Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 132 van 1110

...  120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145  ...
[14] JULIUS zegt: "Nu, weet dan, dat Hij het is aan wie de gehele natuur en alle machten van de hemel dienstbaar zijn, - Hij is de beroemde Heiland uit Nazareth! Over Hem getuigde voorheen dat meisje en de engel gehoorzaamde op Zijn wenken toen hij jullie dat proefje van zijn macht toonde. Maar nu jullie dat weten, moet je mij eens zeggen wat jullie nu willen en zullen doen!"
Hoofdstuk 5: Julius dreigt de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] En daaruit kunnen jullie dan wel opmaken, waarom wij, hooggeplaatste Romeinen, Hem uit het diepst van ons hart de hoogst mogelijke verering, liefde en achting bewijzen en Hem volkomen erkennen en roemen als de Heer van de gehele wereld. -Zeg mij eens of dat jullie niet als noodzakelijk en volkomen begrijpelijk voorkomt!"
Hoofdstuk 6: Gesprek tussen Julius en de Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] De jonge FARIZEEËR zegt: "O ja, ongetwijfeld; want in veelopzichten bevalt uw theosofie ons heel goed en zij is hier in deze omstandigheden ook volkomen op haar plaats. Maar het is natuurlijk wel zo, dat het volgens de oorspronkelijke leer van Mozes zeker niet goed en in de haak zou zijn om dat aan te nemen. Er staat namelijk heel streng en nadrukkelijk: 'Ik alleen ben de Heer en je zult geen vreemde goden naast Mij hebben!"
Hoofdstuk 6: Gesprek tussen Julius en de Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] Daarom zeg ik dat bijgeloof voor de mens toch altijd nog nuttiger is dan helemaal geen geloof; want uiteindelijk is stro ook nog beter dan helemaal niets! Van stro kun je nog wat maken; maar van niets kan nooit iets anders dan niets gemaakt worden. Om deze reden dulden de Romeinen ook het vaak zeer grote bijgeloof van jullie volk, omdat wij daarin nog altijd een bepaald nut voor de mensheid zien.
Hoofdstuk 6: Gesprek tussen Julius en de Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] De jonge FARIZEEËR zegt, tesamen met alle anderen: "God in den hoge zij geloofd dat Hij de mens deze macht heeft gegeven, die slechts tot heil van de zwakke sterveling kan dienen! Er staat in de profeten dat God het volk Israël eens een Messias zal zenden. Nu wat is er op tegen, als wij hem als zodanig zouden aannemen? Een Messias kan volgens de profetieën weliswaar niet uit Galiléa geboortig en afkomstig zijn, maar dat is ook een profetische uitspraak die men eigenlijk, geestelijk gezien toch niet volledig begrijpt! Wij hebben nooit zo goed begrepen waarom er uit Galiléa geen profeet of ander groot man op zou kunnen staan, omdat de Galileeërs er toch niets aan kunnen doen dat zij Galileeërs zijn. Maar het staat nu eenmaal geschreven! Wie het geloven wil, die gelove het; wie het echter niet geloven wil, die late het Zo, -en tot de laatsten konden wij allen wel eens behoren, zodat het ons ook helemaal niet in verwarring brengt deze Heiland uit Nazareth als een Messias in de volle zin van het woord aan te nemen.
Hoofdstuk 6: Gesprek tussen Julius en de Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] JULIUS zegt: "Ongetwijfeld, maar ik weet ook heel zeker dat Hij nergens enig stoffelijk loon aanneemt, maar altijd slechts een zuiver geestelijk! O, Hij heeft nooit ook maar enig geld bij Zich en blijft toch nooit iemand iets schuldig! Wie iets voor Hem doet, vergeldt Hij het op een andere wijze duizendvoudig. Want Zijn woord en Zijn wil zijn meer waard dan de gehele wereld. Meer behoeven jullie niet te weten en jullie kunnen nu doen wat je wilt!"
Hoofdstuk 7: De geloofsdwang van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Zij mogen op aarde alleen maar het verborgen geheim van God.s rijk hebben. Als jullie je daarnaar kunnen voegen, mogen jullie Mijn leerlingen zijn!
