Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2083 resultaten - Pagina 135 van 139

...  114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139
[3] De Koning echter is het Hart van alle eigenschappen en heeft zijn ge­bied in het midden als een oerbron; evenals de zon zich te midden der planeten bevindt en zij een koning der sterren is en het hart der natuur in deze wereld, zo groot is ook Cherubijn of Koning der Engelen. En zoals de zes andere planeten naast de zon leiders zijn van de heir­scharen en doen hetgeen de zon verlangt, opdat deze in hen regeren en werken moge, zo doen alle Engelen des Konings wil en de Engelenvorsten beraadslagen tezamen met den Koning. Ge zult echter moeten weten, dat zij allen elkander gelijkelijk liefhebben; geen van hen misgunt één der anderen zijn schoonheid en gestalte, want zoals het gesteld is met de geesten van God, alzo is het met hèn gesteld. Ook hebben zij allen tegelijk de Goddelijke Vreugden en genieten allen tegelijk de Hemelse spijzen, waarin geen onderscheid is. Slechts in de kleuren en kracht is onderscheid, maar niet in de volmaaktheid ervan, want een ieder heeft de kracht van alle goddelijke geesten in zich; wanneer het Licht van den Zoon van God hen beschijnt, zo is de hoe­danigheid van iedere Engel te onderkennen aan de kleur. Ik heb over de gestalten en de kleuren slechts een weinig gesproken; er is echter veel meer over te zeggen, hetgeen ik, ter wille van de kort­heid niet wil doen. Want zoals de Godheid zich tot in het oneindige open­baart, zo zijn er ook een onbeperkt aantal gestalten en kleuren onder de Engelen; ik kan het slechts vergelijken met de bloei van de aarde in Mei, hoewel dit slechts een dood en aards voorbeeld is.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[6] Vraag: Waarom heeft God Engelenvorsten geschapen inplaats van Engelen, die allen gelijk zijn? Ziet, God is een God van orde; zoals het met Hem zelf is, met Zijn Heerschappij, met Zijne Geboorte en het Zijn werkingen, zo is het ook met Zijne Engelen. In Hem zijn in ’t bijzonder zeven kwaliteiten aanwezig, waardoor het gehele Goddelijke Wezen voortgestuwd wordt, en waardoor dit telkens opnieuw tot openbaring komt. Door die zeven hoedanigheden blijft de Godheid eeuwig en onveranderlijk. En zoals te midden der zeven Geesten Gods het Hart geboren wordt, waaraan de Goddelijke vreugde ontspringt, alzo is het -ook met de Engelen gesteld. De vorsten der Engelen zijn geschapen naar het voor­beeld van de Goddelijke Geesten; de Cherubijn als het hart van God; zoals nu het Goddelijk Wezen werkt, alzo werken ook de Engelen.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[11] Iedere Engel is geschapen als de Godheid en hij is als een kleine God, want, dewijl God de Engelen schiep, zo schiep hij ze uit zichzelf; nu is God op de ene plaats evenzeer tegenwoordig als op de andere. Overal is God: Vader, Zoon en Heilige Geest. In deze drie namen en in de kracht dezer drie namen bestaan de Hemel en de aarde en alles, wat in uw hart opkomt. En wanneer ge een kleine cirkel zoudt afsluiten, waar­binnen ge nauwelijks zoudt kunnen zien of die ge u nauwelijks zoudt kunnen voorstellen, zo is niettegenstaande dat, toch de gehele goddelijke kracht daarbinnen tegenwoordig en de Zoon Gods wordt er in geboren en de Heilige Geest in het midden van die cirkel uit van den Vader en den Zoon. Is het niet in liefde, zo is het in toorn, zoals er staat ge­schreven in Psalm 18 : 26: Bij de goedertierene houdt Gij U goedertieren en bij de oprechten man houdt Gij U oprecht. De toorn Gods wordt op­gewekt en is ook in alle geesten Gods op die plaats, waar zij is opge­wekt en de liefde Gods