Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

4159 resultaten - Pagina 131 van 278

...  119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144  ...
[7] Hoe God echter in de geest en in waarheid zonder onderbreking aanbeden moet worden, heb Ik jullie allemaal duidelijk en in goed begrijpelijke woorden gezegd, en daarom heb Ik daar verder niets meer aan toe te voegen. Ik heb jullie de weg getoond waarlangs jullie gaandeweg tot alle waarheid en wijsheid kunnen komen, en dat was in eerste instantie noodzakelijk voor jullie. Maar handel en leef nu op die manier, en zoek het Godsrijk vooral in jezelf; al het andere zal jullie erbij gegeven worden!'
Hoofdstuk 44: De juiste verering van de Heer De Heer trekt door Samaria - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] De weg waar we over moesten reizen was tamelijk verlaten en werd derhalve weinig gebruikt, en zo konden wij ons, zonder veel gezien te worden, vaak met de snelheid van de wind voortbewegen, zoals we dat op verre reizen ook steeds hadden gedaan.
Hoofdstuk 45: De karavaan van de rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Olgon en ook enkele van zijn metgezellen zeiden: 'ja, wij zullen zwijgen! Want ook wij zijn onverzoenlijke vijanden van de onverzadigbare Farizeeën! Vroeger waren wij allemaal eerlijke joden en stonden in dienst van de Farizeeën. Omdat wij sterke en moedige mensen waren en ook de Schrift begrepen, verklaarden zij ons de wetten van de naastenliefde als volgt: Er stond wel geschreven dat men niet moet stelen en roven en ook niet belust moet zijn op het bezit van zijn naaste -maar dat had alleen betrekking op de joden onder elkaar. Wie echter slim, moedig en sterk was, kon de schatten van de heidenen stelen en ook met geweld wegnemen, zoveel hij maar wil en kan, en dan zou hij in Gods ogen geen zonde bedrijven; integendeel, God zou alleen maar een heel groot welbehagen hebben in zo'n moedige en slimme jood, die van Gods vijanden schatten steelt en rooft en een deel daarvan aan de tempel offert. Maar men moest de beroofde heidenen niet zonder noodzaak doden, opdat ze zich niet met hun tirannieke wet op de joden zouden storten, die toch al buiten alle proporties door hen verdrukt werden, en hen helemaal tot stervens toe zouden onderdrukken.
Hoofdstuk 46: De bekentenis van de rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] En kijk, omdat wij de stem van de Farizeeën als de stem van God beschouwden, werden wij dan ook dieven en rovers, zonder daar een gewetenszaak van te maken; want wij bestalen en beroofden de heidenen - zoals wij aanvankelijk geloofden - immers in opdracht van jehova, zoals ook de grote koning David in opdracht van God de Filistijnen en andere slechte heidense volkeren van de bodem der aarde moest uitroeien, en God hem dat zeker als een verdienste aanrekende omdat Hij hem de man naar Zijn hart noemde!
Hoofdstuk 46: De bekentenis van de rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] Daarmee stelden de leerlingen zich weer tevreden. Een paar passen verderop was echter een ruime grot. Toen de storm steeds heviger werd, de ene bliksem duizendmaal duizendvoudig op de andere volgde en de regen in stromen uit de wolken begon te storten, grepen de rovers hun lastdieren en vluchtten daarmee de grot in, terwijl Ik met Mijn leerlingen op die open plek bleef, zonder door ook maar één regendruppel geraakt te worden.
Hoofdstuk 47: De verandering van de woestijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Olgon en zijn beide metgezellen zeiden: 'Ja, o Heer, Heer! Dat geloven wij nu zonder ook maar het minste spoor van twijfel! U bent geen uitverkorene van Jehova, maar U bent werkelijk, en op wonderbaarlijke wijze Hem -Zelf, en wel in eigen persoon! 0 wees ons, arme en altijd zwakke zondaars in Uw ogen, genadig en barmhartig!'
Hoofdstuk 48: De Heer zegent de woestijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Ik zei: 'Geloven jullie dan wel echt zonder twijfel, dat Ik in staat ben om ook dat te doen?'
Hoofdstuk 48: De Heer zegent de woestijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Olgon zei: 'O Heer, Heer! U alleen is niets onmogelijk! Wat U zegt is eeuwige waarheid, en die geloven wij zonder enige twijfel; en wat U wilt, gebeurt, en wij willen en zullen Uw wil ook doen zoals U die door Mozes en de profeten aan de mensen hebt geopenbaard. En wij hebben nu immers ook uit Uw mond gehoord wat Uw wil is en wij zullen er trouw naar handelen; maar bezaait U, o Heer, Heer, deze nu nog woeste streek!'
Hoofdstuk 48: De Heer zegent de woestijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Toen wij binnen enkele ogenblikken helemaal uit hun blikveld verdwenen waren, waar ze zich opnieuw hevig over verbaasden, gingen ze op weg en reisden terug langs de woestijn, tot de plaats waar hun vrouwen en kinderen met hun bezittingen in een grote, moeilijk toegankelijke grot woonden, die van de storm verschoond was gebleven en ook niet vol modder was geraakt. Toen de zeventig mannen zo snel in de grot terugkwamen, waren hun vrouwen en kinderen, die nog beefden van vrees en angst vanwege de plotseling ontstane, ongehoord hevige storm, verbaasd dat ze zo snel en zonder buit teruggekeerd waren.
