Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 134 van 1112

...  122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147  ...
[4] JULIUS zegt: "Houd daar nu over op, want voor dergelijke mededelingen zal er morgen nog meer dan genoeg tijd zijn! Nu wil ik mij voor jullie bestwil liever met de hoofdzaak bezig houden." Daar stelde de jonge man zich dan ook tevreden mee, en Julius wendde zich toen ronduit tot Mij in de Romeinse taal, die Ik ook verstond, en zei: "Heer, wat zal in dit geval het beste zijn? Geweld van mijn kant zou alle eden en tempelwetten wegvegen, maar dan zou ik als verbreker van de plechtige gelofte optreden, en de schuld van de eedbreuk zou dan op mij vallen. Ik beschouw natuurlijk -onder ons gezegd - eden, die voor het houden van kwade verplichtingen afgeperst en jammer genoeg maar al te vaak afgelegd worden, niet alleen als waardeloos, maar ik veracht ze diep, omdat God daarbij voor het besturen van valsheid en slechtheid als getuige en helper wordt aangeroepen. Maar de tempel te Jeruzalem roept vragen op!
Hoofdstuk 238: Een verwijzing naar de naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Een op die manier door een kwade eed gevangen mens uit die erge gevangenschap van satan verlossen, is zelfs dan een buitengewoon goed werk van echte naastenliefde als het een mens betreft, die door gebrek aan inzicht zich door zijn gelovig gemoed nog gebonden acht aan een afgelegde eed. Hier, waar de betreffende jongemannen deze slechtste eed ter wereld volledig inzien, is het dus zéker goed. Doe jij daarom maar helemaal naar eigen goeddunken, en Mijn vriend Cyrenius zal je daarbij zeker zijn hoogste hulp niet ontzeggen!"
Hoofdstuk 238: Een verwijzing naar de naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Julius verheugde zich zeer over het antwoord van Mij en Cyrenius en allen verheugden zich over deze goede maatregel.
Hoofdstuk 238: Een verwijzing naar de naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Hij genas echter niet alleen de lichamen van de mensen, maar ook de zielen en hun inzicht, veegde het blinde bijgeloof uit de harten van de domme en verdwaalde mensen en leerde de onwetenden op een zo heldere en goedbegrijpelijke wijze, dat allen zich dáárover nog meer verwonderden dan over Zijn genezingen door het woord.
Hoofdstuk 240: Het getuigenis van Jarah over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Daarom beweren wij dat de heiland uit Nazareth zich beslist nooit zou inlaten met de vele slechtheden, en dus in ieder geval een offer van de tempel zou worden.
Hoofdstuk 241: Het oogmerk van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] De FARIZEEËR doet dat meteen en zegt heel verwonderd: "Hm, merkwaardig, ik voel eigenlijk helemaal niets behalve mijn eigen geheel gesloten hand, waarin nog geen mug, laat staan jouw hele hand, zich zou kunnen bevinden! Kortom, ik pak je door en door vast en ontdek daardoor dat je niet zoals wij uit vlees en bloed bestaat."
Hoofdstuk 242: Het wonder met de steen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Maar hier is de werkelijke aanwezigheid van een engel zo buitengewoon, dat men dat natuurlijk niet zo snel als een volle waarheid kan aanvaarden, als de snelheld waarmee men het aanvaardt van lang vervlogen tijden. Geloven is gemakkelijk, omdat men zich steeds de vroegere tijd als beter voorstelt dan de tegenwoordige. Die houdt men uit een zekere vrome eerbied altijd onwaardig voor zulke goddelijke verschijningen, zonder te bedenken dat het er in Sodom en Gomorra ook niet zo bijzonder Gode welgevallig toegegaan kan zijn, omdat Hij anders geen vuur van de hemel over die plaatsen zou hebben laten regenen.
Hoofdstuk 243: De verontschuldiging van de jonge Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Toen wendde JULIUS zich weer tot zijn jonge Farizeeër en zei: "Wel, vriend, we hebben al een goede manier gevonden, waardoor jullie met je ouders volkomen gerechtvaardigd zullen zijn voor de tempel en al haar eisen. En jullie ouders zullen zelfs een terechte klacht tegen de tempel in kunnen dienen bij het Romeinse beheersambt, zodat de tempel zeker veroordeeld zal worden tot een schadeloosstelling aan jullie ouders omdat ze jullie verloren hebben. Jullie zijn namelijk, omdat jullie onder dwang van de tempel de Romeinse wet betreffende de juiste reispassen niet opgevolgd hebben, een wet waar de tempel tot op dit uur nog heel hardnekkig geen acht op wil slaan, door ons Romeinen gevangengenomen en meteen ingelijfd bij de soldaten van het vreemdelingenlegioen! Jullie zijn nu dus voor je bestwil gevangengenomen. Bevalt jullie dat?"
Hoofdstuk 239: Julius vertelt het plan van de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] JULIUS zegt: "Ik spreek graag met vrijmoedige mensen, en nooit zal mij de vrijmoedige uitspraak beledigen van mannen, die de waarheid vrijuit spreken, zonder vrees en angst en zonder enige terughoudendheid; maar wee ook degenen, die anders denken en voelen en geheel anders spreken! Voor mij is er niets gehater dan de leugen, en zelfs een noodleugen verdoem ik, want het is beter voor God en alle eerlijke mensen te sterven - dan zich te redden door een onwaarheid! Maar zoals gezegd, jullie eerlijke taal bevalt mij. En omdat mij jullie omstandigheden zo ongeveer bekend zijn vanuit Jeruzalem en Bethlehem, weet ik ook dat jullie hier vrijwel zonder enig voorbehoud jullie verzoek naar voren hebben gebracht. Iets hebben jullie nog niet helemaal uit de doeken gedaan, maar dat is maar een kleinigheid, en dat zullen jullie ook bereiken, als jullie ons Romeinen een echte en altijd oprechte trouwen broederlijke toegenegenheid zult bewijzen!"
