Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3216 resultaten - Pagina 136 van 215

...  124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149  ...
[4] Hierop stond Mahal op en ging met grote ernst tegenover de Heer staan en zei: 'Heer, spreek! Waarom berouwt het U de mens te hebben geschapen? U zag toch sinds eeuwigheid hoe de mens wordt! Wie noopte U Uzelf met de mens een zonde op de hals te halen?!
Hoofdstuk 338: Het gesprek van de Heer met Mahal. Mahals uitdagende vragen en het wijze antwoord van de Heer. Over het wezen van Gods berouw. De natuurlijke oorzaken van de zondvloed. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[5] Was het niet eindeloos beter geweest voor ons, door U geschapen mensen, als wij nooit uit U in een zelfstandig bestaan waren getreden, en ook niet beter voor U, zodat U dan ook zeker niet had hoeven zeggen: `Het berouwt Me!'?!
Hoofdstuk 338: Het gesprek van de Heer met Mahal. Mahals uitdagende vragen en het wijze antwoord van de Heer. Over het wezen van Gods berouw. De natuurlijke oorzaken van de zondvloed. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[9] Zeg Me, hoe zou de mens nog volmaakter gedacht kunnen worden dan dat hij zo vrij geplaatst is vanuit Mijn almacht dat hij als een tweede god met Mij, zijn eeuwig almachtige Schepper, over zijn eigen geschapen orde kan redetwisten!? Dat hij zijn eigen rechter is en kan zondigen tegen Mijn orde, terwijl toch verder de hele oneindigheid eeuwig onderworpen is aan Mijn orde?!'
Hoofdstuk 338: Het gesprek van de Heer met Mahal. Mahals uitdagende vragen en het wijze antwoord van de Heer. Over het wezen van Gods berouw. De natuurlijke oorzaken van de zondvloed. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[11] De Heer sprak verder: 'Denk je dan dat Mijn berouw net zo is als dat van een mens die heeft gezondigd? O zie, ook daarin vergis je je zeer! Mijn berouw is enkel smart in Mijn liefde, die moet toezien hoe de door Mij zo hoogst volmaakt geschapen mensen zichzelf onderwerpen aan de gevolgen van hun eigen handelen en zich te gronde richten!
Hoofdstuk 338: Het gesprek van de Heer met Mahal. Mahals uitdagende vragen en het wijze antwoord van de Heer. Over het wezen van Gods berouw. De natuurlijke oorzaken van de zondvloed. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[7] O Mahal, hoe blind moet je wel zijn als je Mij voor zo'n dwaze werkmeester houdt! Zegt je eigen gevoel je niet dat je eeuwig wilt leven en Mijn eindeloos vele werken intenser zou willen beschouwen?! Denk je dat je dat gevoel zou hebben als je alleen voor een tijdelijk bestaan zou zijn geschapen? Waarlijk, Ik, je Schepper, zeg je, dat je dan ook alleen maar een tijdelijke en geen eeuwige levensdrang zou hebben!
Hoofdstuk 339: De uitnodiging van de Heer aan Mahal. Mahals dwaze tegenvragen en de wijze en zachtmoedige antwoorden van de Heer over dood en onsterfelijkheid. Mahals vraag naar de oorsprong van Satan en zijn fundamentele boosheid en het duidelijke antwoord van de heilige Vader. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[14] En de Heer sprak: 'O jij blinde verdediger van je blinde aanspraken van je zelfzucht, waarover spreek je?! Ben je dan vergeten hoe volkomen Ik de mens heb geschapen dat hij buiten Mijn almacht kan doen wat hij wil als een tweede god volgens een vrije door hem bepaalde orde?! Denk je dat Satan als vrij wezen minder volkomen is dan jij?! Als jij tegenover Mij kunt doen wat je wil zonder rekening te houden met Mijn orde, zou dat dan voor die vrije geest onmogelijk zijn?!
Hoofdstuk 339: De uitnodiging van de Heer aan Mahal. Mahals dwaze tegenvragen en de wijze en zachtmoedige antwoorden van de Heer over dood en onsterfelijkheid. Mahals vraag naar de oorsprong van Satan en zijn fundamentele boosheid en het duidelijke antwoord van de heilige Vader. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[3] Op deze rots bracht hij zeven dagen door. Maar toen de hemel van dag tot dag steeds donkerder werd, stond Mahal van zijn rots op, nam zijn levensmiddelen en ging daarmee de beroemde grot van Adam binnen.
