - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] Na deze woorden staat het honderdtal nu op en gaat - weliswaar met aarzelende stappen - met Mij en Martinus het huis binnen. Als ze allemaal in het huis en in de zeer grote, majesteitelijke zaal zijn, slaken ze luide uitroepen van verwondering en schrik en zeggen:
Hoofdstuk 91: Martinus' drang naar liefde tot de Heer - Opname van de Chinese martelaren en hun verkwikking - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  1278 - 1279 - 1280 - 1281 - 1282 - 1283 - 1284 - 1285 - 1286 - 1287 - 1288 - 1289 - 1290 - 1291 - 1292 - 1293 - 1294 - 1295 - 1296 - 1297 - 1298 - 1299 - 1300 - 1301 - 1302 - 1303  ...