Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 135 van 728

...  123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148  ...
[4] Dat alles is echter voor zijn ziel slechts een passend beeld waaraan de ziel ziet hoe haar aard is en wat zij zich, om zichzelf te verbeteren, in haar hart voorneemt en doet, -in deze toestand weliswaar alleen als uiting van haar wil, zonder een uitwendige, werkelijke daad. Die moet pas volgen als hij in wakende toestand weer helemaal met zijn lichaam verenigd zal zijn.
Hoofdstuk 50: De bekleding van de gereinigde ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Aan Mijn voeten ligt een toga met veel plooien, maar erg vuil, hoewel de oorspronkelijke kleur witgrijs is, - de kenmerkende kleur van de kleding van heidenen in het geestenrijk. Hij neemt het kleed en walgt van het vuil, hetgeen een goed teken is. Maar hij neemt het toch, gaat er echter snel mee naar het water en begint het te wrijven en uit te spoelen en tenslotte uit te wringen.
Hoofdstuk 50: De bekleding van de gereinigde ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Nu is hij klaar en het kleed is schoon. Omdat het echter nog vochtig is, mist hij de moed om het zo maar aan te trekken. Ik maak hem echter duidelijk, dat hij het toch aan moet trekken. Hij was voorheen toch ook niet bang voor het water, waarom zou hij dan nu een hekel hebben aan een kleed dat nog wat vochtig is?! Dan zegt hij - luister maar, want dat zal hij hardop zeggen! -:
Hoofdstuk 50: De bekleding van de gereinigde ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Je weet het nu omdat ik je heb verteld hoe ik het nu zie, voel en als lichamelijk ondervind. Als ik echter weer ontwaak, zul jij het nog weten, maar ik zal er niets van weten, omdat ik het nu alleen maar met mijn fijne ziele zintuigen zie en voel en ondervind - en niet ook met mijn lichamelijke zintuigen.
Hoofdstuk 51: Het etherische lichaam van de ziel en haar zintuig. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] De ziel heeft echter ook zelf wel een herinneringsvermogen en kan zich daarom ook het minste of geringste herinneren wat er ooit met haar is gebeurd, maar dat kan zij alleen in vrije toestand. Bevindt zij zich echter in het lichaam, dat haar helemaal van het licht afschermt, dan ziet, hoort en voelt zij slechts de grove en allesoverheersende, luidruchtige, ruwe indrukken, die al het geestelijke overstemmen. Haar eigen aanwezigheid neemt zij vaak nauwelijks voldoende waar om zich bewust te worden dat zij bestaat, laat staan dat zij van de in haar aanwezige hogere en diepere geestelijke indrukken iets zou waarnemen.
Hoofdstuk 51: Het etherische lichaam van de ziel en haar zintuig. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Vind je dat niet erg merkwaardig? Je doet echter, en dat ergert mij, alsof je daar niets van merkt, alsof dat net zo'n gewoon verschijnsel zou zijn als het een of andere milde regenbuitje op aarde!
Hoofdstuk 52: Zorels ziel op de weg van de zelfverloochening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Zie je, Zinka, dat merkwaardige antwoord kreeg ik nu van de vriend en leider van mijn onbeduidende persoontje! Ik stel hem nu echter weer een vraag en zeg: 'Op de wereld zijn er ook heel veel slechte wegen, maar daar doen de mensen wat aan. Zij nemen hakken, pikhouwelen en scheppen en maken de weg begaanbaar.Waarom gebeurt dan hier zoiets niet?'
Hoofdstuk 52: Zorels ziel op de weg van de zelfverloochening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Kijk, Zinka, zo heeft de vriend gesproken en in mij wordt het nu merkwaardig licht, en het lijkt mij toe alsof er zich in mijn hart iets beweegt. Dat wat zich beweegt, is een licht en dat licht heeft binnen in zich een vorm als die van een embryo in het moederlichaam. Het is heel zuiver, -ik zie het. Het wordt nu echter steeds groter en machtiger! Ah, wat is dat toch een heerlijk en volkomen zuiver licht! Dat is beslist de eigenlijke levensvlam uit God in het ware hart van de mens! Ja, ja, dat is het! Het groeit nu steeds maar door en ach, hoe goed doet mij dat!
Hoofdstuk 52: Zorels ziel op de weg van de zelfverloochening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Daarna spreekt Zorel verder en zegt: "Mijn hele wezen is nu licht en ik zie geen schaduw, in noch buiten mij. Want ook om mij heen is alles licht. Binnen dit alom aanwezige licht zie ik echter nog een allerheiligst licht; het straalt als een zeer krachtige zon, en daarin is de Heer!
Hoofdstuk 55: Zorels blik in de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Onthouden jullie dus vooral dat je niemand veroordeelt, en druk dat ook al diegenen op het hart die eens jullie leerlingen worden! Want bij het navolgen van Mijn leer zullen jullie uit mensen engelen kweken, -bij het niet navolgen van Mijn leer echter duivels en rechters over jullie zelf.
Hoofdstuk 58: Oordeel niet! - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Om jullie allen dat terdege, juist en waarachtig in te laten zien, heb Ik nu met deze Zorel een duidelijk voorbeeld gegeven. Laat het daardoor goed tot jullie doordringen, hoe erg en hoe fout het is om een misdadiger op jullie wijze te berechten! Wel zal jullie manier van rechtspraak altijd een werelds attribuut blijven en het harde, diamanten hoofd van de draak der tirannie zal wel nooit helemaal vermorzeld worden, want de aarde is nu eenmaal juist daarom een proefwereld voor Mijn wordende kinderen. Bij jullie moet dat echter niet zo blijven, want temidden van jullie strooien de hemelen rijk van zaden voorziene vruchten.
