Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2083 resultaten - Pagina 130 van 139

...  114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139
[12] Daar zich echter in de zuivere geesten* (* Zonnelichtgeesten) al de zielesubstanties bevinden waaruit de ziel zelf bestaat, is het voor de ziel heel gemakkelijk om uit deze zielesubstanties datgene te nemen wat haar ontbrak en dat als een versterking tot zich te nemen. Daardoor wordt dan weer de vroegere orde in haar zenuwgeest hersteld en hierdoor wordt in de zenuwen en in het bloed de juiste natuurlijke levensspanning verkregen.
Hoofdstuk 2: Algemene beschouwing over de geneeskracht van de zon - Jakob Lorber - De geneeskracht van het zonlicht
[30] In die landen, die door jullie de warme worden genoemd, is het kleurenspel, zowel bij de planten als ook bij de dieren, nog veel levendiger en weelderiger dan zulks het geval is in een gematigde of nog meer in een koude luchtstreek, waar bijna alles in een meer algemeen grauw overgaat, en waar van een of andere sterkere aangename geur weinig sprake meer is en de smaak meestal wrang en bitter is, wat overeenkomt met de gerichte wrangheid en bitterheid van de in de aarde gebonden geesten.
Hoofdstuk 2: Algemene beschouwing over de geneeskracht van de zon - Jakob Lorber - De geneeskracht van het zonlicht
[32] En dat was als een heilig spel, een triomferende vreugde; want daartoe waren alle dingen in de aanvang door den Vader gemaakt, en dat blijft in eeuwigheid hetzelfde. Zij echter die gegroeid waren uit de kracht van de boom des worms, dat wil zeggen, die door het boze waren over­wonnen en verdord waren in hun zonden, zij werden opgenomen in het rijk der duisternis en hun koning heet Lucifer, een verstotene uit het Licht. En de helse macht bracht ook vruchten voort, zoals ook op aarde was geschied. Alleen was het goede van hen weggegaan, daarom bracht zij boze vruchten voort. En de mensen, die thans ook aan de geesten gelijk waren aten van deze vruchten, evenals ook de Satan; want zoals er onderscheid is tussen de mensen op aarde en zij niet allen van één hoe­danigheid zijn, zo is het ook met de verstoten geesten, evenzo ook met de in Hemelse glorie vertoevende Engelen en mensen en dat duurt in eeuwigheid. Amen.
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[13] Ziet, de mens heeft in zich de gal, dat is het vergif en hij kan zonder dat vergif niet leven, want de gal maakt de geesten beweegbaar, vreugdevol, triomferend en blij, want zij is een bron der vreugde. Wan­neer zij echter in een element ontstoken wordt, bederft zij de gehele mens, want de toorn in de siderische geesten ontstaat door de gal. Dat wil zeggen: Wanneer de gal naar het hart gaat, ontsteekt zij het element vuur en het vuur steekt de siderische geesten aan, die in het bloed, in de aderen, in het element water heersen; dan siddert het gehele lichaam van toorn door het gif van de gal. Een dergelijke bron echter geeft ook vreugde, uit dezelfde substantie als de toorn. Dat gebeurt, wanneer de gal wordt ontstoken ten goede, in dat wat de mens lief is, dan trilt het gehele lichaam van vreugde en daardoor worden de sterregeesten ook aangestoken. Maar een zodanige substantie is er in God niet, want Hij heeft geen vlees en bloed, maar Hij ís Geest en in Hem zijn alle krachten (Joh. 4:2) zoals wij ook in het “Onze Vader” bidden: “U is de kracht”. Ook Jesaja schrijft van Hem: Hij is Wonderbaar, Raad, Sterke God, Vader der Eeuwigheid, Vredevorst. (Jesaja 9).
