Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2083 resultaten - Pagina 131 van 139

...  114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139
[13] Want er is geen onderscheid tussen de geesten van God en de Engelen, dan slechts dit ene verschil, dat de Engelen schepselen zijn en dat hun lichamelijk wezen een begin heeft; hunne kracht echter, waaruit zij ge­schapen zijn, die is God Zelf en deze is van eeuwigheid af en blijft in alle eeuwigheid.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[4] Deze eigenschap veroorzaakt in de Hemelse pracht de scherpte des geestes, waaruit en waardoor het schepsel geformeerd is, opdat een Hemels lichaam kan worden opgebouwd, evenals verschillende kleuren, vormen en gewassen. Want het is de vorm van een bepaald ding, die allereerst bepaald wordt, daarom is zij de eerste eigenschap en een begin van alle vormen en vorming der Engelen. Een begin van alles wat er in de Hemel en op deze wereld is, ja, van alles wat maar kan worden ge­noemd. Zo zij echter wordt teweeg gebracht door de schepselen, die geschapen zijn door God, in Zijn Rijk en die dit alleen maar kunnen doen, zo is zij een brandende bron van goddelijke toorn, want ze is een van de zeven Geesten Gods, in Wiens kracht het Goddelijke Wezen be­staat in goddelijke kracht en Hemelse praal. Wanneer ze teweeg gebracht wordt, is ze een grimmige bron van toorn en een hels verschijnsel, een foltering en groot verdriet door het helse vuur, een eigenschap der duisternis, want de Goddelijke Liefde en ook het Goddelijke Licht dooft er in uit. (Het is een sleutel, die voert tot de doodskamer, en de dood veroorzaakt.)
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[12] Nu heeft echter ieder van hen de macht zijn wil te veranderen, al naar gelang het noodzakelijk is voor het ontstaan van het Licht; wanneer dat nu geschiedt, zo kan de geest niet triomferen, maar moet zich matigen. En daarom zijn alle zeven geesten vol van macht en ieder van hen heeft de teugel in de hand, zodat hij de geest, die in hem woont, in toom kan houden en hem kan belemmeren verder te gaan, dan hem toegestaan wordt.
Hoofdstuk 13: Over de verschrikkelijke, bedroevende en ellendige val van het Koninkrijk van Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[13] De zeven geesten echter, die in een Engel zijn, die het licht en het ver­stand voortbrengen, zijn met de gehele Godheid verbonden, zodat zij niet meer kunnen bewerkstelligen in enig opzicht dan God Zelf en ook niet op een andere wijze. En wel, aangezien zij een gedeelte van het geheel zijn, want God heeft hen daartoe uit zichzelf geschapen. Nu deden echter de Oergeesten in Lucifer dit niet, maar, omdat zij zagen, dat zij de voorrang hadden, zo gingen zij zodanig te werk, dat de geest, die in hen geboren werd, zeer vurig werd en in de oerbron van het hart op­steeg als een trotse jonkvrouw.
Hoofdstuk 13: Over de verschrikkelijke, bedroevende en ellendige val van het Koninkrijk van Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[22] Dit beduidt de Zoon Gods, die alle zeven geesten van God de Vader geboren doet worden. Hij is de Zoon van al de zeven geesten. Het hart Gods is steeds het middelpunt, evenals de naaf het middelpunt is van het rad.
Hoofdstuk 13: Over de verschrikkelijke, bedroevende en ellendige val van het Koninkrijk van Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[23] Zo ook kan er maar één hart van God zijn en niet zeven. Dat ene hart is het middelpunt en het leven van alle zeven geesten. De spaken nu, die het houvast bieden, beduiden God de Heilige Geest, die van de Vader en van de Zoon uitgaat, en toch tegelijkertijd in Hem aanwezig blijven. Zoals er nu vele spaken zijn, die alle in 't midden van het wiel rond draaien, zo is de Heilige Geest de werkmeester van God en Hij vormt alles, wat in God aanwezig is. Er is slechts één enkele God met zeven Oergeesten, evenals er maar één rad is, alhoewel er zeven raderen zijn, maar zij alle vormen als ‘t ware, één geheel.