Hoofdstuk 58: Oordeel niet! - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Wij lopen nog steeds op het smalle pad, maar nu brengt het struikgewas en het doornbos mij niet meer van mijn stuk. Ook voel Ik niets pijnlijks meer als mij de een of andere doorn steekt en krast! -Nu wordt het struikgewas dunner, de bomen worden weer groter, er vormt zich weer een prachtige laan. Het struikgewas houdt helemaal op, de landtong verbreedt zich en de oevers van de zee verwijderen zich steeds verder van ons, en reeds zie ik, ofschoon nog erg ver weg, een wondermooi land met de prachtigste bergen en boven de bergen straalt een schitterend morgenrood! Wij zijn echter nog steeds met uit de nu steeds groter en breder wordende laan gekomen, en de nu zeer grote en hoge bomen zijn nog niet opgehouden hun majesteitelijke kronen voor mijn vriend en leider te buigen, en hun gefluister klinkt nu als heerlijke, zuiver gestemde harpen! ..
Hoofdstuk 52: Zorels ziel op de weg van de zelfverloochening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Als je een overkleed draagt en volgens de Griekse mode een broek aan je benen hebt leven het kleed en de broek door de beweging van je lichaam, dat wil zeggen: zij moeten zich zo voegen naar jouw wil, zoals jouw ledematen zich voegen naar de wil van je ziel. Als je echter 's zomers een bad neemt, trek je de kleren uit, omdat je deze in het bad niet kunt gebruiken. Overkleed en broek nemen nu, terwijl jij aan het baden bent, noodzakelijkerwijs rust en verwikken of verwegen niet. Kom je weer uit het bad, dan zullen jouw overkleed en de broek meteen weer, zoals eerder, in beweging gebracht worden en in zekere zin met jou leven. Waarom trok je echter om te gaan baden je kleding uit? Kijk, omdat deze je belemmerde en begon te knellen! In het bad ben je echter verkwikt en jouw kleding, waar je last van kreeg, zal je na het bad zo licht als een veertje voorkomen.
Hoofdstuk 54: De verhouding tussen lichaam, ziel en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Waar jullie licht, vuur en warmte zien, daar is ook de mens, hetzij al gereed of in een beginstadium. Miljarden licht-, vuur en warmteatomen verpoppen zich en brengen vormen voort. De afzonderlijke vormen gaan opnieuw samen en verpoppen zich in een grotere vorm, die de menselijke vorm al meer benaderden ontwikkelen zich daarin tot een wezen. Dit wezen produceert nu al meer vuur, licht en warmte, waardoor echter een grotere behoefte aan een hogere en meer volmaakte vorm ontstaat. De vele vormen die op zichzelf reeds volmaakter zijn, verscheuren eveneens hun omhullingen, voegen zich samen en verpoppen zich door de substantie van hun wil wederom in een hogere en volmaakter vorm. Dat gaat zo door totdat de mens voltooid is, en daarna ontpopt de mens zichzelf tot de toestand waarin ik mij nu bevind en waarin hij dan volledig gelijk is aan het Oervuur, het Oerlicht en de Oerwarmte. Dat alles nu is God, die ik nu onafgebroken zie in Zijn Oerlicht, met in Zichzelf het volle vuur en de volle warmte, en dat alleen is het wat van eeuwigheid tot eeuwigheid het wezen van God uitmaakt.
Hoofdstuk 56: Het wezen van de mens en zijn creatieve roeping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] De behoefte van de liefde drukt zich uit in vormen van licht. Maar de vormen ontstaan en vergaan meteen weer, zoals bij een mens de beelden achter de oogleden van de gesloten ogen tijdens een verhitte fantasie. Er komen steeds weer andere beelden, zij worden groter en nemen langzaam maar zeker meer blijvende en herkenbare vormen aan. Maar bij de voltooide mensen, zoals dat bij mij nu natuurlijk maar voor korte tijd het geval is, blijft de gedachte in zijn vorm bestaan omdat hij, door de wil gegrepen, meteen door een snelle omhulling in de opgetreden vorm wordt vastgehouden en deze niet meer kan veranderen. Omdat de omhulling echter oorspronkelijk slechts heel etherisch teer en daarom ook doorschijnend is, dringt er van de schepper van de nu vastgelegde gedachte voortdurend meer licht en warmte naar binnen. Dit vergroot het eigen licht en de eigen warmte van de vastgelegde gedachte, die oorspronkelijk uit deze beide geestelijke elementen ontstond. De zo gevormde gedachte begint zich al gauw meer en meer te ontwikkelen en wordt volgens het licht van de wijsheid en de volmaakte kennis, waarvoor iedere constructie, ook al is die nog zo kunstig helderder dan de helderste dag is, in al haar noodzakelijke delen, verbindingen en opbouw, doelmatig en als een zinvol geheel ingericht. Als de gedachte eenmaal de organische inrichting heeft, begint in haar zich hierin ook al een eigen leven van zichzelf bewust te worden en zich voor te bereiden.
Hoofdstuk 56: Het wezen van de mens en zijn creatieve roeping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  123 - 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148  ...