Hoofdstuk 2: Handleiding, hoe men het goddelijke en het natuurlijke wezen beschouwen moet. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[8] Merk nu op. De heidenen en de Turken zeggen: God heeft geen Zoon. Open uw ogen wijd, en weest niet verblind, dan zult ge de Zoon zien. De Vader is alles en alle kracht is van de Vader; Hij is het Begin en het einde aller dingen en buiten Hem is niets, en alles wat ontstaan is, is uit de Vader ontstaan. Want voor de aanvang van de schepping der creaturen was er niets; alleen God was er, en waar niets is, daar kan ook niets ontstaan, elk ding moet een oorzaak of een wortel hebben, anders kan er niets geboren worden. Nu moet ge echter niet denken, dat de Zoon een andere God is als de Vader; ge moogt ook niet denken, dat de Zoon buiten de Vader bestaat, en een aparte persoonlijkheid is, zoals het geval is, wanneer twee mensen naast elkander staan en de een de ander niet begrijpt, neen, zo is het niet bij de Vader en de Zoon; want de Vader is niet een Wezen, dat met iets of iemand vergeleken kan worden, maar Hij is de Bronwel aller krachten; daarom heet Hij ook een Enig Heer. Anders, wanneer Zijn krachten gedeeld waren, zou Hij niet almachtig zijn; nu echter is Hij de zelfstandige, al­machtige en volkrachtige God. De Zoon echter is het hart des Vaders; alle krachten, die in de Vader zijn, zijn des Vaders eigendom en de Zoon is het hart of de kern in alle krachten; Hij is oorzaak van alle opbruisende vreugden in de Vader. Uit de Zoon ontspringt de eeuwige hemelse Vreugde, zulk een vreugde, als geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgeklommen, zoals Paulus zegt in 1 Kor. 2:9. Zo een mens hier op aarde door de Heilige Geest verlicht wordt uit de Bronwel Jezus Christus, zodat de geesten der natuur, die de Vader vertegenwoordigen, worden ontstoken, zo ontspringt in hem zulk een vreugde, dat zijn gehele lichaam siddert en de dierlijke geest triomfeert, als ware hij in de Heilige Drie-eenheid, hetwelk alleen zij verstaan, die dat hebben ondervonden. Dit alles is slechts een voorbeeld of aanzicht van de Zoon van God in de mens, waardoor het geloof wordt versterkt en behouden, want de vreugde kan in een aards vat niet zo groot zijn als in een hemels, dat vol is van de volmaakte kracht Gods. Hier moet ik in gelijkenissen schrijven.
Hoofdstuk 3: Over de hooggebenedijde, triomferende, drie maal heilige Drievuldigheid, God de Vader, de Zoon, de Heilige Geest, een Enig God. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[31] De vijfde eigenschap of de vijfde Geest Gods van de zeven Geesten Gods in de goddelijke kracht van den Vader is de lieflijke, vriendelijke en vreugdevolle geest der liefde.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[12] Vraag: Spreek nu, waar kunt ge nu deze lieflijke geesten vinden? Wonen zij in de Hemel?
Hoofdstuk 9: Over de lieflijke, vriendelijke en barmhartige Liefde Gods; het grote Hemelse en Goddelijke Geheimenis. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] De zesde oergeest in de goddelike kracht is het geluid of de toon waar­door alles klinkt en geluid van zich geeft; waardoor de spraak en het onderscheid tussen de verschillende dingen ontstaat; ook ontstaat er door het geluid en het gezang der heilige Engelen; alle kleuren, de schoon­heid en het Hemelse vreugderijk ontstaan ook hieruit. Nu vraagt ge: Wat is de toon of het geluid, of hoe ontstaat deze geest? Merk op: Alle zeven geesten Gods worden tegelijk geschapen; de ene doet de andere ontstaan, geen is de eerste, en ook geen is de laatste; de laatste doet zowel de eerste ontstaan, als de eerste de anderen, te weten de derde, vierde tot de laatste toe.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[11] Alzo ie het ook met de mens. Wanneer één geest in werking komt, zo brengt hij de andere ook tot activiteit en ziet hen alle, omdat hij uit het hart omhoog stijgt, waar in de hitte het licht ontstoken wordt, zodat de geest, die opstijgt in dat licht, de andere geesten ziet.