wordt opgewekt en is ook in alle geesten Gods op die plaats, waar zij wordt opgewekt. De Engelen zijn allen hetzelfde geschapen. Allen zijn zij geschapen uit de Goddelijke Salniter der Hemelse natuur; slechts dit is het onderscheid tussen hen, dat elk van hen, toen God hen schiep, een bepaalde hoedanigheid in meerdere mate bezat dan de ander; dat in elk van hen een bepaalde eigenschap over­heerste. Daardoor is het gekomen, dat de Engelen alle hun verschillende kwaliteiten hebben, en er velerlei kleuren en schoonheden zijn, terwijl toch alles uit God is.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[12] Nu heeft echter iedere Engel alle eigenschappen Gods in zich, maar één van deze eigenschappen is het sterkst in hem vertegenwoordigd; naar die eigenschap is hij genoemd en in deze eigenschap triomfeert hij. Zoals nu de eigenschappen in God elkander voortdurend voortbrengen, terwijl zij ook in elkander opstijgen en elkander liefhebben, en, zoals de bliksem in het zoete water in de hitte opgaat, waardoor het leven, de vreugde geboren worden, alzo is het ook in één Engel; zijne innerlijke geboorte is niet anders dan de uiterlijke geboorte in God. Zoals de Zoon Gods in de middelste oerbron in de hitte, in het zoete water geboren wordt uit alle zeven Geesten Gods, van wie zij hun leven en hun vreugde ontvangen, zo wordt ook de Zoon Gods in dezelfde gestalte in een Engel, in de middelste oerbron van het hart in de hitte in het zoete water geboren en hij verlicht wederom alle zeven Oergeesten van de Engel. En zoals de Heilige Geest van den Vader en den Zoon uitgaat en alles vormt en verbeeldt en alles lief heeft, alzo gaat ook de Heilige Geest die in de Engel is uit in zijne medebroeders en heeft hen lief en verheugt zich met hen.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[31] Als de zeven geesten hier of daar niet strijden met succes, is daar ook geen beweging, maar diepe duisternis. Hoewel de Geesten volmaakt zijn, en de plaats niet een donker huis is, (zoals we van een donkere kamer spreken) kunnen toch de brandende geesten der planeten en sterren de elementen niet doen ontbranden.
Hoofdstuk 26: Van de planeet Saturnus. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[32] De bron van de 7 geesten is evenwel overal; buiten het strijden staat deze stil en men ontwaart geen beweeglijkheid. En dit gehele wezen begrijpt de eeuwigheid, die niet van God is, maar de niet-almachtige natuur, waar weliswaar de Godheid onaantastbaar in de kern der zeven geesten verborgen blijft, maar begrepen noch ver­staan wordt.
Hoofdstuk 26: Van de planeet Saturnus. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[33] De gehele wereld is zulk een huis geworden, toen de Godheid zich voor de gruwelijke duivels in de zeven geesten verborgen had. Als nu niet de 7 planeten en sterren uit de geesten van God opgerezen waren, dan zouden de krachten, die de doodskamer in 't duistere huis van deze wereld aan alle kanten, overal weer aansteken en doen groeien waaruit het gebied van het oerbeginsel ontstaat, niet meer werken.
Hoofdstuk 26: Van de planeet Saturnus. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[34] Verder zult U ook wel weten, dat het gebied der 7 goddelijke geesten in dit huis dezer wereld daarom niet uitgedroogd is, dat alles slechts van de planeten en sterren zijn leven en zijn begin ontvangen moet. Neen, want de smetteloze Godheid staat alom in de kring, in 't hart van de ge­hele diepte verborgen en de 7 geesten staan in het lichaam van de diepte in angst en groot vurig verlangen en worden door planeten en sterren steeds ontstoken, waardoor de beweging en de geboorte in de diepte ontstaat.
