Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1325 van 1490

...  1313 - 1314 - 1315 - 1316 - 1317 - 1318 - 1319 - 1320 - 1321 - 1322 - 1323 - 1324 - 1325 - 1326 - 1327 - 1328 - 1329 - 1330 - 1331 - 1332 - 1333 - 1334 - 1335 - 1336 - 1337 - 1338  ...
[9] UHRON EN SHONEL zeggen: 'O Vader, wij merken niet het geringste verschil. Hoe is dat dan wel toegegaan en hoe moeten wij dat begrijpen? Want zie, onze gestorvenen zien er als geesten veel lichter en etherischer uit, doch deze lijken nog helemaal hun vroegere aardse lichaam te hebben! Ook laten onze andere gestorvenen hun dode lichaam achter, dat we dan naar een bepaalde plaats brengen, waar het spoedig helemaal wordt opgelost. Maar bij deze drie is immers helemaal geen lichaam achtergebleven! Hoe is dat dan wel toegegaan?'
Hoofdstuk 188: Over de eeuwige zegen aan de tafel van de Heer – Plotselinge verandering van de drie zonnedochters - Wenk over de macht van de liefde en haar wonderen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] IK zeg: 'Kinderen, onthoudt dit: Wiens liefde tot Mij zo vurig en sterk is als de liefde van deze drie, die wordt reeds in het lichaam veranderd door die vurige liefde tot Mij. Zodat zijn vlees door het vuur van zijn geest terstond wordt ontbonden, gelouterd en in het eigen leven en wezen van de geest wordt opgenomen, zonder dat van tevoren het lichaam helemaal van het geestwezen behoeft te worden gescheiden.
Hoofdstuk 188: Over de eeuwige zegen aan de tafel van de Heer – Plotselinge verandering van de drie zonnedochters - Wenk over de macht van de liefde en haar wonderen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] Volg daarom in de liefde tot Mij het voorbeeld van deze drie, dan zal ook jullie verandering een zelfde zijn! Want waarlijk, Ik zeg jullie, wie Mij zo waarachtig lief heeft, dat hij uit liefde tot Mij alles verlaat, die zal precies zo veranderd worden als deze drie!'
Hoofdstuk 188: Over de eeuwige zegen aan de tafel van de Heer – Plotselinge verandering van de drie zonnedochters - Wenk over de macht van de liefde en haar wonderen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[15] MARTINUS zegt: 'O Heer, dat versta ik heel goed. Want ik was zelf zo'n soort was of erts en had veel te weinig warmte in mij om de was ook maar enigszins weker te maken, laat staan om het harde erts van mijn materie te laten smelten. En zo zullen wel een heleboel broeders op de aarde wonen, wier materie niet alleen erts, doch geheel pure diamant zal zijn. Deze zal moeilijk zo kunnen worden als de drie hemelse dochters nu!'
Hoofdstuk 188: Over de eeuwige zegen aan de tafel van de Heer – Plotselinge verandering van de drie zonnedochters - Wenk over de macht van de liefde en haar wonderen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Al deze ondenkbaar lange tijdsruimten door bestaat de Satan - even slecht als nu - en heeft al bestaan vóór de hele schepping. Alle eindeloze en zware beproevingen en tuchtigingen hebben hem nog geen haartje verbeterd. En ook de hierna volgende eeuwigheden zullen aan hem evenmin iets veranderen, als de vervlogen eeuwigheden dat gekund hebben!
Hoofdstuk 189: Martinus' menselijk voorstel tot het onschadelijk maken van Satan - Wenk van de Heer over het toelaten van de boze werken van Satan - Martinus' volmacht om Satan uit te bannen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] Daarom meen ik, dat men op grond van deze omstandigheden dit wezen voor altijd op het een of andere hemellichaam, waarop geen enkel wezen leeft, zou moeten gevangen zetten, opdat dan alle overige schepselen rust zouden hebben!
Hoofdstuk 189: Martinus' menselijk voorstel tot het onschadelijk maken van Satan - Wenk van de Heer over het toelaten van de boze werken van Satan - Martinus' volmacht om Satan uit te bannen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[18] MARTINUS zegt: 'Ik dank U, o Heer en Vader, met een dergelijke hulp van U zal het wel gaan! Daarom, broeders, gaan we nu snel op weg daar naar toe, anders verwoest deze booswicht van tevoren nog de halve zon!'
Hoofdstuk 189: Martinus' menselijk voorstel tot het onschadelijk maken van Satan - Wenk van de Heer over het toelaten van de boze werken van Satan - Martinus' volmacht om Satan uit te bannen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Martinus kijkt nu aan alle kamen om zich heen, ziet geen huis meer, de Heer niet, niemand behalve zijn bovengenoemde begeleiders. Alles rondom is verwoest en vernietigd. Rook en reusachtige vuurzuilen stijgen met grote heftigheid uit de verwoeste zonnebodem op. Hier en daar gapen reusachtige kraters vol donderende gloed, waaruit van tijd tot tijd grote vuurmassa' s het wijde wereldruim in worden geslingerd. Hier en daar storten vele weer terug onder vreselijk gekraak en stuwen water in de grote gloeiende kraters, waardoor dan weer hevige nieuwe stoomexplosies veroorzaakt worden. En dat alles met een kracht, die een wereld als deze aarde miljoenen mijlen zou kunnen wegslingeren.