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[23] Nu zoudt ge kunnen vragen: Is dan in God ook een tegenstelling tussen de verschillende geesten Gods? Neen. Of ik ook al hier hun oorsprong aantoon, waarbij een ieder van hen wel zeer goed de grote ernst van God dient te verstaan, daaruit volgt nog niet, dat er onenigheid tussen hen bestaat. Want de allerinnerlijkste, diepste geboorte in de kern is zó, dat geen schepsel in het lichaam er door kan worden aangegrepen, maar daar, waar de verborgen Geest geboren wordt, daar geschiedt de aanraking; deze zelfde geest wordt op zulk een wijze en in zulk een kracht geboren.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[10] Beziet de hemel; deze is een ronde kogel en heeft noch begin, noch einde; overal is evenwel zowel begin als einde, waar ge de hemel ook beziet, alzo is God ook in en boven de hemel, ook Hij heeft begin noch einde. Ziet nu verder de sterrenbaan, zij beduiden des Vaders menigvuldige Kracht en Wijsheid en zij zijn geschapen uit de Kracht en de Wijsheid des Vaders. De hemel, de sterren en de ganse ruimte tussen de sterren, be­nevens de aarde, stellen de Vader voor en de zeven planeten beduiden de zeven geesten van God of de vorsten der Engelen, bij welke Lucifer ook behoorde vóór zijn val. Deze alle zijn uit de Vader geboren bij de aanvang van de schepping der Engelen, voor de wereld bestond. Merk nu op: de zon beweegt zich midden in de ruimte tussen de sterren in ronde omgang en zij is het hart der sterren en geeft alle sterren licht en kracht en zij tempert de kracht van alle sterren, zodat alles zeer lieflijk en vreugdevol wordt; zo verlicht ze ook de hemel, de sterren en de ruimte boven de aarde en werkt in alle dingen, die in deze wereld zijn en zij is de koningin dezer wereld en het hart van alle dingen en dit alles beduidt God de Zoon. Want zoals de zoon midden tussen de sterren en de aarde staat en alle krachten verlicht en het licht en het hart is van alle krachten en de vreugde van deze wereld, dewijl alle schoonheid en lieflijkheid leeft in het licht en de kracht der zon, zo leeft ook de Zoon van God in de Vader; Hij is de kern des Vaders en Zijn Kracht is de be­wegende, opborrelende vreugde in de Vader, zoals de zon de gehele aarde vreugde geeft.
Hoofdstuk 3: Over de hooggebenedijde, triomferende, drie maal heilige Drievuldigheid, God de Vader, de Zoon, de Heilige Geest, een Enig God. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[3] Merk nu op: Hier moet ik het gehele Goddelijk Lichaam, als ik het zo mag aanduiden, in het midden, in het hart raken en het verklaren. Ge zult waarnemen, hoe alle zeven geesten steeds weder elkander doen geboren worden en ge zult opmerken, dat de Godheid geen begin en geen einde heeft. Aanziet daarom de lust uws geestes, en het eeuwige goddelijke vreugdenrijk, de Hemelse zaligheid en de lichamelijke vreugden die in eeuwigheid geen einde nemen.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[7] Het licht echter, waardoor de zeven geesten kunnen bestaan, waardoor zij triomferend en vreugdevol worden, en waarin het Hemelse vreugderijk opgaat, is de waarachtige Zoon Gods, dien wij Christenen, aanbidden en eren, als de tweede Persoon in de Heilige Drievuldigheid. En de zeven geesten Gods zijn allen tezamen God de Vader, want er bestaat geen geest buiten de anderen; zij behoren allen bij elkander; wanneer de ene er niet was, zo zou de andere er ook niet zijn.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[22] Zo gij nu weten wilt, hoe de verschijningsvorm van de Hemel is, welke gestalte en verschijningsvorm de Engelen hebben en wat eigenlik de heilige Hemelse en goddelijke natuur is, zo merk dan op de bijzonder­heden, die zich vertonen bij deze zevende oergeest Gods. Deze zevende oergeest is de geest der natuur, want de zes anderen doen de zevende geboren worden; en de zevende, wanneer hij geboren is, is als een moeder der anderen, die hen omsluit en hèn weer doet ontstaan, want het lichamelijke en natuurlijke is de verschijningsvorm, de uiterlijke mani­festatie, waarin de zes andere Oergeesten besloten liggen. Merk hier op de betekenis: De zes Oergeesten stijgen elk naar zijn eigen kracht en naar zijn eigen aard op en als zij opgestegen zijn, zo vloeien hun krachten tezamen en de hardheid doet droogte ontstaan. Deze lichamelijke verdroging noem ik in dit boek de goddelijke Salniter. Met het woord “Salniter” bedoel ik in dit boek het volgende: Uit het eeuwige centrum der natuur ontstaat het andere principe, zoals het licht uit