Hoofdstuk 26: Van de planeet Saturnus. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[10] Wat spreken zij met elkander? Ziet, gij schone, trotse en hovaardige mens; de wereld zal u hier te eng worden en ge denkt, dat niemand aan u gelijk is; bedenk, of ge een Engelennatuur of een natuur des duivels hebt. Met wie zal ik nu de Engelen vergelijken? Ik wil hen vergelijken met kleine kinderen, die in Mei, wanneer de schone rozen bloeien, met elkander naar buiten gaan en de mooie bloemen afplukken en daaruit kransen vlechten. Zij dragen ze in hunne handen en verheugen zich er over en spreken met elkander over de velerlei soorten schone bloemen; zij nemen elkander bij de hand en wanneer zij thuis komen, zo tonen zij de bloemen aan hunne ouders en zijn blij; dan verheugen zich de ouders in hunne kinderen en met hunne kinderen. Alzo doen ook de heilige Engelen in de Hemel; zij nemen elkander bij de hand en wandelen in de schone Mei des Hemels en spreken van de lieflijke en schone gewassen in de Hemelse lusthof. Zij eten van de verrukkelijke vruchten Gods en gebruiken de schone bloemen des Hemels voor hun spel en maken zich schone kransen en verheugen zich in de schone Mei van God. Daar is niets dan een hartelijk liefhebben, een zachtmoedige liefde, een vriendelijk spreken onderling, een lieflijk samen zijn, daar elk vreugde in de ander heeft en de ander eert. Zij weten van geen boosheid, list of bedrog; de Goddelijke vruchten en de lieflijkheid Gods zijn voor hen allen; de een mag er evenzo zijn deel aan hebben als de andere; daar is geen wangunst, geen nijd, geen afkeer, neen, alle harten zijn in liefde met elkander verbonden. Daaraan nu heeft de Godheid Zijn hoogste welgevallen, evenals de ouders aan de kinderen, dat Zijne lieve kinderen in de Hemel zich vriendelijk gedragen. De Godheid zelf handelt evenzo; de ene oergeest vermeit zich in de anderen. Daarom kunnen de Engelen ook niets anders doen dan wat hun Vader doet, hetgeen ook onze koning Jezus Christus getuigde toen Hij bij ons op aarde woonde; zoals in het Evangelie staat: Voorwaar, voorwaar zeg ik u: de Zoon kan niets van zich zelven doen, tenzij Hij den Vader dat ziet doen, want zo wat Die doet, dat doet ook de Zoon desgelijks. Joh. 5, vers 9. En Mattheus 18:3 zegt: Voorwaar zeg ik u: Indien gij u niet verandert en wordt gelijk de kinderkees, zo zult gij in het Koninkrijk der Hemelen geenszins ingaan. Daarmede bedoelt Hij, dat onze harten in liefde verbonden moeten zijn, zoals de heilige Engelen Gods en dat wij elkander met eerbied moeten bejegenen, evenals de Engelen Gods ook doen. Wij mogen elkander niet beliegen en bedriegen, elkander het brood uit de mond stoten uit grote gierigheid; ook zal de een niet over de ander heersen en hèm verachten, die niet listig is als de duivel. O neen, zo doen de Engelen in de Hemel niet; zij hebben elkander lief; geen denkt schoner te zijn dan de ander; elk heeft vreugde aan de ander en verheugt zich over des anderen schone gestalte en zijne lieflijkheid; hunne liefde jegens elkander bloeit op, zodat zij elkander bij de hand nemen en vreugdevol omhelzen. Evenals wanneer de bliksem des levens omhoog stijgt te midden van de goddelijke kracht, waaraan alle geesten Gods hun leven te danken hebben en waar­door zij zich zeer verheugen, terwijl er is een heilig en lieflijk omhelzen, voelen, proeven, horen, zien en ruiken, zo is het ook bij de Engelen. Wanneer de een de ander aanschouwt, hoort en voelt, zo gaat in zijn hart het licht op en de ene geest omvangt de anderen. Zo ge nu wilt weten, waar hun liefde, deemoed en vriendelijkheid haar oorsprong heeft, zo merk het volgende op:
