Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2083 resultaten - Pagina 132 van 139

...  114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139
[8] De zure eigenschap heeft de bittere lief, dewijl deze in het water, in hitte en licht triomfeert in haar, en haar ook heimelijk maakt. En ten derde heeft de zure eigenschap de hitte lief, dewijl in de hitte het licht geboren wordt, waardoor zij verlicht en verwarmd wordt. De zoete kwaliteit heeft de zure lief, omdat zij deze doet opdrogen, zodat zij niet wordt zoals het water, en haar hoedanigheid in kracht bestaat, zodat in de zuurheid het licht schijnend en droog wordt. Daartoe is de zuurheid oorzaak van de hitte, die in het zoete water ontstaat, waarin het licht opgaat, en het zoete water schijnt in groter klaarheid. De zoete hoedanigheid heeft de bittere ook lief, dewijl zij een oorzaak der hitte is, en dewijl deze laatste in het zoete water, in hitte en licht triom­feert, en siddert en de zoetheid beweeglijk en levend maakt Ten derde heeft de zoete kwaliteit de hitte zeer lief; zo lief, dat ik het met niets kan vergelijken. Vergelijk dit met twee jonge mensen, hoewel de vergelijking veel te zwak is; wanneer zij vol liefde in elkander opgaan, komt zulk een vuur tot stand. Wanneer zij te samen als een zouden zijn, zo zouden zij dat doen, maar deze aardse liefde is slechts koud water, vergeleken bij dit vuur. In deze halfdode wereld kan men geen juiste vergelijking vinden, als slechte deze: de opstanding der doden op de jongste dag: dit is een volkomen zuiver voorbeeld, waarmede men de goddelijke dingen kan vergelijken, het juiste liefde-ontvangen. De zoete eigenschap heeft daarom de hitte zo lief, omdat zij de Geest des lichts in haar ontsteekt, die is de geest des Levens, want leven ontstaat uit hitte; als dat niet zo was, zo zou alles zijn gelijk een donker dal. En de bittere eigenschap heeft ook alle andere eigenschappen of oerbronnen lief; vooreerst de zoete; want de bitterheid wordt door het zoete water gelaafd. Zij lest haar grote dorst daarin, zodat zij zacht wordt en licht. En in de zure eigenschap zegeviert zij en ten slotte ontleent zij haar kracht en sterkte aan de hitte, waarin ook haar vreugde tot uiting komt. En deze hitte heeft ook alle andere kwaliteiten lief en de liefde is zo groot jegens allen, dat men het niet zeggen kan; zij vindt haar oorsprong in de andere. De Vader der hitte is: de bittere en de zure kwaliteit; de zoete eigenschap is haar moeder, die haar ontvangt, behoudt en baart, want door de harde wrijving van het zure in het bittere ontstaat de hitte, die in de zoetheid opgaat als in een stuk hout. Wilt ge dit niet geloven, zo doe uwe ogen open en beschouw een boom, zie hem aan en bezint u: eerst ziet ge de gehele boom. Neem een mes en snijd in de boom en proef dan, hoe het hout smaakt: allereerst zult ge de zure eigenschap waarnemen; deze doet uw tong samentrekken, deze houdt en trekt ook alle krachten van de boom tezamen. Daarna proeft ge de bitterheid; deze eigenschap maakt dat de boom beweeglijk is, d.w.z., dat hij groeit, groent en takken, loof en vruchten krijgt. Daarna proeft ge de zoetheid; deze is tegelijk zacht en scherp, want van de zure en de bittere eigen­schap krijgt zij haar scherpte. Deze drie eigenschappen nu zijn duister en dood, wanneer de hitte niet aanwezig ware, inwendig. Zodra echter het voorjaar komt, en de zon met haar stralen de aarde verrijkt en verwarmt, wordt de geest der hitte in de boom levend gemaakt, en de boom begint te groenen, te groeien en te bloeien; de geest komt tot uiting in de hitte en alle andere geesten of kwaliteiten gaan vol liefde aan de arbeid; en tussen hen allen bestaat een hartelijke liefde. De hitte echter wordt door de kracht en de drift der zure en bittere kwaliteit in het zoete water geboren; de zonnewarmte echter hebben zij nodig om ontstoken te worden, dewijl de eigenschappen in deze wereld te machteloos en niet levend genoeg zijn, hetwelk de schuld is van koning Lucifer. Dit zult ge lezen bij de behandeling van de val van Lucifer en bij de schepping van deze wereld.