Hoofdstuk 13: Over de verschrikkelijke, bedroevende en ellendige val van het Koninkrijk van Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[8] De eerste factor is: de ogen, die op alles reageren, wat ze ook zien, want zij zijn het licht. Zoals het licht uit de Zoon Gods uit gaat tot de Vader, in al Zijn Krachten, en alle Krachten des Vaders aandoet en evenzo andersom, zo werken de ogen op de dingen, die zij bezien, en omgekeerd, en vandaar wordt het naar het hoofd gevoerd en daar wordt het bewust gemaakt. Vandaar gaat het naar het hart, en het hart geeft het door aan de anderen in het ganse lichaam; dan grijpen mond, hand en voet toe. De tweede is: de oren, zij ook werken in het gehele lichaam door de geest; hun oorsprong ligt in de klank, de toon, die overal uit opstijgt. Zoals in alle Krachten Gods de toon klinkt, die ‘t Hemelse weer­geeft, en deze toon of klank weer van deze krachten uit gaat en terug is te vinden in de verbinding van de Geest met God, zo komt deze toon naar voren; wanneer de éne kracht de andere in beweging brengt. Dan klinkt ze duidelijk, zij stijgt dan weer op in de Vader, en alles, wat in de Vader is wordt er door aangeraakt, zij brengen steeds weer de­zelfde toon voort. Zo zijn dus de oren het tweede motief in het hoofd, zij staan open en de klank of toon gaat door hen heen in alles, wat ge­luid geeft. Wanneer dit gebeurt wordt de geest aangeraakt en deze wordt gebracht voor de vorstelijke zetel, die in het hoofd is, daar wordt hij goedgekeurd. En zoals de Geest het int, zo brengt hij het over in het hart en het hart, of de bron van het hart, geeft eraan alle krachten die in het lichaam zijn; dan werken mond en handen mede. Wanneer het evenwel aan de vorstelijke zetel, die bij het hoofd is, niet bevalt, wanneer het be­proefd is, zo laat deze het van zich gaan en brengt het niet over naar de moeder - het hart. Het derde motief is de neus; de bron uit het lichaam stijgt op naar de neus, wat betreft de functie van dit orgaan. De neus heeft twee open poorten. Zoals de lieflijke en verrukkelijke geur uitgaat uit alle krachten van de Vader en van de Zoon, en door de Heilige Geest wordt getemperd, zodat uit de bron van de Heilige Geest deze kostbare geur opstijgt, en werkt, in alle krachten des Vaders, en deze ontsteekt, zodat ze opnieuw zwanger worden van de verrukkelijke geur en deze opnieuw bij en in de Heiligen Geest doen geboren worden. Alzo stijgt ook in mens en Engel deze kracht van de reuk uit alle lichaams­krachten door middel van de Geest op, verlaat wederom de neus en doet alle reuk aan en voert die terug door de neus, de derde factor in ‘t hoofd. Ook deze wordt gebracht voor de vorstelijke zetel in het hoofd. Daar wordt zij gekeurd, of het een goede reuk is, aannemelijk of niet. Is zij goed, dan wordt zij doorgegeven aan de moeder, zodat zij begint te werken, is zij niet goed, dan wordt zij verwijderd. En deze factor, deze reuk, die ontstaat uit de krachten Gods, behoort tot het hemelse Vreugde­rijk en heeft een heerlijke, lieflijke en schone bron in God. Het vierde is: de smaak, die de tong heeft; zij stijgt ook op uit alle krachten des lichaams door de Geest, naar de tong, want alle bronnen van het ge­hele lichaam gaan naar de tong en deze is het essentiële van alle krachten of de smaak. Zoals de Heilige Geest uitgaat van de Vader en de Zoon, en goed is, en in zijn werken alles doet opstijgen wat goed is, en weer ver­enigt met de Vader, zodat de Krachten des Vaders wederom zwanger worden en opnieuw de smaak voortbrengen; wat echter niet goed is wordt door de Heilige Geest uitgespuwd, als iets, dat walging opwekt, zoals staat in de openbaring van Johannes: “hij spuwt de grootvorst Lucifer uit in zijn hoogmoed en bederf, want hij kon de hovaardige, vurige, onwelriekende geur niet meer verdragen,” alzo gaat het ook alle hovaardige mensen. O mens, laat u dit gezegd zijn, want de geest ijvert zeer in dit opzicht: Laat af van de hoogmoed, of het