17481 resultaten - Pagina 136 van 1166
... 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 ...
[23] IK zeg: "Het blijft bij Mijn eerste uitspraak; alleen wij drieën en verder niemand!"Hoofdstuk 11: Het berouw van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] JAÏRUS zegt: "Heer, in mijn hart heb ik dat de eerste keer ook niet geloofd en ik wist maar al te goed dat mijn liefste dochter Sarah helemaal dood was. Men sleepte mij er met de haren bij voor dat valse getuigenis tegen U, en als ik die boosaardige verklaring niet ondertekend had, dan zou U nog veel erger vervolgd zijn, en dat wilde ik echt niet! Omdat ik echter deze valse verklaring ondertekend had, zag men U meer aan voor een arbeidsschuwe landloper, die hier en daar wat mensen gezond maakt en in Israël naam wil maken, dan voor een door God geroepen profeet - of zelfs voor de beloofde Messias, die door de hele hedendaagse, welvarende en rijke priesterkaste het meest gevreesd wordt. Want er staat geschreven, dat als de hogepriester uit de orde van Melchizedek op aarde zal komen, alle andere priesters zullen verdwijnen, en de nieuwe Melchizedek met zijn engelen eeuwig zal heersen over alle geslachten der aarde.
Hoofdstuk 12: Sarah's tweede opwekking uit de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] IK zeg: "Wees blij en rustig, Sarah! Want zie Ik jouw Jezus die je nauwelijks enige weken geleden de eerste keer van de dood tot het leven opwekte, heb je nu ook weer uit de dood opgewekt en gaf je nu een bestendig leven! Van nu af aan zal geen ziekte je meer kwellen, en als na veel jaren je tijd zal komen, zal Ik Zelf uit de hemel komen om je af te halen en je in Mijn rijk te brengen, dat nooit zal eindigen."
Hoofdstuk 12: Sarah's tweede opwekking uit de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Als SARAH Mijn stem hoort, leeft zij pas helemaal op en zegt met de liefdevolste en vriendelijkste stem van de wereld: "O enig geliefde van mijn jonge leven en hart! Ik wist wel, dat degene die U alleen boven alles lief heeft de dood niet hoeft te vrezen! Uit overweldigende liefde tot U mijn eerste brenger van het leven, werd ik ziek, omdat ik niet meer te weten kon komen waar U heengegaan was; en als ik met een van liefde brandend hart vroeg waar U was, dan trachtte men mij tot rust te brengen door duidelijk mijn gevoelens te doden. Men zei dat U gevangen genomen en als misdadiger tegen de staat aan het scherprecht was overgeleverd! Dat brak mijn hart; ik werd weldra ernstig ziek en stierf voor de tweede maal! - O hoe ontzettend gelukkig ben ik nu weer, omdat ik U, mijn enige en grootste liefde, terug heb!
Hoofdstuk 12: Sarah's tweede opwekking uit de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Ik zei nog op het sterfbed: 'Als mijn Jezus nog leeft, die voor mij alles is, dan laat Hij mij niet vergaan in het koude graf!' En zie, wat mijn hart mij gezegd heeft, is gebeurd. Ik leef weer helemaal, en dat in de armen van mijn geliefde Jezus! Maar van nu af aan zal ook niets mij meer van Uw goddelijke zijde kunnen scheiden! Ik wil U als de minste van Uw dienaressen volgen, waar U ook moge heengaan."
Hoofdstuk 12: Sarah's tweede opwekking uit de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[19] JAÏRUS zegt: "Laat alles gebeuren zoals U wilt, als mijn enig kind maar weer in het leven teruggeroepen kan worden!"
Hoofdstuk 12: Sarah's tweede opwekking uit de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[25] Toen kwam de beeldschone SARAH van achter de rug van Faustus te voorschijn en zei met een heel gezonde en duidelijke stem: "Hier ben ik, helemaal levend en gezond! Maar nu behoor ik niet meer bij u, maar alleen bij Jezus, de Heer! Want de liefde van mijn hart tot Jezus, de Heer over leven en dood, waartegen men mij uitdrukkelijk wilde laten zondigen, heeft mijn zwakke lichaam voor de tweede maal gedood! Maar het heeft juist door deze geweldige liefde het leven nu weer teruggekregen! En, vader Jaïrus, u noemt mij uw dochter, terwijl u mij slechts éénmaal het leven heeft geschonken! Wat is Hij dan voor mij, en ik voor Hem, die mij twéémaal ten volle het leven heeft gegeven? Wie van u beiden is het meest mijn echte vader?"
