Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1306 van 1490

...  1294 - 1295 - 1296 - 1297 - 1298 - 1299 - 1300 - 1301 - 1302 - 1303 - 1304 - 1305 - 1306 - 1307 - 1308 - 1309 - 1310 - 1311 - 1312 - 1313 - 1314 - 1315 - 1316 - 1317 - 1318 - 1319  ...
[6] Na deze woorden zwijgt Martinus en verzinkt in grote en diepe gedachten.
Hoofdstuk 133: Martinus' gedachten over de alomtegenwoordigheid van God - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] 'Zal ik na het afleggen van mijn lichaam deze prachtige aarde met haar rivieren, meren, zeeën, bergen, dalen en al haar andere, duizenden wonderbaarlijke heerlijkheden ooit weer kunnen zien? Zal ik alle nieuwe verschijnselen met betrekking tot de geschiedenis van wat er komt en gaat meemaken? Zal ik daar misschien zelfs een of andere werkzame invloed op kunnen uitoefenen?'
Hoofdstuk 134: Het antwoord van Johannes op de vraag van Chorel, of de hemelbewoners de aarde en haar toekomstige geschiedenis kunnen zien - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] Zie, jij wandelt nu op de echte, waarachtige zon en ziet haar heerlijkheid en zult de allergrootste heerlijkheden nog te zien krijgen. Als je deze kunt zien, hoeveel te meer zul je die van de kleinere aarde kunnen zien! Ik bedoel, dat als iemand eenmaal over een vorstenwoning beschikt, waarin hem alle vrijheid, alle comfort, alle lust en vreugde ten deel kan vallen hoe en wanneer hij dat maar wil: zal hij dan ook nog maar de geringste begeerte voelen om een plaatsje te hebben in een woning van een misdadiger, in een kerker vol kwalen en dood; of zal hij tenminste hetgeen voortgekomen is uit de dood, met plezier willen gadeslaan? Of zou jij nu wel naar de aarde willen afdalen en de zon verlaten?'
Hoofdstuk 134: Het antwoord van Johannes op de vraag van Chorel, of de hemelbewoners de aarde en haar toekomstige geschiedenis kunnen zien - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] CHOREL zegt: 'O broeder, absoluut niet! Voor ik nu deze meer dan hemelse velden zou willen verlaten en het heilige gezelschap van de Heer, die zo oneindig goed, lief, mild en zachtmoedig is, zou ik nog eerder triljoen aarden voor eeuwig opgeven! Ik ben er al mee tevreden, dat ik de aarde zou kunnen zien, als ik dat ooit zou willen. Om ook werkelijk gebruik te maken van deze mogelijkheid, dat zal me verder weinig interesseren. Ik dank jou, liefste broeder, met mijn hele hart, dat je mij hierover zo fijn opheldering hebt gegeven; de Heer zal je deze goedheid vergelden!'
Hoofdstuk 134: Het antwoord van Johannes op de vraag van Chorel, of de hemelbewoners de aarde en haar toekomstige geschiedenis kunnen zien - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] (MARTINUS:) 'Zo te zien, zijn we nu eindelijk zo ongeveer ter plekke. O mijn lieve broeders, dat ziet er oneindig schitterend uit! Werkelijk, de enorme pracht en lieflijke schoonheid van deze omgeving beneemt me bijna de adem.
Hoofdstuk 135: De heerlijkheid van de zonnewereld en haar bewoners - Martinus' vrees voor de wijsheid van de zonnemensen en de gedragswenken van Johannes - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Als deze mensen ook maar enigszins goede ogen hebben, dan moeten ze al van verre aan mij zien, wat een oerdomme, aardse kerel hun tegemoet komt. O, die zullen een zeldzame vreugde aan mij en mijn wijsheid beleven. O, o, de ontzaglijke wijsheid straalt al uit hun ogen - en bij mij daarentegen een nog grotere portie van de zeldzaamste domheid. Dat zal een heerlijke confrontatie worden!
Hoofdstuk 135: De heerlijkheid van de zonnewereld en haar bewoners - Martinus' vrees voor de wijsheid van de zonnemensen en de gedragswenken van Johannes - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] O broeders, ga toch voor me staan, dat deze heerlijke mensen mij niet zo plotseling zullen zien en de grootte van mijn domheid al op voorhand inschatten.'