het vuur ontstaat. Zo is het ook met de twee geesten: hitte en lucht. In lucht kan pas groei bestaan en vuur veroorzaakt eigenschappen. Alzo, wanneer geschreven is: De Engelen zijn uit God geschapen, zo wordt daarmede bedoeld, dat zij zijn geschapen uit Gods eeuwige natuur, waarmede men bedoelt de zeven Oergeesten. En de goddelijke heilige natuur wordt hier niet bedoeld als te zijn: een vuur, maar een Licht. Het vuur geeft ons een geheimenis der eeuwige natuur en der Godheid, daar er twee principes zijn, tweeërlei bron; een waarin grimmige, zure, bittere, angstige, verterende, die zetelt in het vuur en het Licht, dat uit het vuur ontstaat, en dat woont in het vuur en toch niet door het vuur wordt aangetast, omdat het een andere bron heeft. De zachtmoedigheid, waarin een begeerte der liefde is, waarmede dan bedoeld wordt, dat deze be­geerte der liefde iets anders is dan het vuur. Want het vuur wil alles verteren en stijgt nog op en de zachtmoedigheid van het Licht is werkelijkheid; de geest des eeuwigen levens wordt door het Licht geschapen en het Licht maakt ook water met de oertoestand van de lucht. Alzo zal de lezer van dit boek deze drie principes of geboortes verstaan. Deze zijn de oertoestanden van de eeuwige natuur in de eeuwige Wil van God, welke Wil of welk begeren zich voortstuwt in grote angst tot in het vierde principe naar het vuur, waar het Licht ontstaat. Wij nu verstaan de heilige drievoudigheid in het Licht buiten de natuur als een andere bron en met het vuur verbonden, evenals vuur en licht in de natuur. En het derde principe op deze wereld is uit het eerste ge­schapen. Dit alles is door de schrijver de eerste maal niet voldoende be­grepen, hoewel het hem klaar verscheen, zo, kon toch niet alles door hem begrepen worden. Het is, als wanneer er een plasregen neervalt, waardoor de groei ontstaat. Daarbinnen is het zaad der godheid; het is als een moeder, die het zaad ontvangt en immer weder vruchten voort­brengt naar de hoedanigheid van het zaad. In dit opstijgen der zes Oergeesten stijgt ook op: de Mercurius, de toon of het geluid van deze zes geesten en in de zevende geest is hij als in de moeder; hij brengt allerlei vrucht voort en kleuren naar de werkingen der zes geesten. Ge moet hier echter weten, dat de Godheid niet ophoudt met arbeiden, maar zonder onderbreking werkt als een lieflijk worstelen, kampen en bewegen; zoals twee schepselen, die elkander in grote liefde vinden. Ge moogt het vergelijkenderwijze zó verstaan, alsof zeven mensen een vriendschappelijk spel der vreugde speelden. De ene zege­viert over de andere, en de derde komt de overwonnene te hulp en ver­toeft alzo een vreugdig ogenblik te midden van hen. Zij strijden wel tegen elkander, maar zijn toch liefdevol jegens elkander gezind. Alzo is ook de werking der zes geesten Gods in de zevende; nu eens heeft de ene de boventoon, dan weer de andere en allen strijden in liefde met elkander. En wanneer het Licht te midden van dit strijden mede opstijgt, zo woont de Heilige Geest in de kracht van het Licht in het spel der zes anderen. Alsdan groeien uit de zevende allerlei vruchten des levens, gewassen en kleuren. Welke eigenschap nu de sterkste is, die eigenschap is in de vrucht ook het sterkst vertegenwoordigd. Ook wat betreft de kleuren. In dit worstelen of strijden wordt de Godheid geformeerd naar oneindige en ondoorgrondelijke gestalte en naar velerlei hoedanigheden. Want de zeven Oergeesten zijn zeven hoofdbronnen; wanneer Mercurius erin op­stijgt, maakt hij alles beweeglijk. De natuur en de drievoudigheid is niet één en hetzelfde; er is onderscheid tussen hen, hoewel de drievoudigheid woont in de natuur, maar onbegrepen, en toch er eeuwig mee verbonden. Merk nu op, hoe de zevende geest in de natuur is gevormd. Het zoete water is het begin geweest in de natuur en de zuurheid doet het samen­krimpen. Wanneer het is samengekrompen, zo ziet het blauw als de Hemel; wanneer het Licht of de bliksem daar binnen in op gaat, zo gelijkt het een edele jaspis of een glazen zee, waarin de zon schijnt en die zeer zuiver en klaar is. Wanneer echter de bittere hoedanigheid zich er aan toevoegt, zo verdeelt het water zich, alsof het leefde en er ontstaat een groenachtige verschijning of vorm, als een groene bliksem, waardoor