15542 resultaten - Pagina 135 van 1037
... 123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 ...
[17] Kijk, zo heb Ik nu hier met één slag een aantal kwade vliegen platgeslagen, de leugenachtige priesters moesten op de loop en nu zullen ook de woekergrieken hetzelfde doen! Hun paleizen liggen in puin en hun grote akkers, tuinen en weiden zijn volledig weggespoeld. Als zij na de storm hun landerijen bekijken en zich ervan zullen overtuigen dat iedere toekomstige bewerking volkomen zinloos zou zijn, dan zullen zij hun biezen gaan pakken en zich merendeels naar Europa begeven. Daarna heb Ik altijd nog middelen genoeg deze streek in korte tijd weer zo veel mogelijk tot bloei te brengen."Hoofdstuk 188: Het oordeel over de landstreek van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[19] Toen het zo ontzettend hard begon te regenen, kwamen allen die eerder onder de tafels bescherming gezocht hadden, helemaal doorweekt naar Mij toe en verbaasden zich uitermate dat Ik en allen die buiten bij Mij vertoefden, kurkdroog waren gebleven, net als de wat hoger gelegen plaatsen, waar zelfs geen waterdruppel aan een grashalm hing.
Hoofdstuk 188: Het oordeel over de landstreek van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] De IN NOOD VERKERENDEN zeggen: "Wij wilden naar Caesarea Philippi, maar pas na de storm! De storm sloeg het schip echter weg van de oever en dreef ons met grote kracht hierheen. Wij weten niet waar wij ons bevinden, want door de dichte regen zien wij aan geen enkele kant een oever die ons bekend voorkomt. Moeten we nog ver om ons doel te bereiken?"
Hoofdstuk 189: Schip in nood in volle zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] De storm neemt nu echter weer af en ofschoon de hagel is opgehouden, valt de regen nu zo dicht uit de hemel, dat het water zich op de vlakke bodem meteen tot halve manshoogte verzamelt en dan met verschrikkelijk kabaal wegstroomt, zodat zelfs de zee de geweldige toevloed begint te bespeuren, wat toch echt geen kleinigheid is. Huizen, bomen en duizenderlei andere zaken spoelen naar zee. Ook veel vee, zoals kippen, alle soorten vogels, die door de hagel gedood zijn, ontelbare varkens, ezels, koeien, ossen, schapen, geiten en hazen, reeën en herten krijgt de zee te verwerken en het zeer grote aantal vissen, dat deze binnenzee herbergt, zal zich daaraan tegoed doen, er zeer vruchtbaar van worden en zich zeer vermeerderen. Dat zal dan een goede schadeloosstelling zijn voor de arme Joden, die hier toch al niets verliezen konden, omdat zij weinig of niets bezaten. De weinige welgestelden waren in hun hart echter al tamelijk Grieks hard en gevoelloos geworden en het zal hun ziel zeker niet schaden, zich nu ook net als de anderen te gaan bezighouden met vissen en bedelen.
Hoofdstuk 188: Het oordeel over de landstreek van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] IK roep echter de engel en terwille van de gasten en leerlingen zeg Ik hardop tegen hem: "Er bevindt zich op zee een tamelijk groot gesloten schip met twintig mannen en vrouwen, de acht schippers niet meegerekend, in grote nood. Het schip lag toen de storm opstak aan de andere oever niet ver van Genezareth gemeerd, maar toen de storm draaide en in kracht toenam, sloeg deze het voor de afvaart gereedliggende schip los van de oever en dreef het met onweerstaanbare kracht naar volle zee. De schippers en de reizigers deden wat ze konden en gingen daarbij vrijwel tot het eind van hun krachten om niet ten onder te gaan. Nu staan ze op het punt door de zee verzwolgen te worden. Sta dus op en red hen, -maar niet op een voor hen te onbegrijpelijke manier! Maak een boot los en vaar als een bedreven loods het in nood zijnde schip te hulp en breng het hierheen, want het schip was toch al voor Caesarea Philippi bestemd!"
Hoofdstuk 189: Schip in nood in volle zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Na deze woorden stevenen zij langzaam naar de oever en Ik gebied nu in 't geheim de storm zich in te houden en geheel op te houden.