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[21] Nu zou iemand kunnen zeggen: Zo is dan een Engel geheel gebonden aan de plaats waar hij ontstaan is, zodat hij daar niet vandaan durft of kan gaan. Neen, zo min als de geesten Gods zich in hun opstijgen en tot bloei komen laten belemmeren, zo min als zij zich laten tegenhouden om met elkander te verkeren, evenmin zijn ook de Engelen aan hun plaats gebonden, zoals de geesten Gods voortdurend in elkander opgaan en liefdevol met elkander verkeren, terwijl toch iedere geest zijn eigen standplaats heeft en zijn eigen taak. Het geschiedt nimmer, dat b.v. de hitte verandert in koude of de koude in hitte; maar ieder behoudt zijn natuurlijke plaats en is in wisselwerking met alle anderen en daardoor ontstaat het Leven; evenzo verkeren ook de heilige Engelen in alle drie de koninkrijken met elkander en de een ontvangt van de ander, d.w.z.. de een ontvangt van de schone gestalte, van de deugd en van de vriendelijkheid van de ander en heeft daarvan de grootste vreugde en toch behoudt ieder zijn natuurlijke eigenschappen en de plaats, die hij van de aanvang af heeft gehad, blijft zijn eigendom. Het is er mee, als met iemand, die een boezemvriend of geliefd wezen uit een ander land thuis verwacht. Hij heeft voor die mens een hartelijk verlangen gehad en er is vreugde en een vriendelijk welkom en een gesprek vol liefde, wanneer de vriend daar is. De waard zet de gasten het allerbeste voor, hoewel dit slechts koud water is vergeleken bij het Hemelse onthaal. Alzo verkeren ook de heilige Engelen met elkander. Wanneer de heer van een koninkrijk der Engelen bij een andere heer komt, of de ene Engelen­koning bij de andere, dan is er niets dan louter liefde en blijdschap door de ontmoeting binnen te vinden. Een verrukkelijk wandelen in liefde, een lieflijk spreken en een eerbiedigen van elkander, vol ingetogenheid en deemoed; er is een liefdevol elkander omhelzen en leiden en de blijde reidans vangt aan. Het is er mee als met de kleine kinderen, wanneer zij in Mei naar buiten gaan en de bloemen plukken met elkander en vriendelijk met elkander spreken. Wanneer dit is geschied, zo dragen zij ze in hunne handen en dansen, om de tijd te verdrijven, een reidans. Zij zingen de vreugde hunner harten uit en verheugen zich.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[35] Daar zich echter het hart van God in het lichaam van deze wereld bij de uiterlijke geboorte, die de lichamelijkheid is, verbergt, is de lichamelijkheid een donker huis en alles staat in grote nood en heeft een licht nodig, dat in de duisternis der kamer schijnt; dat is de zon zolang, tot dat het hart van God in de 7 geesten Gods in 't huis van deze wereld weer zal bewegen en de 7 geesten ontsteken.
Hoofdstuk 26: Van de planeet Saturnus. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[42] Uit de angstvolle kamer in 't lichaam van deze wereld, uit de 7 geesten Gods zijn de sterren opgegaan. Deze ontstaken het lichaam van deze wereld en uit het lichaam komt voort de vrucht of het zaad, dat water, vuur, lucht en aarde is.
Hoofdstuk 26: Van de planeet Saturnus. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[43] De aarde is de vrucht van de 7e Geest Gods; dat is de natuur, de lichamelijkheid, waarin zich de andere geesten openbaren en de Salniter van de 7e geest in eindeloze gestalten en vormen, zodat de aarde ook haar zaad voortbrengt, zoals het ons voor ogen ligt. Het vleeskleed des mensen is ook zo'n huis, als de duistere diepte dezer wereld, waarin de zeven geesten Gods vrucht dragen. Daar echter de mens eigenaar is van zijn lichaam, dat een Zoon van het ganse lichaam Gods is, brengt hij ook bij hem behorend zaad voort, uit het gebied van zijn lichamelijke Oergeesten? Het lichaam voedt zich met het zaad van de zeven goddelijke geesten uit 't lichaam van de grote diepte, die vuur, lucht, water en aarde is.
