Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 132 van 1112

...  120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145  ...
[9] Stel je nu voor een nog beter begrip voor, dat deze reus bijvoorbeeld genoeg kracht heeft om op een vaste ondergrond een gewicht van duizend mensen op te tillen! Maar wij zetten hem op een moerasbodem, die maar net stevig genoeg is om het gewicht van de reus te dragen! Als wij op die bodem de reus een gewicht van slechts honderd of zelfs maar tien mensen laten optillen, zal hij dat zeker niet kunnen, want op het ogenblik dat hij het gewicht begint te tillen, zal hij in de weke bodem beginnen weg te zakken, en al zijn kracht zal tevergeefs zijn omdat hij onder zich geen voldoende weerstand heeft.
Hoofdstuk 228: Kracht is afhankelijk van weerstand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Daarom kan geen kracht zelf iets uitrichten als zij zich van tevoren niet met een overeenkomstige weerstand in een zekere tegenstrevende verbinding stelt. Bij onze reus strijdt kennelijk de grote rust van de bodem tegen zijn gewicht en tegen zijn beweging en overwint die ook tot een bepaald punt, en deze rust overwinning van de bodem wordt vervolgens de steun van de bewegende kracht en de maatstaf van haar kracht."
Hoofdstuk 228: Kracht is afhankelijk van weerstand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Bij veel wezens hebben de tegenstellingen een juiste verhouding volgens de orde van God bereikt, en hun bestaan is daardoor volkomen, omdat zij zich door hun gelijksoortige en tegengestelde verstandelijke vermogens voortdurend zeer goed laten ondersteunen.
Hoofdstuk 229: De aard van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Welaan, als dus een kracht, in een zich vrij bevestigend wezen, door haar overwegend hardnekkige streven alle andere tegenkrachten in haar sfeer tot een werkeloos zwijgen wil brengen en dat ook voor het grootste deel voor elkaar krijgt, dan doodt zo'n kracht zich in zekere zin zelf, omdat zij alle gelegenheden te niet doet waarbij zij haar kracht had kunnen gebruiken. Maar een kracht zonder een tegenkracht is zoals reeds gezegd, eigenlijk geen kracht, zoals wij dat met het eerder aangehaalde voorbeeld van de reus heel duidelijk hebben kunnen zien.
Hoofdstuk 229: De aard van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Om zijn kracht met resultaat te kunnen gebruiken moet de reus in de eerste plaats een vaste bodem hebben, die hem draagt en hem stevig ondersteunt. De bodem is dus al een tegenstelling ten opzichte van onze reus; want voor de uitoefening van zijn kracht moet de reus zich vrij kunnen bewegen en hij heeft een vaste stilstaande ondergrond nodig. Dan kan hij zich met de vaste rust van de ondergrond of de bodem in verbinding stellen en tesamen met de met hem verenigde kracht uit de rust van de bodem waarop hij staat, iedere op hem aanstormende beweging weerstaan. Zo kan de reus pas een juist gebruik maken van zijn kracht. Als de bodem een rots is, dan zal geen stormachtige beweging iets uitrichten tegen deze vaste rust, tenzij deze net zo hevig of nog heviger zou zijn dan de concentratie van rust in de rots zelf. Als de grond echter zacht is en dus minder tegengesteld is aan de op een storm lijkende bewegingsmogelijkheid van de reus, dan zal de kracht van de reus bij de aan hem tegengestelde bodem te weinig weerstand vinden en hij zal een veel geringere, hem bedreigende, kracht nauwelijks het hoofd kunnen bieden.
Hoofdstuk 228: Kracht is afhankelijk van weerstand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Satan is een grote persoonlijkheid en komt overeen met de onverzettelijke rust en traagheid, want deze geschapen eerste grote persoonlijkheid wilde alle andere krachten in zijn wezen verenigen en is daarom dood en in zichzelf onmachtig geworden om iets te doen. Maar de in hem overwonnen andere krachten rusten toch niet volkomen, zij zijn steeds bezig en personifiëren zich zo als zelfstandige wezens. Door die bezigheid geven ze het hoofdwezen een soort schijnleven, en dat leven is dan duidelijk een leven van bedrog vergeleken bij een echt vrij leven.
Hoofdstuk 229: De aard van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] CYRENIUS zegt: "Ik heb er nu enig idee van gekregen, en het lijkt mij toe alsof ik er iets van zou begrijpen, maar van een zekere duidelijkheid is nog lang geen sprake. Het geheel schijnt in een geestelijke verfijndheid over te willen gaan, die een geheel andere realiteit oproept dan die, waarbij men ten naaste bij kan bepalen dat twee peren plus twee peren samen vier peren zijn. In dit opzicht bestaat er bij mij nog lang geen helder inzicht. want het afwegen van de krachten ten opzichte van elkaar is zo sub;iel, dat ze in een wezen zoals ik moeilijk een geordende verhouding kunnen bereiken, en in één en hetzelfde wezen zich zo kunnen verhouden dat daaruit in alle doen en laten een volmaakt op God gelijkend wezen ontstaat.