iemand het licht als 't ware benomen wordt en hij niet meer zien kan. Wanneer echter de hitte zich daarbij voegt, zo verandert het groen in iets roodachtigs, alsof een karbonkel er uit te voorschijn lichtte. Wan­neer echter het Licht, hetwelk de Zone Gods is, in deze natuurzee schijnt, zo bekomt het zijn gele en witte kleur, die ik met niets kan ver­gelijken; met deze aanschouwing moet ge wachten tot in het toekomende leven. Want dat is de ware Hemel, die uit God is en waarin de heilige Engelen wonen, dewelke ook in de aanvang daaruit voortgekomen zijn. Ziet, wanneer nu Mercurius of de toon in deze natuurHemel opgaat, dan opent zich het goddelijke vreugdenrijk der Engelen; daar ontplooien zich de vormen, gestalten en kleurenen de vrucht bloeit en groeit daar in zijn volkomenheid. Vruchten van allerlei loofbomen, kruiden en gewassen, verrukkelijk om te aanschouwen, lieflijk van geur en smaak. Ik spreek hier als met Engelentong: ge moet het niet aards verstaan. Met de Mer­curius is het evenzo. Ge moet niet denken, dat er een hard kloppen, klinken of galmen in de godheid is, alsof men een machtige bazuin zou nemen en daarin zou blazen. O neen, mens, gij half dode Engel, zo is het niet; wel zingen de heilige Engelen, schallen en bazuinen, want God heeft hen uit Zichzelf voortgebracht, opdat zij de Hemelse vreugde zouden vermeerderen. Zulk een gestalte had Adam ook, toen God hem schiep, voordat Eva uit hem gemaakt werd, maar de verdorven Salniter in Adam heeft met de boom des levens gevochten totdat hij overwonnen heeft en Adam moede werd, waardoor hij insliep. Toen geschiedde het, dat de barmhartigheid Gods te zijner hulpe nabij was. Een vrouw werd geformeerd. Was dat niet geschied, zo zou hij nu nog slapen. Dit, hetgeen hierboven is meegedeeld, is de schone en heilige Hemel; deze is in de gehele Godheid en heeft begin noch einde. Geen schepsel kan hem met zijn zintuigen bereiken. Toch moet ge dit weten, dat een bepaalde hoedanigheid zich aan de ene plaats krachtiger vertoont dan op een andere plaats. Nu eens heeft de tweede of derde, dan weer een der anderen de voorrang. Het is alzo een eeuwigdurend werken, worstelen en vreugdevol opstijgen in liefde. De Godheid betoont zich immer wondervoller, onbegrijpelijker en ondoorgrondelijker. Zo, dat zelfs de heilige Engelen zich nooit genoeg er in kunnen verheugen en nooit genoeg het Te Deum Laudamus kunnen zingen. Zij zingen voor al Gods grote hoedanigheden; voor zijn wondervolle openbaring en wijsheid; van zijn schoonheid en kleuren, vruchten en gestalten. Aan zijn hoedanigheden is geen begin en geen einde. En hoewel ik alhier heb beschreven, hoe alles is ontstaan, en hoe zich alles heeft gevormd, en hoe de Godheid zich openbaart, zo moogt ge daarom nog niet denken, dat er een rust of uit­doving plaats vindt en dat het daarna weder op dezelfde wijze voortgaat. Neen, maar ik kan alles slechts stuk voor stuk beschrijven, terzake van des lezers onverstand, opdat hij het zou kunnen begrijpen. Ge moogt ook niet denken, dat ik in de Hemel heb vertoefd en deze dingen met mijn vleselijke ogen heb gezien. O neen, ik ben slechts als gij, en heb in mijn wezen geen groter licht ontvangen dan gij; ook ik ben een zondig en sterfelijk mens evenals gij en ik moet elke dag en elk uur met de duivel worstelen, welke met de verdorven natuur strijdt, die in mijn vlees is, zoals in alle mensen. Menigmaal zegevier ik over hem, maar toch zege­viert hij ook menigmaal over mij. Ons leven is een gestadige strijd met de duivel. Deze strijd is de edele ridderkrans; hij duurt voort, totdat de oude mens-Adam gedood wordt; in deze oude Adam heeft de Satan toegang tot de mens.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[9] Wat doen de Engelen, wanneer zij niet zingen? Ziet, wat de Godheid doet, dat doen zij ook. De geesten Gods vloeien in elkander over, en stijgen in elkander op, zij omhelzen elkander als 't ware en gaan in elkander op. Het leven bloeit open vol vreugde en is vol eeuwigdurende verkwikking en de Engelen wandelen in de Hemelse gebieden vriendelijk, lieflijk en vreugdevol met elkander. Zij aanschouwen de wonderlijke en lieflijke aanblik van de Hemel en eten van de lieflijke vruchten des Levens.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139