Hoofdstuk 135: De heerlijkheid van de zonnewereld en haar bewoners - Martinus' vrees voor de wijsheid van de zonnemensen en de gedragswenken van Johannes - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] JOHANNES zegt: 'Trek je er niets van aan, als het je in het begin een beetje vreemd zal vergaan. Als je langer met deze wezens omgaat, zul je hen ook beter kunnen verdragen. Maar wees nu voortdurend ernstig en van binnen toch mild en zacht. Dan zul je gemakkelijker met hen overweg kunnen, dan je nu denkt. Hun wijsheid kun je wel groot noemen, maar ze heeft toch, zoals alles wat geschapen is, haar grenzen. Daarom broeder, maar flink er op af! Eens moet je toch immers de heerlijkheden leren verdragen, en daartoe zul je thans, nu de Heer ons allen zo innig begeleidt, toch des te gemakkelijker in staat zijn!'
Hoofdstuk 135: De heerlijkheid van de zonnewereld en haar bewoners - Martinus' vrees voor de wijsheid van de zonnemensen en de gedragswenken van Johannes - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] Martinus bijt zich heimelijk op zijn tong en knijpt in zijn lendenen om na deze innemende woorden toch niet al te snel vanuit zijn zojuist aangenomen ernstige houding meteen uiterst vriendelijk te worden. Hij zegt helemaal niets op deze begroeting. De drie herhalen daarom hun eerste woorden nog lieflijker. Martinus bijt bijna zijn tong af en zegt nog niets.
Hoofdstuk 136: De verrukte bisschop Martinus en de drie mooie zonnemaagden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] DE DRIE JONGE MEISJES verwonderen zich heimelijk over deze zeldzame zwijgzaamheid van onze Martinus en zeggen dan: 'O jij verhevene, zie je tekortkomingen aan ons, dat je ons met geen woord wilt verwaardigen? Bevallen wij je dan niet? En toch zagen wij, hoe jij de draak na zijn gedaanteverwisseling wilde kussen in je huis op de hoogte der hoogten!
Hoofdstuk 136: De verrukte bisschop Martinus en de drie mooie zonnemaagden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] Martinus vergaat al bijna van liefde voor deze drie grote schoonheden en denkt nu na, wat hij op zo'n vraag moet antwoorden. Hij heeft inderdaad gemerkt, dat hij van A tot Z bij hen bekend is en ze al zijn streken heel goed moeten kennen. Daarom zegt hij bij zichzelf:
Hoofdstuk 136: De verrukte bisschop Martinus en de drie mooie zonnemaagden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] (MARTINUS:) 'O wat een wanhopige geschiedenis, deze gaat alle begrip van zowel mensen als engelen te boven! Dat zal een gebeurtenis worden van een zeldzame verlegenheid, zoals deze zich nog nooit heeft voorgedaan. Ik moet met hen spreken? Dan zou ik toch wel willen weten, hoe!
Hoofdstuk 136: De verrukte bisschop Martinus en de drie mooie zonnemaagden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] O sapristi - ah, deze oneindige schoonheid, die ogen zo vurig als de zon zelf en dat haar als van het blankste goud! Die hals - wat een zachtheid, wat een ronding, wat een onuitsprekelijke teerheid!
Hoofdstuk 136: De verrukte bisschop Martinus en de drie mooie zonnemaagden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] O - o, die boezem! Ah, ah, nee - ik houd het geen minuut meer uit! Er is op de aarde niets, waarmee men deze onbegrijpelijke teerheid ook maar in de verste verte zou kunnen vergelijken.
Hoofdstuk 136: De verrukte bisschop Martinus en de drie mooie zonnemaagden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] Nee, men zou er in eeuwigheid nooit genoeg van kunnen krijgen om hier naar te kijken. En die arm, die hand, die voet! - Martinus, wend je ogen af van deze te grote, bekoorlijke en lieflijke schoonheden, anders ben je nergens meer, dan ben je totaal weg!'
Hoofdstuk 136: De verrukte bisschop Martinus en de drie mooie zonnemaagden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  1294 - 1295 - 1296 - 1297 - 1298 - 1299 - 1300 - 1301 - 1302 - 1303 - 1304 - 1305 - 1306 - 1307 - 1308 - 1309 - 1310 - 1311 - 1312 - 1313 - 1314 - 1315 - 1316 - 1317 - 1318 - 1319  ...