Hoofdstuk 8: De voorwaarden die de Heer aan leerlingen stelt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] De jonge Farizeeën beginnen zich naar aanleiding van deze Introductie van Mij behoorlijk achter de oren te krabben en geen van hen weet daar een passend antwoord op. De jonge FARIZEEËR, die voorheen steeds met Julius had gesproken maar nu nog bij Mij stond, zegt echter toch na een poosje zo half en half schertsend: "Beste, goede en onovertrefbare meester! De aan ons gestelde voorwaarden kunnen op zichzelf heel goed zijn om misschien enige van uw buitengewone, goddelijk lijkende eigenschappen te verkrijgen. Maar, heel weinig mensen zullen zich daarvoor uitspreken en daartoe overgaan! En een algemeen belang kan die wens ook al niet hebben, want stel dat alle mensen uw voorwaarden om u te volgen zouden aanvaarden, dan zou de aarde er weldra zo uitzien als zij..er volgens Mozes op de tweede of derde scheppingsdag uitzag, namelijk verlaten, woest en ledig! Weet u, bekeerlingen zult u op deze manier weinig krijgen! Kleine aantallen, die zich willen onderwerpen aan het zogenaamde bespiegelende leven en in zekere zin op aarde reeds bereiken willen wat hen pas in het hiernamaals te wachten staat, zullen daartoe wel overgaan; maar alle mensen!? O God, wat zou er van de wereld terechtkomen?
Hoofdstuk 8: De voorwaarden die de Heer aan leerlingen stelt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Ik zeg echter naar aanleiding van Mijn aan jullie gestelde voorwaarden, die echt niet zo gemakkelijk zijn: Als je een oud en al erg versleten overkleed hebt, waarmee het schande zou zijn om nog onder de mensen te komen, en er komt een mens bij je met een nieuw, goed overkleed, die tegen je zegt: 'Vriend, trek je oude kleed uit en vernietig het omdat het niet langer meer te gebruiken is en ik geef je daarvoor een nieuw, dat nooit zal slijten omdat het uit een stof is geweven die de stormen der tijden kan doorstaan!' - zul je je dan bij zo'n aanbod ook nog als een dwaas gedragen en het oude, verteerde, tot lompen vergane kleed behouden.
Hoofdstuk 9: De voordelen van zelfverloochening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Hebben jullie niet gelezen over het vroegere aardse paradijs, waar de eerste mens geschapen werd? Dit paradijs was een grote tuin en goed voorzien van de heerlijkste vruchten van de gehele aarde; en toch had vooraf de hand van een mens onmogelijk deze tuin kunnen bewerken! Ook hadden de eerste mensen geen huizen en geen steden; zij hadden maar zeer weinig behoeften die gemakkelijk te bevredigen waren, maar zij bleven daar gezond bij. Zij bereikten altijd een zeer hoge leeftijd en hadden daarom veel tijd om zich met de geestelijke vorming van hun ziel bezig te houden en zij stonden bijna doorlopend in zichtbare verbinding met de hemelse machten.
Hoofdstuk 10: Behoeften en het kwaad daarvan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Ik zeg jullie: De mens heeft voor het leven op deze aarde helemaal niet veel nodig; maar de trots van de mens, zijn traagheid, zijn hoogmoed, zijn zelfzucht en heerszucht vragen onbeschrijflijk veel en zijn toch nooit te bevredigen!
Hoofdstuk 10: Behoeften en het kwaad daarvan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Als Ik nu, door met Mijn geest uit de hemel te komen, jullie weer terug wil brengen in de gelukkige oertoestand van de eerste mensen en jullie de reeds lang geheel verloren wegen naar Gods rijk toon, hoe kunnen jullie dan zeggen dat de door Mij gestelde voorwaarden om Mijn leerlingen te worden, te hard en voor allen vrijwel onuitvoerbaar zijn!
Hoofdstuk 10: Behoeften en het kwaad daarvan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Ik zeg jullie: Het juk, dat Ik op jullie schouders leg, is zacht en de last, die ik jullie wil laten dragen, is licht als een veertje vergeleken bij datgene, wat je nu dag aan dag draagt.
Hoofdstuk 10: Behoeften en het kwaad daarvan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Hoe ver richten jullie zorgen zich over de gehele wereld! Jullie hebben dag en nacht rust noch duur; en dat alleen maar vanwege de wereld en opdat je vooral maar niet beknot zult worden in je ingebeelde pracht en in je luxueuze leventje, ten koste van het vaak bloedige zweet van je zwakke broeders en zusters!
Hoofdstuk 10: Behoeften en het kwaad daarvan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Dat er nu echter al weer veel mensen zijn die door hun overgrote zorg voor de wereld en hun lichaam niets meer weten van hun eigen ziel, dat kunnen jullie voor een deel bij je zelf, voor een deel bij de Sadduceeën en voor het grootste deel bij alle mensen zien. Want niemand weet meer te vertellen wie en wat de ziel is! Men gebruikt het woord wel en zegt: 'Bij mijn ziel', en 'in mijn ziel', maar als men iemand dan daarnaar vraagt en zegt: 'Vriend, wie en wat is toch de ziel?', dan is de gevraagde ten einde raad!
Hoofdstuk 11: De aanleiding tot de zondvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145  ...