Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 136 van 1112

...  124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149  ...
[5] JULIUS zegt: "Daar doen jullie echt heel wijs aan! Morgen komt er nog een dag, dan zal zich misschien eerder en gemakkelijker dan nu een gelegenheid voordoen om met Hem te spreken. Misschien regelt Hij vandaag nog het een of ander, dan kunnen jullie Hem het gemakkelijkst en rustigst beluisteren."
Hoofdstuk 4: De nieuwsgierigheid der Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Daarmee stellen onze jonge Farizeeën zich tevreden en zij wachten op een gelegenheid om Mij te horen spreken.
Hoofdstuk 4: De nieuwsgierigheid der Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Meteen daarna komt een WACHTMEESTER uit de richting van de zee, waar de bekende misdadigers werden gevangen gehouden, en zegt tegen Julius: "Heer en gebieder! Het is niet meer uit te houden met de vijf roofmoordenaars. Zij slaan zulke verschrikkelijke taal uit en gaan daarbij zo ontzettend te keer, dat alle soldaten daarover ontzet zijn en enigen van hen, vanwege de verschrikkelijke en zeer brutale lasteringen, nauwelijks er vanaf gehouden kunnen worden om zich onverhoeds aan de misdadigers te vergrijpen. Want zij zeggen: 'Wij willen liever sterven dan zulke ontzettend boosaardige en brutale laster nog langer geduldig aan te horen!"'
Hoofdstuk 4: De nieuwsgierigheid der Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Na Mijn woorden verwijdert de wachtmeester zich en brengt Mijn advies meteen tot uitvoering.
Hoofdstuk 4: De nieuwsgierigheid der Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Daarom zei Ik dan ook reeds in het begin, dat men hen met te veel moest vertrouwen, want zulke mensenzielen lijken op getemde wilde dieren, die men ook nooit helemaal mag vertrouwen omdat de wildheid, zodra de gelegenheid zich voordoet, graag weer de kop opsteekt. ..
Hoofdstuk 5: Julius dreigt de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] JULIUS zegt: "Ik zie wel dat U, o Heer, zoals altijd, ook ditmaal weer volkomen gelijk hebt en dus zal ik met alle geduld het antwoord van deze dertig afwachten. Alleen wil ik er nog aan toevoegen, dat ik, als het antwoord te lang op zich Iaat wachten, zou willen vernemen wat mij dan te doen staat!"
Hoofdstuk 5: Julius dreigt de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Ja, men vertelde ons in Nazareth zelfs dat zijn vader en moeder hem heel vaak berispt hebben, omdat hij ten eerste niet gemakkelijk in de synagoge te krijgen was en ten tweede zich nooit de Schrift wilde laten voorlezen en weinig of niets om de sabbat gaf. Het meest moet hij van de natuur hebben gehouden en van het stilzwijgend aanschouwen van de dingen van deze aarde.
Hoofdstuk 6: Gesprek tussen Julius en de Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Zo moet ook het vissen een van zijn lievelingsbezigheden geweest zijn en hij viste altijd met succes, waarom de vissers hem ook graag bij zich hadden.
Hoofdstuk 6: Gesprek tussen Julius en de Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] JULIUS zegt: "Wie kent dan ook het doel en de kracht van Gods geest en de mate waarin deze zich effectief wil verbinden met de geest van een mens?! Is het niet mogelijk dat de almachtige geest van God zich met zijn gehele macht verbindt met een mensengeest en op die wijze dingen doet die een gewoon mens natuurlijk nooit kan doen, omdat hij geen God is?!
Hoofdstuk 6: Gesprek tussen Julius en de Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] IK zeg: "Het duurt nog vijf uur tot de morgen en zo lang moeten de vijf hoofdmisdadigers het uithouden! Men kan en mag hen geen ogenblik kwijtschelden! Als de bewakers de laster echter niet kunnen verdragen, moeten zij zich terugtrekken zodat zij die niet horen; want geen van de misdadigers zal daardoor ontsnappen en zijn stevige boeien los kunnen maken. Daarvoor sta Ik in! De zeven politieke gevangenen hebben het niet zo moeilijk en zijn rustig, die kunnen met de bewakers wat meer hierheen gehaald worden en morgen zullen we met hen geen moeilijkheden hebben. Maar de roofmoordenaars zullen ons allen nog genoeg te doen geven. Laat het zo gebeuren, want slechts door de grote kwelling kan de ziel van de slechte roofmoordenaars meer en meer bevrijd worden van haar satanslichaam en diens zeer kwade geesten. Zonder die vrijmaking valt er aan genezing helemaal niet te denken." ..