Hoofdstuk 189: Schip in nood in volle zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Maar dan komen de schippers naar de reizigers toe en vragen hun of zij voor de terugvaart een nacht en een dag hier moeten wachten, of dat zij nu bij rustige zee terug zullen varen naar de andere oever, die in rechte lijn altijd nog vijf tot zes uur van deze plaats verwijderd lag.
Hoofdstuk 190: De Joodse kooplieden uit Perzië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] MARCUS hoort dat en zegt tegen de reizigers: "Beste vrienden! Het gaan naar de stad kunnen jullie je gevoeglijk besparen, want van de hele stad bestaat niets meer dan een paar hutten van arme Joden en een hoeveelheid uitgebrande, verlaten ruïnes! Gedurende de afgelopen nacht en deze dag is zij de welverdiende en treurige prooi van de vlammen geworden en niemand zag kans het vuur meester te worden!
Hoofdstuk 190: De Joodse kooplieden uit Perzië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] De REIZIGERS zeggen: "Waar is hij, dan kunnen wij naar hem toegaan en hem zeer eerbiedig ons probleem voorleggen. Misschien gebeurt er dan wel weer een wonder?! Want onze redding door de jonge loods was zonder meer een wonder en geen gering! Maar onze loods is nu verdwenen en komt niet te voorschijn. Wij kunnen hem het verschuldigde reddingsloon daarom niet geven!"
Hoofdstuk 190: De Joodse kooplieden uit Perzië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] MARCUS zegt: "Daar op de kleine heuvel aan zee, waar de opperstadhouder en de andere hoogheden zich bevinden, heeft de loods zich ook teruggetrokken. Daar kunnen jullie zonder schroom naar toegaan en alles regelen.
Hoofdstuk 190: De Joodse kooplieden uit Perzië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Dan laat Marcus de reizigers alleen en gaat in huis om voor het avondmaal te zorgen en het voor te bereiden. De reizigers overleggen dan onder elkaar of ze allen naar de heuvel zullen gaan, of dat zij slechts enigen uit hun midden zullen afvaardigen. Zij worden het er spoedig over eens slechts een paar van de verstandigsten uit hun midden daarheen af te vaardigen. Alzo geschiedt het en de twee begeven zich meteen naar de heuvel.
Hoofdstuk 191: Afgevaardigden van de reizigers spreken met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] RAPHAËL wijst met zijn rechter hand naar Mij en zegt: "Hij is het, ga naar Hem en vraag het Hem en Hij zal u zeggen wat u Hem schuldig bent!"
Hoofdstuk 191: Afgevaardigden van de reizigers spreken met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] De BEIDEN buigen voor de engel en gaan dan meteen naar Mij toe. Bij Mij gekomen, vallen zij naar Perzisch gebruik op hun aangezichten en zeggen, op de grond liggend: "Heer, wiens stralende gelaat wij niet durven aan te zien! U heeft uw heel vaardige en roekeloze loods in het grootste gevaar naar ons toegezonden, terwijl wij anders zeker verloren geweest zouden zijn! Wij zijn echter geen armen, die niets hebben om zo'n dienst naar behoren te belonen. Wij zijn zeer rijke mensen en verlangen van niemand iets voor niets en zeker niet zo'n onbetaalbare dienst. Wat zijn wij u schuldig voor onze redding uit het hoogste levensgevaar?
Hoofdstuk 191: Afgevaardigden van de reizigers spreken met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Het loon, dat Ik van u zou kunnen vragen, zou dus, omdat u Perzen bent en onze verwanten, gevoeglijk net zo extreem hoog kunnen zijn als uw gewisse verlies hier bij deze nu in de boshutten onderdak zoekende, Griekse handelaars. Wat zou u daarmee bereiken? U zou het dáár innen en hier weer netjes afgeven! En dan zou u weel' naar huis gaan zoals u hier bent gekomen!
Hoofdstuk 191: Afgevaardigden van de reizigers spreken met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Ik reken u voor de redding echter niets en geef u zelfs de verzekering dat het oponthoud hier en zelfs de tocht hierheen en van hier naar Genezareth terug, vanwaar u per schip hierheen kwam, u geen stater zal kosten! (Want het schip was van Ebahl en het waren ook zijn schippers.) Bent u het daarmee eens?"
Hoofdstuk 191: Afgevaardigden van de reizigers spreken met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)