Hoofdstuk 239: Julius vertelt het plan van de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Tenslotte bracht er EEN, die nog wat wijn in zijn beker had, als volgt, een dronk uit op de gezondheid van de wijze Nazareeër: "Ook hij, die wij zochten, maar tot onze spijt nergens konden vinden, zal wat ons betreft voor altijd leven, als hij nog ergens leeft en in veiligheid is. WIJ zullen zijn leven, dat een zegen voor de mensen is, in eeuwigheid niet belagen. - Oh, zou hij zich door ons hebben laten vinden dan zouden wij hem over de tempel zulke dingen verteld hebben, dat, als hij er ook nog maar iets van verwachtte, hij net als wij er zeker nooit meer naar zou verlangen! Omdat wij hem echter niet konden vinden, brengen wij hem, de goede lichaams- en zielearts uit Nazareth deze heildronk!"
Hoofdstuk 240: Het getuigenis van Jarah over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] De jonge SPREKER zegt: "Verheven heer, wees ook u helemaal open en zeg rechtuit, wat wij nog achter gehouden hebben, dat bij ons verzoek hoort! Want heus, er is nog veel in ons, dat wij hier niet hebben kunnen meedelen, omdat ten eerste de tijd te kort was en men in de tweede plaats In een zo hooggeëerd gezelschap toch met zoveel dingen niet met de hele deur in huis kan vallen. Vooral, als een verheven heer als de opperstadhouder van geheel Romeins Azië aanwezig is, wiens hoogheid en majesteit wij nog niet eens direkt aan durven kijken sinds wij weten dat hij het is. Bovendien bevinden er zich aan uw tafel ook een meisje en een jongeling, en dan geldt toch: Houd je tong een beetje in toom! Maar als we alleen bij elkaar zullen zijn, zullen wij zeker, verheven heer, niets meer op de een of andere wijze geheim houden! Maar omdat u met ons arme zondaars toch al zo genadig en barmhartig bent, zeg ons dan in stilte wat u nog onprettig aan ons vindt, en of dat soms óók een hoge Romein is, met wie u eerder om ons Romeins gesproken heeft!"
Hoofdstuk 239: Julius vertelt het plan van de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] JARAH zegt: "Oh, maakt u zich maar zorgen over andere zaken! Mijn borst is sterk en kan wel wat verdragen. Kijk en luister dan! Zoals u heb ook ik al veel over de nieuw opgestane wonderheiland gehoord. Onze streek was steeds een der ongezondste van heel Galiléa, want iedere vreemde die erheen ging en zich daar maar een paar dagen ophield, werd altijd zo ziek, dat hij beslist niet meer verder kon reizen: Er waren er, die vaak langer dan een jaar daar moesten blijven; de eigen bevolking had er niet zo'n last van. Geheel kerngezonde mensen waren er niet veel, maar toch vond je er onder het eigen volk weinig waarvan gezegd kon worden dat ze ziek waren. Alle reizigers vermeden daarom zorgvuldig deze plaats, en wie niet door beslist noodzakelijke, dringende zaken daarheen werd gedreven, kwam zeker niet naar Genezareth.
Hoofdstuk 240: Het getuigenis van Jarah over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] 'Zie, ik tel het zand en ken de uitgestrektheid van de zee, hoor zelfs de stomme spreken en de zwijgende versta ik! Nu prikkelt mijn zinnen een geur, alsof lamsvlees gemengd met schildpad in ijzer wordt gekookt; ijzer bevindt zich eronder, ijzer ligt er bovenop. ,
Hoofdstuk 1: Het orakel van Delhi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Zo zijn ons, Romeinen, uit de geschiedenis genoeg overleveringen bekend, waarin vermeld wordt dat bijvoorbeeld Socrates, Plato, Aristides en nog veel andere wijzen steeds een beschermgeest bij zich hadden, die hen informeerde en hen altijd, afhankelijk van hun intelligentie, wijze lessen en in noodgevallen een betrouwbare raad gaf. Wie van hen die raad niet opvolgde, kon verzekerd zijn van de kwade gevolgen.
Hoofdstuk 2: Over verschijningen van hogere hemelse wezens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Wel, als men dat weet, deels uit de historie en deels uit persoonlijke ervaring, dan komt je zo'n verschijning, zoals jullie die hier hebben ontmoet, toch niet zo onmogelijk voor. Kortom, wij weten uit de vele overleveringen en uit hedendaagse ervaringen, dat hogere wezens helemaal niet zo zelden als velen menen bij ons mensen komen, zich op allerlei wijzen kenbaar maken en ons nu eens hierover en dan weer daarover opheldering geven. Onder die omstandigheden is onze engel beslist niet zo'n ongewone verschijning als men op het eerste gezicht geneigd is te denken!
Hoofdstuk 2: Over verschijningen van hogere hemelse wezens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147  ...