Hoofdstuk 4: De nieuwsgierigheid der Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Bij dit bevel van Julius om antwoord te geven, worden alle dertig bleek en beven van angst, want hoewel zij eigenlijk wel ernstig van plan waren om te breken met de tempel, waren zij er daarbij toch ook op bedacht om zich zo nodig voor de tempel schoon te kunnen wassen. Want de jonge Farizeeën verstonden buitengewoon goed de kunst om zich in geval van nood van alle schuld vrij te pleiten. Als hen het vuur na aan de schenen werd gelegd omdat ze bij de tempel hoorden, belasterden zij de tempel als geen ander. Kwamen zij echter weer in.de tempel terug en hield men hen voor, dat zij over en tegen de tempel uitgevaren waren, dan hadden zij direkt een aantal steekhoudende redenen bij de hand om aan te geven dat zij slechts voor de schijn tegen de tempel te keer waren gegaan.
Hoofdstuk 5: Julius dreigt de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Omdat echter -dat wil zeggen volgens onze Romeins theosofische begrippen -het erkende zuiver goddelijke, hoe en waar het zich ook maar uit, vereerd en aanbeden moet worden, is het ook hier duidelijk wat wij moeten doen. Wij moeten deze mens, door wie zichtbaar en tastbaar de totale, almachtige geest van God werkzaam is, heel anders behandelen dan wij onderling van elkaar gewend zijn, dat zal jullie toch zeker wel volkomen duidelijk zijn!?
Hoofdstuk 6: Gesprek tussen Julius en de Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] JULIUS zegt: "Heel juist, maar men moet Mozes ook niet woordelijk, maar veeleer met het juiste begrip in zich opnemen. Dan zal men al gauw en zonder veel moeite ontdekken dat ik eigenlijk helemaal niet in tegenspraak ben met de strenge leer van Mozes, als ik nu de volgende grondregel opstel: De mens moet iedere uitspraak -vooropgesteld dat die van dezelfde goddelijke geest afkomstig is die met Mozes heeft gesproken -ook steeds als zodanig erkennen en buitengewoon vereren. Daarom bewezen de Egyptenaren, Grieken en wij Romeinen, hoewel thans in een soort blind bijgeloof wat te ver gaand, alle mensen en schepsels waarbij een bijzondere, ongewone kracht en werking werd ontdekt goddelijke verering.
Hoofdstuk 6: Gesprek tussen Julius en de Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Wel, nu dachten wij: Voor de reine is alles rein! Als de wat bijgelovige mensheld door haar verering van het goddelijke in de vorm van allerlei maaksels maar niet slecht wordt en dan de vertoornde goden tracht te sussen met gruwelijke mensenoffers, kan men haar een zeker vroom bijgeloof niet eens als een grof geestelijk gebrek aanrekenen. Jammer genoeg wordt zij bijna altijd door de honger en door de steeds groeiende heers en hebzucht van de priesters daartoe verleid. Want naar mijn mening is het uiteindelijk altijd nog beter dat de mens iets gelooft waar dan toch een goede reden voor is, dan. dat hij helemaal niets gelooft en zich op die manier verlaagt tot het dier, dat ook geen geloof of bijgeloof kan hebben.
Hoofdstuk 6: Gesprek tussen Julius en de Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Er wordt daar wel veel gekletst en nog meer geblèrd, maar dat is net zo zinvol als dat men tegen iemand zou zeggen: 'Vriend, was mijn handen en voeten maar Iet wel goed op datje ze absoluut niet nat maakt!' -En bij onze lessen die in de tempel gegeven worden, wordt uitdrukkelijk geëist dat men ze heel aandachtig aanhoort en doet wat daarin gezegd wordt. Maar waarom het moet en welke betekenis achter de gegeven les schuilt, daarmee mag niemand zich bezighouden, -want dat zijn geheimen van God waar niemand, behalve de hogepriester slechts onder het zegel van strenge geheimhouding, iets naders over mag weten.
Hoofdstuk 7: De geloofsdwang van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149  ...