Hoofdstuk 9: Over de lieflijke, vriendelijke en barmhartige Liefde Gods; het grote Hemelse en Goddelijke Geheimenis. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[23] De zesde oergeest in de goddelijke kracht is de Mercurius of de toon, temidden waarvan de Hemelse vreugde opgaat. Deze geest neemt zijn oorsprong in de bliksem des vuurs, d.w.z. in de bittere kwaliteit en stijgt op door het zoete water; daarin wordt hij verzacht, zodat hij luidklinkend wordt. In de wrange eigenschap wordt hij gevangen gehouden en daar beweegt hij alle geesten. Door deze beweging ontstaat de toon; in de bliksem zetelt zijn oorsprong en in het zoete water, in de liefde zetelt zijn lichaam of wortel.
Hoofdstuk 15: Over de derde gestalte der zonde in Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[24] Deze toon nu is het goddelijke vreugdenrijk; het triomferen, waarin het goddelijke en zachte liefdesspel in God opstijgt, evenals vormen, beelden en allerlei figuren. Ge moet hier echter weten, dat deze eigenschap zeer zacht en lieflijk alle geesten doordringt op de wijze, waarop in een mensenhart een lieflijk en zacht vreugdevuur opgaat. Een hart, waarin de zielegeest hoogtij viert, als ware hij in de Hemel.
Hoofdstuk 15: Over de derde gestalte der zonde in Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[14] En tezamen, met de zeven geesten Gods wilden zij alles formeren en tot aanzijn roepen. En deze hoogmoed en eigen wil was gans en al gericht tegen God, want een Engel behoorde te blijven op de plaats, die hem was aangewezen en deemoedig te zijn en stil en niet de alwetend­heid en het begrip te bezitten van de heilige Drievoudigheid. Neen, de zeven geesten behoorden zich in de staat waarin zij geboren waren, te gedragen zoals God het wenste.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[14] Merk op: De zeven geesten betrekken in hun gebied of ruimte de Hemel en deze wereld, en de ruimte en diepte buiten en boven de Hemel, boven de wereld, onder de wereld en in de wereld, ja, de ganse Vader, Die noch begin nóch einde heeft. Zij omvatten ook alle schepselen in de Hemel en in deze wereld en deze allen zijn door en uit deze geesten ge­schapen en leven in hen als in hun eigendom. En hun leven en hun inzicht wordt op zulk een wijze in hen geboren, zoals het Goddelijke Wezen geboren wordt, en ook in dezelfde kracht. Uit ditzelfde lichaam der zeven Geesten Gods zijn alle dingen gemaakt en daaruit komen voort alle Engelen, alle duivelen, de Hemel, de aarde, de sterren, de elementen, de mensen, de dieren, de vogels, de vissen, alle wormen, het hout en de bomen, daarnevens de stenen, het kruid, het gras en alles, wat bestaat.