Hoofdstuk 49: Het in bezit nemen van de vruchtbare kolonie (26.10.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Toen de vrouwen dat van hun mannen hoorden, wilden zij onmiddellijk en zonder veel uitstel de wonderbaarlijke huizen gaan zoeken. De mannen dachten echter dat dat niet eerder dan over drie dagen mogelijk zou zijn, omdat de spleten, holten en kloven nog vol modder zouden zitten, waarin men gemakkelijk helemaal zou kunnen wegzakken en de dood vinden.
Hoofdstuk 49: Het in bezit nemen van de vruchtbare kolonie (26.10.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Toen Ik klaar was met deze uitleg, kwam de waard met zijn genezen zoon ons aankondigen dat het ochtendmaal weldra uitstekend toebereid op tafel gezet zou worden. En tegelijkertijd vroeg hij Mij in alle eerbied om raad wat hij moest doen, aangezien zijn vrouwen kinderen hem voortdurend lastig vielen met de vraag wie Ik was en waar Ik vandaan kwam, omdat Ik zonder enig hulpmiddel het blinde oog van zijn zoon weer ziende had kunnen maken. Zowel hij als zijn genezen zoon wilden Mij niet verraden, omdat Ik hun dat had verboden.
Hoofdstuk 55: Het prachtvertoon op tafel bij het ochtendmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] (De Heer:) 'Maar ook werden er dikwijls vrome mannen, die altijd vast in God geloofden en Hem van harte liefhadden, vaak ook zonder dat ze eerst zo'n school hadden bezocht tot ware profeten opgewekt. Zo waren Mozes en Aäron zelf grote profeten terwijl ze daar in geen enkele school voor waren opgeleid; want hun geloof, hun aan God toegewijd hart en God Zelf waren hun school. Evenzo werden Elia en Jona,Jozua en Samuël ware profeten, Zonder voorafgaande school; want God Zelf was hun Meester en hun School.
Hoofdstuk 57: De ware profeten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Ook de aartsvaders waren meestal zieners en profeten zonder scholing; want alleen God, aan wie ze zonder twijfel vasthielden en geloofden, was hun school, waar Hij Zijn wil aan hen openbaarde. En zelfs in deze tijd zijn er zieners en profeten geweest, die niet opgeleid zijn in de school voor zieners en profeten; want God kijkt altijd alleen naar het hart van de mensen en niet naar de school waar iemand deze of gene vaardigheid heeft bereikt.
Hoofdstuk 57: De ware profeten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Ik zei: 'Waar je Mij nu om hebt gevraagd, heb Ik nu reeds gedaan en daarom zul je gemakkelijk verder kunnen gaan! Want voor wie Mijn levenslicht schijnt, die zal met zijn voeten onderweg niet gemakkelijk meer tegen een steen stoten en hij zal de doornen weten te vermijden. Wie met Mij wandelt, heeft overal al een goed gebaande weg; wie echter zonder Mij wandelt naar het rijk Gods, dat het innerlijke rijk van het leven en alle waarheid is, heeft een lange, smalle en zeer doornige weg te gaan, zoals dat bij heel veeloude wijzen van alle volkeren op aarde het geval was en ook in de toekomst het geval zal zijn en blijven.
Hoofdstuk 58: Het navolgen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Kijk, ook in de toekomst zullen heel veel mensen als ze over Mij horen, Mij en ook Mijn rijk met grote ijver overal zoeken. Maar halfblind in hun ziel als ze zijn, zullen ze Mij toch niet helemaal vinden als ze Mij nu eens hier en dan weer daar achterna zullen reizen, wanneer de mensen tegen hen zullen zeggen als ze Mij zoeken: 'Hij is hier wel geweest en is nu daar en daar; ga daar maar heen, dan kunnen jullie Hem wel vinden!'. Degenen die Mij zoeken zullen zich daarheen haasten om Mij te vinden, en toch zullen ze Mij niet vinden. Want zoals Ik jullie al herhaalde malen heb aangegeven zullen velen zeggen: 'Kijk, hier is Hij!' of 'Daar is Hij!' of 'Hij is in dit huis, of in die kamer!', maar geloof het dan niet. Want als iemand zonder twijfel in Mij gelooft en Mij werkelijk in zijn hart boven alles liefheeft en derhalve ook zijn naaste als zichzelf, en als hij daarbij ook een steeds groeiend verlangen heeft om Mijzelf te aanschouwen en Mij en Mijn wil dieper en duidelijker te leren kennen, zal Ik op dezelfde manier als hier heel onverwacht in zijn meest directe omgeving aanwezig zijn, hoewel hij denkt dat Ik nog ergens op een onbekende verre plaats ben, en dan maak Ik Mij ook weldra in zijn meest directe nabijheid aan hem bekend en zal Ik met hem in een en hetzelfde huis wonen en maaltijd met hem houden.
Hoofdstuk 54: De geestelijke betekenis van de gebeurtenissen in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144  ...