Hoofdstuk 351: Mahals vlucht naar een hoge rots en naar Adams grot. Mahals zelfgesprek. Het genadige woord van de Heer tot Mahal. Het aanbreken van de duisternis en Mahals ronddwalen. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[7] Zolang ik bij U in de hemel van Noach was, had ik ook geen pijn, en ik kon rechtvaardig zijn voor Uw aangezicht, o Heer, op ieder tijdstip en ik kon U altijd loven, roemen en prijzen; maar omdat U mij naar de hel liet gaan, werd ik vervuld van innerlijke woede en pijn, en ik moest in een strijd tegen U geraken! Nu ben ik echter weer zonder pijn; daarom kan ik U nu ook weer roemen, loven en prijzen!
Hoofdstuk 351: Mahals vlucht naar een hoge rots en naar Adams grot. Mahals zelfgesprek. Het genadige woord van de Heer tot Mahal. Het aanbreken van de duisternis en Mahals ronddwalen. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[2] Toen de hemel geheel bedekt raakte en de wolken de nabij gelegen bergtoppen in een dichte nacht begonnen te hullen en de laagte ver onafzienbare verten dampte als een brandende stad, kwam de Heer naar Noach toe, vervuld van weemoed en verdriet, en zei tegen hem:
Hoofdstuk 352: De troostende woorden van de Heer tegen Noach en Zijn diepe droefenis over de mensen. De laatste pogingen van de Heer om de mensen van de laagte te redden. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[2] Neem van het reine vee van ieder zeven stuks en van de onreine dieren van ieder slechts één paar; maar steeds een mannetje en een vrouwtje, - hetzelfde geldt ook voor de vogels onder de hemel, van ieder steeds zeven, zeven mannetjes en hun vrouwtjes, opdat het zaad levend blijft op de hele aardbodem.
Hoofdstuk 353: Noach en de zijnen gaan de ark in; de Heer geeft aanwijzingen en verklaringen. De Heer sluit de ark. Het begin van de ramp. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[3] Want over zeven dagen vanaf dit ogenblik zal Ik het veertig dagen en veertig nachten lang laten regenen en op dit deel van de aarde alles verdelgen wat een levend wezen heeft dat Ik heb geschapen!'
Hoofdstuk 353: Noach en de zijnen gaan de ark in; de Heer geeft aanwijzingen en verklaringen. De Heer sluit de ark. Het begin van de ramp. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[8] Daarom moet je in de plaats van de onreine mensen die lager dan alle dieren zijn gezonken meer reine dieren bij je nemen en ook meer vogels van onder de hemel! Bovendien zullen de dieren je ook goed van pas komen op de nieuwe aarde.
Hoofdstuk 353: Noach en de zijnen gaan de ark in; de Heer geeft aanwijzingen en verklaringen. De Heer sluit de ark. Het begin van de ramp. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[13] En toen Noach aldus in veiligheid was gebracht, hief de Heer Zijn almachtige hand op en gebood de wolken om de regen in machtige stromen op aarde neer te laten, en ook de machtige bronnen in de aarde dat zij hun wateren in de aarde op zouden stuwen naar de oppervlakte van de aarde. Toen braken de bronnen in de grote diepte door en openden de sluizen van de hemel zich.
Hoofdstuk 353: Noach en de zijnen gaan de ark in; de Heer geeft aanwijzingen en verklaringen. De Heer sluit de ark. Het begin van de ramp. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[2] 'O Heer van hemel en aarde, almachtige God, mijn heilige, meest liefdevolle Vader! Ik heb in deze, mijn laatste dagen zwaar tegen Uw hart gezondigd; ja, tegen Uw allerheiligste hart, dat vervuld is met de eindeloze eeuwige Vaderliefde heb ik zwaar gezondigd! O heilige Vader, eeuwige liefde, - zal ik, een ellendige worm van het stof, van het niets, ooit weer erbarmen en genade vinden voor Uw allerheiligste aangezicht?'
Hoofdstuk 355: Mahal bekent deemoedig zijn zonden in het aangezicht van de Heer. De heilige Vader getuigt van Zijn liefde en barmhartigheid. Het gericht van de zondvloed, de eigen schepping van de dwaze mensen. Satan opgeroepen door de Heer. De hellevaart van Gurat, Fungar-Hellan en Drohuit. De Heer leidt Mahal naar de ark. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[5] Laat jullie wezen tot vrees en tot schrik zijn voor alle dieren van de aarde, voor alle vogels onder de hemel en voor alles wat op de aardbodem kruipt; en zo zijn ook alle vissen in jullie handen gegeven.
Hoofdstuk 361: Het dankoffer van Noach en de zegen van de Heer. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
...  124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149  ...