Hoofdstuk 9: Over de lieflijke, vriendelijke en barmhartige Liefde Gods; het grote Hemelse en Goddelijke Geheimenis. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[15] Nu vraagt ge: wijl nu God overal is en Zelf Alles is, hoe komt het dan, dat in deze wereld zulk een koude èn zulk een hitte is, waarbij alle schepselen zich te weer stellen en er niet veel anders is dan ijdele boos­heid in deze wereld. (De oorzaken hiervan zijn de vier eerste gestalten der natuur). Ziet, dit is de oorzaak en de boosheid: Toen koning Lucifer in zijn rijk zetelde als een trotse, hovaardige bruid, zo omvatte zijn ge­bied de plaats, waar nu de Hemel is, die gemaakt is uit het water, en ook de plaats van de wereld die geschapen werd, zowel als de ruimte ertussen. Waar nu de aarde is, was een reine en heilige Salniter, waarin de zeven Geesten Gods volkomen en lieflijk waren, zoals ze dat nu zijn in de Hemel, hoewel ze nog in deze wereld werkzaam zijn. Toen Koning Lucifer zich verhief, zo verhief hij zich in de zeven Oergeesten en ontstak hen, zodat alles brandende werd. De zure hoedanigheid werd zo hard, dat zij stenen voortbracht en zo koud, dat zij het zoete bronwater tot ijs maakte. En het zoete bronwater werd zeer dik en onwelriekend en de bittere eigenschap werd zeer bijtend en toornig, waardoor het gif zich een uitweg zocht; en het vuur of de hitte werd brandend en verterend en alles tezamen werd een vermenging en bezinking, die voosheid in zich had. Daarna nu is koning Lucifer van zijn koningsplaats of zetel ge­stoten, die hij had, op de plaats, waar thans de Hemel is, en aldaar is spoedig daarop de schepping dezer wereld gevolgd, en de harde, vaste materie, die in de aangestoken zeven Oergeesten gearbeid had, is tezamen gevoegd, daarvan zijn de aarde en de stenen gemaakt. Hierna zijn alle schepselen uit de aangestoken Salniter der zeven geesten van God geschapen.
Hoofdstuk 9: Over de lieflijke, vriendelijke en barmhartige Liefde Gods; het grote Hemelse en Goddelijke Geheimenis. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[2] Dat er echter toch een de eerste genoemd wordt, vindt hierin zijn oor­zaak, dat één ten slotte begonnen is bij de vorming en ontwikkeling van een schepsel. Alle zeven zijn ze eeuwig; geen van allen heeft begin of einde en daaruit volgt, dat zij één, enig, eeuwig en almachtig God ver­tegenwoordigen. Want wanneer iets uit of in het Goddelik Wezen geboren wordt, zo wordt het niet door één van deze geesten geformeerd, maar door alle zeven geesten; en wanneer enig schepsel, dat is als een afschaduwing van de Godheid, zondigt ten opzichte van één der zeven Oergeesten, zo zondigt het ten opzichte van alle zeven geesten. Daarom is zulk een schepsel weerzinwekkend voor God en al zijne schepselen; en hij staat in eeuwige vijandschap en schande voor God en alle schepselen.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[4] Nu is de bittere hoedanigheid zwanger van licht en zij beweegt zich in de beide andere kwaliteiten en is in hen als lichamelijk gevangen. Wan­neer nu de geesten zich bewegen en spreken willen, zo moet de harde kwaliteit dat mogelijk maken; en de bittere met haar bliksem doet haar als 't ware openspringen; dan komt de klank te voorschijn en alle zeven geesten zijn zwanger van geluid. Deze onderscheiden het “woord”, zoals het was in het centrum, in de middelste cirkel, toen het nog in de raad der zeven geesten besloten was. En daarom hebben de zeven geesten Gods aan het schepsel een mond geschonken, opdat, wanneer hij spreken of geluid voortbrengen wil, hij dit zonder scheuring te ver­oorzaken, kan doen. Daarom bevinden zich alle aderen en kracht- of Oergeesten in de tong, opdat de toon zoet vloeiend naar buiten zou kunnen treden.