Hoofdstuk 26: Van de planeet Saturnus. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[27] Evenals de Godheid in haar Wezen drievoudig is, dewijl het uitgaan uit de zeven Oergeesten Gods ook op drievoudige wijze plaats heeft, nml. als Vader, Zoon en Heilige Geest, (één enig God), waarin de ganse Goddelijke Kracht bestaat, en alles wat er bestaat, terwijl de drie personen in de Godheid niet te scheiden zijn, alzo werden naar dit heilige voorbeeld, drie afzonderlijke Engelen uit de beste kernen der natuur geschapen; uit het wezen der Drie-eenheid in de goddelijke natuur, en wel met dat gezag en die macht, welke de Drie-eenheid heeft in de zeven Oergeesten Gods. Want de Drie-eenheid Gods gaat op in de zeven geesten van God en is het hart en het leven van alle zeven geesten; evenzo hebben de drie Engelenkoningen ieder hun eigen plaats en zijn daarover heer en koning, alsook over de onder hen geplaatste Engelen. De goddelijke Drie-eenheid echter is onveranderlijk en de koning heeft de heerschappij over de Engelen.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[28] Zoals nu de Goddelijke Drie-eenheid is als een Enig Wezen, terwijl de drie persoonlijkheden der Drie-eenheid met elkander verbonden zijn, evenzo als de verschillende delen van het menselijk lichaam, en zoals de ene plaats is als alle andere plaatsen, hoewel de een een andere bestem­ming heeft dan de andere, zoals het ook is met de verschillende delen van het menselijk lichaam, zo zijn ook de drie koninkrijken der Engelen met elkander verbonden en geen der drie bestaat afzonderlijk. Geen Engelenkoning mag zeggen: “Dit is mijn rijk” en een andere mag in mijn rijk niet komen. Al is het ook zijn oorspronkelijk, van nature geërfd rijk, en al zal het dat ook blijven, zo zijn toch alle andere koningen en Engelen zijn broeders, naar de natuur uit denzelfden Vader als hij en alle zijn zij de erfgenamen van het rijk huns Vaders. Zoals de Oergeesten Gods elk hun eigen plaats hebben en bestemming en toch met de andere geesten tezamen den enigen God uitmaken, (wanneer de andere er niet waren, zo was hij er óók niet), alzo gaat óók de ene geest in de andere op en evenzo is het ook met de heilige Engelen. Zij allen leven in en uit God. Daarom leven zij alle vriendelijk en vreedzaam bij elkander in het rijk huns Vaders, als geliefde broeders; er is geen grens voor elk van hen wat betreft het werk, waartoe elk van hen geroepen is. Een eenvoudig mens zou nu kunnen vragen: op welke wijze bewegen de Engelen zich of waarop steunen hunne voeten? Ik wil u hier het juiste daaromtrent meedelen. Zoals u het hier vindt uitgedrukt, zo is het in de Hemel, want de geest ziet onbelemmerd in deze diepte; ook is het zeer begrijpelijk. De gehele natuur des Hemels bestaat door de kracht van de zeven Oergeesten en de beweeglijkheid van alle eigenschappen wordt veroorzaakt door de kracht van de zevende oergeest; deze natuur of beweeglijkheid is zeer licht en als een nevel en als een meer van kristal, dat men door alles heen kan zien. Er onder en er boven is de diepte. De Engelenlichamen zijn ook op deze wijze samengesteld, maar hun lichamen zijn alleen van een drogere substantie en deze zijn de kern uit de natuur, het beste en de schoonste glans der natuur. Op de zevende Geest Gods, die dik als een nevel is en helder als een kristallen zee, bewegen zij zich als 't ware, zij stijgen en dalen en gaan waarheen zij willen. Want zij zijn zo beweeglijk als de Goddelijke Kracht zelf; toch beweegt de een zich nog sneller dan de andere, elk naar zijn aard.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119 - 120 - 121 - 122 - 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139