Hoofdstuk 190: Martinus met zijn hemelse begeleiders op de plaats van de verwoesting - De door Martinus veroordeelde Satan - Martinus' medelijden met de huilende Satan en diens bevrijding - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] Als MARTINUS nu ziet, hoe de macht van deze zonnevuurkrater met planeetgrote massa's speelt als op aarde de wind met de sneeuwvlokken, zegt hij verbaasd: 'Broeders, dat is meer, dan wat een armzalige mensengeest ooit zal kunnen begrijpen! Dat is toch immers een uiting van kracht, waar de hele aarde - als die kon denken als een mens - zich geen enkel begrip van kan maken! Zeg mij toch: Is dit alles de uitwerking en het werk van die aartsbooswicht Satan?'
Hoofdstuk 190: Martinus met zijn hemelse begeleiders op de plaats van de verwoesting - De door Martinus veroordeelde Satan - Martinus' medelijden met de huilende Satan en diens bevrijding - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Hier richt MARTINUS meteen machtige woorden van oordeel tot de Satan, zeggend: 'De macht van de Heer in mij zal ter wille van de eeuwige vrede voor alle geschapen wezens, je voor eeuwig in deze vuurzee vasthouden! En opdat je des te minder kans zult hebben, om nieuwe plannen te smeden, zullen bovendien nog enkele kolossale bergen je hermetisch en rotsvast toedekken! Alzo geschiede het in Naam van de Heer!
Hoofdstuk 190: Martinus met zijn hemelse begeleiders op de plaats van de verwoesting - De door Martinus veroordeelde Satan - Martinus' medelijden met de huilende Satan en diens bevrijding - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] Nauwelijks heeft Martinus deze woorden uitgesproken of het gebeurt ook dienovereenkomstig. Maar het duurt niet lang, of Martinus vraagt aan Johannes: 'Broeder, jij kent de openbaring en hebt haar in jouw tijd vanuit de geest van de Heer voor de wereld geschreven. Zeg mij nu eens, is het goed of niet goed, wat ik nu met de booswicht heb gedaan?'
Hoofdstuk 190: Martinus met zijn hemelse begeleiders op de plaats van de verwoesting - De door Martinus veroordeelde Satan - Martinus' medelijden met de huilende Satan en diens bevrijding - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] JOHANNES zegt: 'Vraag je geweten en van daaruit de ordening Gods. Ik zeg je, ook jij bent zo oud als deze, die nu door jou verbannen is en jij was, tot de Heer je vastgreep, ook geheel en al slecht. Als de Heer daarom met jou zou hebben gedaan, zoals jij nu met deze boze geest die tegelijk met jou geschapen werd, zou je daarmee wel tevreden zijn geweest?'
Hoofdstuk 190: Martinus met zijn hemelse begeleiders op de plaats van de verwoesting - De door Martinus veroordeelde Satan - Martinus' medelijden met de huilende Satan en diens bevrijding - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] MARTINUS zegt: 'O broeder, dat zou toch wel het allerergste zijn, wat mij ooit zou kunnen overkomen! O zeg mij, voelt hij nu in deze toestand ook pijn?'
Hoofdstuk 190: Martinus met zijn hemelse begeleiders op de plaats van de verwoesting - De door Martinus veroordeelde Satan - Martinus' medelijden met de huilende Satan en diens bevrijding - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] MARTINUS zegt: 'O, broeders, nee, nee, hij moet geen pijn lijden, alleen maar op non-actief staan; daarom weg met deze bedekking en met de vuurgloed!'
Hoofdstuk 190: Martinus met zijn hemelse begeleiders op de plaats van de verwoesting - De door Martinus veroordeelde Satan - Martinus' medelijden met de huilende Satan en diens bevrijding - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Martinus doet, wat Johannes hem heeft aangeraden. Hij roept Satan met de macht van zijn wil en deze staat meteen in een allerellendigste en met duizend brandwonden overdekte mensengedaante voor hem en vraagt hem:
Hoofdstuk 191: Oproep aan Satan door Martinus - Satans poging tot rechtvaardiging - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  1313 - 1314 - 1315 - 1316 - 1317 - 1318 - 1319 - 1320 - 1321 - 1322 - 1323 - 1324 - 1325 - 1326 - 1327 - 1328 - 1329 - 1330 - 1331 - 1332 - 1333 - 1334 - 1335 - 1336 - 1337 - 1338  ...