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[9] Merk nu op: Wanneer nu deze geest van het vuur en de geest der zuur­heid met elkander worstelen, zo veroorzaakt deze laatste een strenge, harde, koude wrangheid en de geest des vuurs veroorzaakt een verschrikkelijke, verwoede hitte. Het opstijgen van de hitte en de wrangheid brengt een geest van toorn en woede teweeg, een geest, die woedt en raast, als wilde hij de Godheid verscheuren. Ge moet echter dit goed verstaan. Hij brengt zowel zijn vader en zijn moeder voort, als dezen hem voortbrengen, want nadat hij lichamelijk geboren is, zo doet hij, met de zure, wrange eigenschap steeds opnieuw het vuur te voorschijn treden, en het vuur brengt het licht voort, en het licht is de bliksem, die alle leven steeds opnieuw in alle Oergeesten doet ontstaan; daardoor worden die Oergeesten geboren, die elk op zich zelf één der anderen tot leven roepen. Hier moet ge echter begrijpen, dat het niet zó is, dat één geest in staat ie een andere geest te doen geboren worden, twee geesten kunnen het ook niet, neen, het is zó te verstaan, dat de geboorte van één geest ie het werk van alle zeven geesten tezamen, zes van hen doen altijd de zevende geboren worden, en was de één er niet, zo zouden de anderen er ook niet zijn.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[16] Ook zo grijpt geen der andere geesten terug naar den Vader, maar met de andere geesten vormt hij in het middelpunt des harten één complete wilsuiting, zo, dat het hart en de zeven geesten Gods één Wil zijn. Want dit is de wet der “begrijpelijkheid”, dat zij niet toestaat, dat het onbe­grepene heerst, want de kracht, welke in het middelpunt uit alle zeven geesten als 't ware wordt belichaamd, is wel onbegrijpelijk en niet te doorvorsen, maar niet onzichtbaar, want het is de kracht, niet van énen geest, maar van alle zeven geesten.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[22] Toen nu Lucifer met al zijn Engelen zich verhief, zo ontbrandde het vuur des toorns ogenblikkelijk in het lichaam, en het volzalige licht in de ziele­geest doofde uit en er werd een boze duivelse geest geboren; alles ge­schiedde naar de wil der Oergeesten. Deze ziele-geest nu was met de godheid in de natuur verbonden en was met deze van één en dezelfde hoedanigheid. Deze was als een moordenaar en een dief, die begeerde te moorden en te roven en alles onder zijn heerschappij te brengen. Hij ontstak alle zeven geesten in de natuur en er was niets dan een bitter, wrang, vurig woeden en verscheuren.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[10] Dat ik echter hier somtijds slechts twee of drie geesten op noem in plaats van hen allen, (wanneer er sprake is van de geboorte van één van hen), dat doe ik terzake van mijn zwakheid; ik kan ze nl.. niet alle zeven in mijn verdorven brein in hun volkomenheid ondervragen. Ik zie hen wel alle zeven, maar wanneer ik over hen nadenk, zo stijgt de geest van de middelste oerbron op, daar waar de geest des levens geboren wordt. Deze mijn geest kan de zeven geesten Gods niet allen tegelijk bevatten; maar is slechts in staat een bepaald gedeelte van die geesten te over­zien. Iedere geest heeft zijn eigen oorsprong; zo is het ook gesteld met het inzicht, het begrip der mensen. Hij heeft in zich de bronwel van alle zeven geesten, maar die geest die op een bepaald ogenblik over de andere heerst, begrijpt hij liet beste. Ook doet een bepaalde geest, wan­neer hij in werking is gesteld, niet alle zeven geesten aan. In zijn op­stijgen brengt hij ze wel in beweging, maar hij wordt al opstijgend ge­vangen gehouden, zodat hij niet over hen allen zegevieren kan. Dit ie het wezen van de gedachtenouders, wanneer een bepaalde gedachte haar weg kon nemen door alle zeven hoedanigheden heen, zo zou zij vrij zijn van de banden der natuur.