zal u vergaan als de duivelen, het is ernst, de tijd is kort, en zo ge niet luistert, zult ge spoedig het helse vuur bemerken. Zoals nu de Heilige Geest alles keurt, zo doet de tong dit ook; zij keurt elke smaak. En wanneer de geest het goedkeurt, dan wordt de smaak voor de vier andere factoren geplaatst, voor de vorstelijke zetel, daar wordt onderzocht, of de smaak nuttig is ten opzichte van de andere eigenschappen van het lichaam: ten slotte komen dan mond en handen in werking. Wanneer de smaak evenwel niet goed is wordt ze door de tong uitgespuwd, voor ze voor de vorstelijke zetel verschijnt; bevalt ze de tong echter wel, en is ze goed maar dient ze niet het gehele lichaam, zo wordt ze toch, wanneer ze voor de vier­schaar verschijnt, verworpen en de tong moet ze uitspuwen en niet meer aanroeren. Het vijfde zintuig is: het voelen, de tastzin. Deze stijgt ook op in alle krachten des lichaams, naar het hoofd. Want uit God de Vader en God de Zoon gaan alle krachten uit en de ene brengt de an­dere in beweging, wat weer tot gevolg heeft, dat het geluid ontstaat, zodat alles klinkt en beweegt; wanneer de ene kracht de andere niet wekte, zou zich niets bewegen. Dit in beweging brengen brengt ook de Heilige Geest in werking, zodat Hij opstijgt in alle krachten des Vaders waarin het hemelse Vreugdenrijk triomferend tot stand komt, zowel als het groeien en bloeien, klinken en geboren worden. Christus spreekt in het Evangelie: “Ik werk en Mijn Vader werkt ook.” Joh. 5:17. Door deze werking wordt de Heilige Geest geboren en hierin zijn alle krachten beweeglijk en in werking. Hij stijgt op van eeuwig­heid tot eeuwigheid en maakt de Krachten des Vaders zwanger. Zo iets heeft ook plaats bij Engelen en mensen. Alle krachten in hun lichaam stijgen op en de een wekt de andere tot werking; wanneer dit niet zo was, zou de mens en de Engel niets kunnen voelen. Wanneer één lid van het lichaam te zwaar getroffen wordt, zo roept het het gehele lichaam aan om hulp en het gehele lichaam komt in werking alsof er een groot oproer was, alsof de vijand nabij was, en het komt het éne lid te hulp en verlost het van zijn smarten.
Hoofdstuk 5: Over het stoffelijke lichaam, het wezen en de hoedanigheid van een Engel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[24] Het rad, in zijn bouw, stelt de wrange eigenschap voor, welke het lichamelijke wezen der Godheid tezamen houdt en doet verdragen, zodat het bestaan kan. En het zoete bronwater ontstaat door het opstijgen der geesten, want, als het Licht in de hitte te voorschijn komt, zo verschrikt de wrange kwaliteit door grote vreugde. Het harde, lichamelijke wordt hierdoor zachtmoedig.
Hoofdstuk 13: Over de verschrikkelijke, bedroevende en ellendige val van het Koninkrijk van Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[34] Op een dergelijke wijze nu heeft Lucifer de Godheid tot toorn verwekt (d. i. de eeuwige natuur is ontstoken naar het 1e principe), dewijl hij met al zijn Engelen als een boosaardige duivel tegen God strijd heeft gevoerd, met de bedoeling het gehele gebied onder zijn heerschappij te brengen en onder het bevel van de hem toebehorende geesten, opdat deze alles zouden kunnen formeren. Het gehele gebied zou zich, zo wilde hij het, moeten buigen en zijn geesten zouden het moeten regeren en formeren.
Hoofdstuk 14: Hoe Lucifer, de schoonste Engel in de Hemel, de vreselijkste duivel geworden is. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[3] Het lichaam beduidt: de zeven Oergeesten des Vaders en de ziel beduidt: de eniggeboren Zone Gods des Vaders. De ziel beduidt Gods Hart. Zoals het lichaam de ziel voortbrengt, alzo brengen ook de zeven geesten Gods den Zoon voort; en zoals de ziel iets aparts is, wanneer zij ge­boren is, en toch met het lichaam verbonden is, en zonder dat lichaam niet kan bestaan, zo is ook de Zoon van God, wanneer hij geboren is, een afzonderlik Wezen, terwijl hij toch weer niet bestaan kan zonder den Vader.