Hoofdstuk 12: Sarah's tweede opwekking uit de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[28] IK zeg:" En Ik ook! Maar nu gaan we naar Mijn huis! Daar wacht een goed avondmaal op ons, en Mijn dochter Sarah moet nu vóór alles flink eten; want haar met nieuw leven vervulde lichaam heeft nu beslist goed voedsel nodig. Laten we dus snel hier weggaan!"
Hoofdstuk 12: Sarah's tweede opwekking uit de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Daarop zegt JAÏRUS: "Kom in de toekomst niet meer bij mij aan met zulke eerbetonende uitdrukkingen en spreek met mij als met een broeder! Maar ga nu, omdat je geen lijk meer hoeft te bewaken, snel naar Kapérnaum en vertel daar niemand, ook mijn vrouw niet, wat je nu gezien hebt! Maar zeg haar, dat ze, indien mogelijk, meteen met jou naar Nazareth moet gaan naar het huis van Jozef; want ik heb heel belangrijke zaken met haar te bespreken! Neem een paar goede muildieren opdat jullie vlugger naar het huis van de timmerman in Nazareth kunnen komen!"
Hoofdstuk 13: Het gesprek tussen Jaïrus en zijn vrouw over Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] FAUSTUS zegt: "Heer, U kent mij beter dan ik mijzelf ken! Daarom kunt U Zich wel op mij verlaten, want een geboren Romein is geen zwakke rietstengel, waarmee de wind gemakkelijk spel zou hebben! Als ik ja zeg, dan zal ook de dood daar geen nee van maken! Maar nu ga ik; mijn muildier staat nog gezadeld en getoomd, en binnen een uurtje ben ik al op de plaats van bestemming. Het op mij wachtende werk zal in Uw naam, o mijn grote vriend Jezus, wel goed aflopen. Ik beveel mij geheel en al aan in Uw liefde, wijsheid en goddelijke macht!" Met deze woorden neemt Faustus afscheid, terwijl hij vlug de deur uitgaat.
Hoofdstuk 13: Het gesprek tussen Jaïrus en zijn vrouw over Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] IK troost haar echter en zeg tegen Sarah: "Mijn dochtertje, hier is, je moeder!"
Hoofdstuk 13: Het gesprek tussen Jaïrus en zijn vrouw over Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] De wachter, die zelf een snelle ezel heeft, toomt en zadelt het dier zo vlug mogelijk, haast zich daarmee naar Kapérnaum en brengt daar aan de vrouw van Jaïrus de boodschap over. De bedroefde vrouw staat vlug op en volgt de bode. De ezels lopen snel en in een klein uur zijn beiden in Nazareth in het huis van Maria, mijn lichamelijke moeder, die nu weer opgeruimd en blij is, omdat zij het oude huisje van Jozef teruggekregen heeft. Als de vrouw van Jaïrus de kamer binnenkomt, waar wij juist bezig zijn met een goed avondmaal, dat ditmaal door vriend Borus verzorgd werd, ziet zij dadelijk haar Sarah, die naast Mij heel vrolijk en monter en blakend van gezondheid, met veel eetlust een heerlijke vis zonder graat, toebereid met zout, olie en wat wijnazijn, zit op te peuzelen.
Hoofdstuk 13: Het gesprek tussen Jaïrus en zijn vrouw over Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Nu kwam de Griek PHILOPOLD uit Kana in Samaria naar Mij toe en zei: "Heer, ik ben nu al langer dan drie dagen bij U, maar kreeg nog geen moment de gelegenheid om met U te bespreken, hoe ik op Uw bevel geheel volgens Uw wil alles in orde heb gebracht, en dat nu door mijn prediking, na Uw vertrek uit Kana, allen het geloof in U hebben aanvaard. U schijnt nu niet bezig te zijn; daarom vraag ik U om even naar Mij te luisteren!"
Hoofdstuk 14: Goddelijke macht.( 12.8.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Maar met andere mensen, die niet tot Mijn naaste leerlingen behoren, moet Ik natuurlijk uiterlijk woorden wisselen; want zij zouden Mij in hun zeer wereldse harten niet horen en nog minder begrijpen. Toch praat Ik ook veel uiterlijk met Mijn leerlingen, als tijd en omstandigheden dat vereisen; maar dan gebeurt dat niet ter wille van de leerlingen, maar voor degenen, die geen leerling zijn! -Zeg Mij eens of je dit begrepen hebt!"
Hoofdstuk 14: Goddelijke macht.( 12.8.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Zie, zelfs iedere steen, waaraan je je voet erg kunt stoten, bestaat door Mijn wil; als Ik Mijn alles scheppende en onderhoudende wil één ogenblik van hem aftrok, dan zou hij op hetzelfde moment totaal uit het bestaan verdwijnen.
Hoofdstuk 14: Goddelijke macht.( 12.8.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)