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[13] Maar hoort: wacht nog een stonde en geeft het dierlijke lichaam de wormen tot spijze. Wanneer God Zijn zeven geesten in de verdorven aarde ontsteken wil, alsdan zal de Salniter, die ge in de aarde zaait, niet geschikt zijn voor het vuur. Dan zullen uw Oergeesten, die zich vrij maken, in de Salniter, die ge gezaaid hebt, wederom opstaan, daarin triomferen en weder tot een lichaam worden. Wie echter geschikt geacht wil worden voor het vuur der zeven goddelijke geesten, hij zal daarin blijven, en zijn Oergeesten zullen in grote pijn opstijgen, hetgeen ik ter plaatse duidelijk bewijzen zal. Ik kan u niet de ganse goddelijkheid meet­kundig beschrijven, zij is niet meetbaar, maar voor den Geest, die leeft in Gods liefde, is zij niet onbegrijpelijk; hij begrijpt haar, zij 't slechte gedeeltelijk. Tracht daarom het ene na het andere te verstaan; dan zult ge het geheel zien.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[17] Alzo was des duivels hoogmoedig verlangen. Maar hoor, gij eenvoudige moeder, gij die al uw kinderen op deze wereld doet geboren worden, die kinderen, die zich later uwer schamen en u verachten, en die toch uw kinderen zijn, die gij gebaard hebt. Zo spreekt de geest, die werkt in de zeven goddelijke geesten, die uw Vader is: versaag niet. Zie, ik ben uw sterkte en uwe kracht. Ik zal u in uwe ouderdom een zoete drank doen drinken. Dewijl al uwe kinderen, die gij gebaard en in hun jeugd gezoogd hebt, u verachten, en u in uw ouderdom niet willen onderhouden, zo wil Ik u troosten en u in uwe hoge ouderdom een jonge zoon geven. Hij zal blijven in uw huis, zolang gij leeft en u verzorgen en u troosten, wanneer uw trotse kinderen tegen u woeden en razen. Merk hier op wat er verder gezegd wordt omtrent de toon of klank_ Alle eigenschappen beginnen aanvankelijk in het midden; merk op, hoe het vuur ontstaat, want daar ontstaat ook, in alle hoedanigheden, de blik­sem des levens; deze wordt in het water gevangen, dat blijft lichten; dan verhoogt de zuurheid het wederom, en tenslotte wordt het helder schijnend.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[18] Merk op: Steek een stuk hout aan, zo zult ge het geheimenis zien. Het vuur ontsteekt zich zelf in de hardheid van het hout, dat is de zure, harde bron, de Saturnusbron. Deze maakt het hout hard en ruw. Nu echter tast het licht, dat is de bliksem, niet de hardheid aan, want als dat zo was, zou een steen ook branden, maar het licht tast het sap, het vocht, dat in het hout aanwezig is, aan; dus het water. Dewijl sap in het hout is, zo straalt het vuur als een licht, dat glans verspreidt; als echter het vocht in het hout verdroogd is, zo verdwijnt het licht en het hout is een gloeiende kool gelijk. Ziet nu, de boosheid die in het licht opvaart, tast het vocht van het hout niet aan, maar wanneer de hitte zich uitstort in de hardheid, zo wordt de bliksem geboren. De boosheid of bitterheid wordt midden in de hardheid en hitte in de bliksem geboren en zo ver als deze bliksem, d. i. de vlam vuurs, reikt, zo ver reikt ook de boosheid der bitterheid, die de zoon is van de hardheid en de hitte. Dit geheimenis echter zult ge weten: dat de bitterheid voordien al in het hout aanwezig was; anders zou deze bitterheid niet zo plotseling in het vuur tot uiting komen. Want zoals vuur ontstaat, wanneer men hout aansteekt, evenzo ontstaat ook het hout in en boven de aarde. Zo evenwel de boosheid in het schijnende licht zou ontstaan, zo zou deze boosheid gelijke tred houden met de glans van het licht; dit ge­schiedt niet. Het is zo: de bliksem is de moeder van het licht, want de bliksem doet het licht ontstaan en hij is de vader der boosheid, want de boosheid blijft in de bliksem als een zaad in den Vader, en deze zelfde bliksem veroorzaakt ook de toon of het geluid. Wanneer deze toon uit­gaat van de hardheid en de hitte, zo komt daaruit geluid te voorschijn en het licht maakt de klank helder en het water maakt de klank zacht. Hij wordt gevangen in de hardheid en hij leeft als het ware in alle andere hoedanigheden. Want iedere oergeest in de zeven Geesten van God zijn zwanger van de andere geesten Gods en zij zijn allen tezamen als één geest; geen bestaat buiten de anderen en van eeuwigheid tot eeuwigheid brengt de een de anderen voort.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139