Hoofdstuk 15: Over de derde gestalte der zonde in Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[7] Merk op: Deze eigenschap of kern in de goddelijke kracht is de samen­trekking of vorming of inkrimping, want zij is de koude, die men ziet wanneer het water bevriest. De zachte hoedanigheid, het milde is de warmte, waardoor de koude wordt omgezet. Het water heeft hierin zijn oorsprong. De wrange, zure scherpe eigenschap heet dus: Hart en de andere, tegenovergesteld daaraan, heet warmte, verzachting, mildheid en het zijn twee eigenschappen, waaruit de Zoon Gods geboren wordt. Want wanneer de eigenschap scherpheid, wrangheid in eigen kracht werkt, is zij naar haar kern duisternis, en de eigenschap warmte is in eigen kracht gelijk een opborrelend en verwarmend omhoog strevend licht; een bron van zachtmoedigheid en weldadigheid. Omdat ze echter in God den Vader in elkander overvloeien als waren zij slechts één kracht­uiting, zo ontstaat daardoor een lieflijke, barmhartige werking. En zij zijn twee geesten Gods te midden van de zeven Oergeesten in de goddelijke kracht; hiervan geeft de openbaring van Johannes een duidelijk beeld. (Hoofdstuk 1). Hij ziet zeven gouden kandelaars voor den Zoon van God, die betekenen de zeven Geesten Gods, die in volle klaarheid lichten vóór den Zoon van God, en waaruit van eeuwigheid tot eeuwigheid de geboorte van Gods Zoon voltrokken wordt, en Hij is het Hart van deze zeven geesten.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[15] Deze eigenschappen nu zijn in het lichaam vermengd, als waren zij alle tezamen slechts één eigenschap; toch borrelt ieder van hen in zijn eigen kracht omhoog en werkt naar buiten toe. Een ieder dezer kwaliteiten gaat over in alle andere en brengt deze in beweging, dat wil zeggen: zij doet de andere aan, en daardoor bekomen de andere hoedanigheden de wil, van de bepaalde hoedanigheden, die zich met hen heeft verweven. Zij erkennen haar scherpte en haar geesten vermengen zich steeds met haar. Nu veroorzaakt wrange, scherpe en zure eigenschap altijd, dat de andere eigenschappen zich samentrekken. Deze wrangheid, scherpheid doet het lichaam verdrogen; alle andere krachten verdrogen erdoor, en door haar aanraking komen de andere hoedanigheden niet tot hun recht. De zoete kwaliteit verzacht en bevochtigt alle andere, ze matigt de andere en daardoor worden zij lieflijk en zacht. De bittere maakt alle andere levend en bewegend en deelbaar in onderdelen, zodat ieder apart deel ook deel ontvangt van de krachten der oerbron, waardoor de beweeglijkheid ontstaat. De hitte ontsteekt alle eigenschappen, het licht verheft zich hieruit, zodat de ene eigenschap de andere kan opmerken, want wanneer de hitte in de zoete vochtigheid werkzaam is, zo doet zij het licht in alle eigenschappen geboren worden. Daaruit ontstaan de meningen en gedachten, zodat de ene hoedanigheid de andere ziet en erkent, die ook in haar aanwezig is, opdat zij beide als één worden, één wil, die in het lichaam opstijgt vanuit de eerste bronwel in de bittere kwaliteit. Dan doordringt de bittere kwaliteit de hitte, door de zuurheid heen, en de zoetheid in het water laat haar rustig er doorheen dringen, dan vaart het bittere in de hitte door het zoete water uit het lichaam en geeft het lichaam twee open poorten; dat zijn de ogen, de eerste uiting van lichamelijkheid.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[21] Hierover zijn nog zeer diepzinnige dingen te schrijven. Dat zult ge te lezen krijgen bij de behandeling van de schepping; dit is slechts een ver­gelijking, die hier is ingevoegd en kortelings beschreven. De andere verschijningsvorm der eigenschappen of de goddelijke krachten of de Zeven Geesten Gods zijn in het bijzonder bij de hitte op te merken. Eerstens is daar de basis of het lichamelijke wezen, hoewel dit bij God en ook bij de schepselen geen apart lichaam heeft; maar alle hoedanig­heden bij elkander gevoegd, vormen als 't ware die basis, dat bepaalde organisme, hoewel men tegelijkertijd de werking van iedere eigenschap afzonderlijk kan waarnemen. In het lichaam of de bronwel nu is de hitte aanwezig, die het vuur doet ontstaan; dat is de ene verschijningsvorm en deze kan men doorvorsen; uit de hitte ontspringt het licht, dat straalt door alle geesten of eigenschappen en het licht is de levende geest, die kan men niet doorvorsen. Zijn Wil echter kan men doorvorsen, wie hij is en wat hij wil, want hij werkt in de zoete eigenschap en in het zoete water en niet in de andere eigenschappen.