Hoofdstuk 230: Gods lessen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Ik ben van mening dat een nieuwsgeschapen wezen, zoals wij allen er een zijn, zoiets in en uit zichzelf onmogelijk ooit helemaal tot stand kan brengen. En het kan dus ook niet in zekere zin alléén de schuld dragen van het feit dat het zich geheel volgens de juiste orde, of gedeeltelijk, misschien wel geheel, tegen de juiste orde ontwikkeld heeft. Want wie zou een mens de volle schuld geven van zijn onopgevoed zijn, als hij vanaf zijn geboorte nooit voluit gelegenheid had om zich te ontwikkelen in de verfijnde omgangsvormen, zoals die onder welopgevoede mensen gebruikelijk zijn?
Hoofdstuk 230: Gods lessen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Daarom zal het in ieder geval voor mij nog wel nodig zijn over het behandelde onderwerp nog wat meer olie in de lamp van mijn verstand te doen, opdat dit geheel mij, al is het ook weinig, duidelijker wordt. Want nu kom ik mij voor als iemand die 's morgens nog half slaapt. Aan de ene kant drukt de lichtloze slaap nog op de ogen, aan de andere kant werkt het daglicht in op de nog slaperige ogen zodat zij zich niet meer helemaal kunnen overgeven aan de slaap. Wek U daarom nu mijn ogen maar liever helemaal, o Heer, anders kan het mij nog gemakkelijk overkomen dat ik bij al dit morgenlicht, in het volle besef van de goddelijke orde in alle wijsheid en liefde, toch nog inslaap!"
Hoofdstuk 230: Gods lessen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Hoe moeten we het ons dan voorstellen dat de primitieve geestelijke wezens, meteen nadat zij als oergedachten en oerideeën van God zich tot een bestaan hadden samengevoegd, ook al dat inzicht zouden kunnen hebben, waarmee zij zich volgens de orde van de Schepper daarna zouden hebben kunnen ontwikkelen? Het in zekere zin persoonlijke oerwezen van satan kon onmogelijk zo'n inzicht hebben als bijvoorbeeld Michaël, anders zou hij zich net als Michaël ontwikkeld hebben. Kortom, Heer , daar slinger ik nog erg tussen licht en donker heen en weer en ik weet niet hoe ik nu het licht zo precies moet grijpen! Als ik het te dicht nader, denk ik, dat het mij als een vlam zou branden, en verwijder ik mij ervan, dan ben ik weer op de plaats waar ik begon.
Hoofdstuk 230: Gods lessen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Maar niemand zal dan kunnen zeggen: 'Ik heb niet geweten wat ik moest doen!' En zou een mens hier nog zo ver vandaan zeggen: 'De roep van God is niet doorgedrongen tot mijn oren!', dan zal tegen hem gezegd worden: 'Vanaf dit uur is er geen mens op de gehele aarde, die niet in zijn hart waargenomen heeft, waar hij zich aan moet houden.'
Hoofdstuk 230: Gods lessen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Kijk, dat dacht en zei de lichtgeest tegen zichzelf en dus ook tegen de onder hem staande afgezonderde geesten. Zo gezegd, zo gedaan, en het gevolg was dat hij zichzelf gevangen nam in zijn traagheid, waarin hij steeds meer vaste vorm aannam, en het gevolg daarvan was dan weer de vorming van de materie, alles volgens de goddelijke orde, want het onafwendbare gevolg van het niet houden van het goddelijke gebod was net zo zeker vooruit bepaald, als de vrije toestand van de geesten, die het gebod van God geheel aan en in zich vervuld hebben.
Hoofdstuk 231: De ontrouw van Lucifer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Maar het is zeker, dat nu uit de verloren zoon van het licht de afgezonderde geesten door de macht van God weer gewekt worden, en in het vlees, als kinderen van de wereld worden geplaatst. Zij krijgen de gelegenheid, net als de kinderen van boven, om zich te verheffen tot de hoogste voleinding van de kinderen van God.
Hoofdstuk 231: De ontrouw van Lucifer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Omhulsels hebben hun bestaan altijd alleen maar te danken aan een van de orde van God uitgaande vastgehouden wil en missen derhalve de intelligentie van de ziel. Zij vormen slechts een noodzakelijk middel, waardoor de met verstand begaafde ziel zich als vanzelf, door een bepaalde tijd geïsoleerd te zijn, tot een echt volledig zelfstandig en vrij wezen kan vormen en ook werkelijk vormt.
Hoofdstuk 232: Omhulsel en ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] U zei eerder, dat men het oude lidteken van de ziel do?r de nieuwe wet van de naastenliefde helemaal zou kunnen genezen en zich daardoor vrij zou kunnen maken van de oude erfzonde. Dan zou in de mens h~t volle bewustzijn van het ware eeuwige leven met alle kracht en helderheld weer terugkomen. Dat zou voor de mensen op deze aarde wel de grootste winst zijn, want pas daardoor zou de mens helemaal mens zijn en zou hij op deze aarde al tijdens zijn aardse leven beslist grote en heerlijke dingen kunnen doen.
Hoofdstuk 233: Over het weten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145  ...