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[33] Datzelfde drievoudige begrip liefde, licht, vuur, verspreidt zich in de zoete, zure en bittere kwaliteiten en ontsteekt deze beide laatsten en spijzigt en drenkt hen met haar zoete liedessappen, versterkt hen en ver­licht hen, maakt hen levend en vriendelijk. En wanneer deze lichtende, zoete liefdekracht tot hen komt, zodat zij daarvan proeven en tot leven gewekt worden, ach dan is er een heerlik triomferen, een grote liefde breekt zich baan, een lieflijk welkom is bereid, het is een proeven der zaligheid. De bruidegom kust zijn bruid, o zaligheid en grote liefde; hoe zoet zijt gij, hoe vriendelijk zijt ge, hoe lieflijk is toch uw smaak, hoe zacht geurt gij, ach edel licht er zuivere klaarheid; wie kan uw schoon­heid meten? Hoe schoon is uwe liefde, hoe schoon zijn uwe kleuren! Wie in eeuwigheid kan dit uitspreken? Waarover schrijf ik toch, ik die toch slechts stamelen kan als een kind dat leert spreken. Waarmede zal ik dit vergelijken? Zal ik het vergelijken met de liefde dezer wereld? Deze is hierbij vergeleken slechts als een donker dal. Ik kan het nergens anders mee vergelijken dan met de opstanding uit de doden. Het liefde­vuur zal wederom in ons branden en het zal de mensen vreugdevol om­ helzen en onze bitterheid, zuurheid, koude, duisternis en dood zullen ontbranden ten leven en het liefdevuur zal alles omvatten o, edele Geest, waarom zijt gij van ons gegaan? O boosheid en zuurheid, gij zijt de oorzaak. O grimmige duivel, wat hebt ge toch gedaan; gij die u zelf en al uw schone Engelen in de duisternis gestort hebt! Ach en eeuwig­durend ach! Dewijl toch de lieflijke, schone liefde ook in u was, o, gij hoogmoedige duivel, waarom was u dat niet genoeg? Gij waart toch een cherub, en in de Hemel was er niets schoners dan gij; wat zoekt ge dan nog? Wilt gij God zelf zijn? Ge wist toch wel, dat gij maar een schepsel waart en niet het meetsnoer in uw hand houdt! Wat beklaagt ge u dan, o gij vervloekte, boze duivel, wat hebt ge het voor ons be­dorven. Hoe wilt ge u zelf nog rechtvaardigen, of wat verwijt ge mij. Ge zegt, dat als gij niet gevallen waart, dan zou de mens niet bestaan hebben. O, gij leugenduivel! Als dat waar was, zo zou de Salniter, waar­uit de mens geschapen is, zowel als datgene waaruit ge zelf geschapen zijt, in eeuwige vreugde en klaarheid daar zijn en zou in God zijn opge­stegen en in de zeven Geesten Gods de zalige liefde en de Hemelse vreugden geproefd hebben. O gij, leugenduivel, wacht toch een stonde; de Geest zal u uwe schande openbaren. Toef nog een wijle, zo zal uw rijk ten einde zijn. Wacht, de boog is reeds gespannen; wanneer de pijl u treft, zo zult ge vallen, uw plaats is reeds bereid, deze moet nog slechts aangestoken worden. Draag ijverig hout naderbij, opdat ge niet zult bevriezen.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[11] Merk nu op: Zoals de lichaamsdelen van de mens elkander liefhebben, evenzo ook de geesten in de Goddelijke Kracht; daar is niets dan ver­langen, begeren en vervullen, zodat zij in elkander triomferen en zich verheugen; want door deze geesten ontstaat het verstand en het onder­scheid tussen God, Engelen, mensen, dieren en vogels, en in alles wat leeft. Want in deze vijf eigenschappen komt het zien, het ruiken, het proeven en het vallen tot uiting en zij allen vormen als 't ware één Geest. Wanneer het licht opgaat, ziet de ene geest de anderen en als het zoete bronwater in het licht alle andere geesten aandoet, zo proeven zij elkander en nemen elkander waar. Dan worden de geesten levend; de kracht des levens doordringt alles, de ene voelt en ruikt de ander. Het is niets dan een hartelijk liefhebben, een vol vriendschap elkander zien, een wel­aangenaam rieken, proeven en voelen, een zalig kussen, een elkander eten en drinken, een in liefde wandelen. Dat is de lieflijke bruid, die zich verheugt in hare bruidegom, dit is liefde, vreugde en gelukzaligheid, licht, klaarheid en een lieflijke geur, een zoete en verrukkelijke smaak. Eeuwiglijk en zonder einde; hoe kan enig schepsel zich daarin ten volle verheugen! Ach, liefde en zaligheid neemt geen einde. Uw diepte is niet te doorvorsen; ge zijt overal, slechts in de grimmige duivelen zijt ge niet; deze hebben zich zelf te gronde gericht.
Hoofdstuk 9: Over de lieflijke, vriendelijke en barmhartige Liefde Gods; het grote Hemelse en Goddelijke Geheimenis. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139