15542 resultaten - Pagina 136 van 1037
... 124 - 125 - 126 - 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 ...
[4] Maar een grote rijkdom in handen van een vrek of woekeraar is een helse vloek voor een geheel koninkrijk, want hij probeert alleen maar ten koste van alle mensen alles naar zich toe te trekken! Geen ellende, geen nood en geen traan van arme, verlaten weduwen en wezen ontroert hem. Voor een woekeraar met zijn kille blik kunnen duizenden met de hongerdood strijden, zonder dat hij iemand een stuk brood zal geven om de honger te stillen!Hoofdstuk 192: Zegen en vloek van de rijkdom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Want als je in het midden van een kamer een groot licht plaatst, zal er van alle wanden ook veel licht terugkaatsen naar het midden en het grote licht met een machtige glans omgeven, en daardoor wordt het centrum van licht nog heerlijker, machtiger en werkzamer. Plaats je echter slechts een zwak, schemerig lampje in het midden van de grote kamer , dan zullen de zwak verlichte wanden ook alleen maar een zeer spaarzaam licht terugkaatsen en de glans van het centrale licht zal dan niet veel voorstellen!
Hoofdstuk 192: Zegen en vloek van de rijkdom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[20] "Jawel!" zeggen de verheugde AFGEVAARDIGDEN, "plaats genoeg voor ons, het is alleen de vraag of u ook zo vriendelijk wilt zijn ons wijsheid mee te geven. Bij ons in Perzië wordt de echte wijsheid steeds zeldzamer en in plaats daarvan breidt de toverkunst van de heidense priesters zich steeds meer uit. Die zal eerstdaags nog zelfs alle wijsheid van de daar wonende Joden te niet doen, -vooral als de koning de heers en hebzuchtige priesters en afgodendienaars macht geeft, hetgeen zeer te vrezen is, omdat zij de koning het vuur na aan de schenen leggen en hem dag en nacht proberen te overtuigen. Wij hebben hen tot nog toe nog te vriend gehouden door onze grote rijkdom, maar deze kwaadwillige mensen zijn ook in staat onmetelijke schatten te vergaren en bij iedere gelegenheid helpen zij daarmee de verkwistende koning uit de nood. En daarom zullen zij het wel zover brengen dat de overigens goedhartige koning onverdraagzamer zal worden. -Maar later daarover meer, nu moeten wij eerst de wachtende broeders vertellen wat wij hier hebben gehoord!" - Na deze woorden buigen zij en gaan snel naar hun broeders. Daar aangekomen, brengen zij waarheidsgetrouw verslag uit van al het gehoorde en praten met hun gezellen en gezellinnen over veel zaken.
Hoofdstuk 191: Afgevaardigden van de reizigers spreken met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Als iemand nu dus wil beweren dat er eigenlijk naar waarheid geen deugd en dus ook geen zonde zou zijn en dat het erg onrechtvaardig is om de gierigheid tegenover de vrijgevigheid te verdoemen, dan moet men hem maar eens op deze uitleg van Mij wijzen. Laat hij die eens bestuderen en goed overwegen!
Hoofdstuk 193: De dierlijke aard van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Als een tuinman twee vruchtbomen in zijn tuin zet en ze naar behoren verzorgt, -zal het hem dan niets doen, als alleen de ene boom vruchten draagt, maar de andere, die van hetzelfde ras is en in dezelfde grond staat, dezelfde regen en dauw, dezelfde lucht en hetzelfde licht als voedsel heeft, helemaal geen vruchten, ja zelfs geen voldoende blad draagt om schaduw te geven? Dan zal de oordeelkundige tuinman zeggen: 'Dat is een ontaarde, zieke boom, die alle sappen voor zichzelf gebruikt. Wij zullen eens zien of hij niet te helpen is!' Dan probeert de tuinman alle hem bekende, doeltreffende middelen en als al deze middelen tenslotte niets helpen, zal hij de onvruchtbare, ontaarde boom rooien en op diens plaats een andere zetten.
Hoofdstuk 193: De dierlijke aard van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] In tegenstelling daarmee is een vrijgevig mens alleen al dáárom in de juiste levensorde, omdat hij naar buiten toe rijkelijk vruchten draagt.
Hoofdstuk 193: De dierlijke aard van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Daar waren allen het tenslotte mee eens. Zij maakten zich gereed en begaven zich naar Mij op de heuvel, hoewel het al tamelijk donker begon te worden.
Hoofdstuk 194: Opvattingen van de Perzen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] De ENE van de vroegere twee afgevaardigden nam het woord en zei: "Heer, u die zeker een groot vriend bent van mensen die van goeden wille zijn, kijk, hier zijn wij dan! Onze problemen kent u en ook de reden die ons naar deze omgeving bracht. Maar wij zien het als een wonderbare beschikking van boven en zeggen met Job: 'Heer, alles is van U, hemel en aarde, lucht en water! U geeft en neemt, wanneer en op de manier die U welgevallig is. U kunt een bedelaar kroon en scepter verlenen en de hoofden van koningen buigen in het stof van de algehele vergankelijkheid!' Daarom doet het ons ook geen pijn. Want de mens die de almachtige wil van God steeds op de voorgrond plaatst en in het hart draagt, treurt nooit, behalve wanneer hij voor het aangezicht van God heeft gezondigd. Daarom treuren wij ook niet over het aanzienlijke verlies wat wij hebben geleden. Want als Gods wil niet de hand in het spel had gehad bij deze treurig uitziende gebeurtenis, zouden wij nu zoals het anders ieder jaar het geval was, zonder enige korting ons geld gekregen hebben. Gods wil was hier duidelijk in het geding en aan Hem offeren wij graag deze kleinigheid -en wij zouden graag nog groter.~ offers brengen als de Almachtige het van ons zou verlangen. Want HIJ alleen is de Heer en wij zijn slechts Zijn, Hem altijd alleen dienende en gehoorzame, knechten.
Hoofdstuk 194: Opvattingen van de Perzen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] Toen stapte Elia welgemoed uit de grot in de grote vrije ruimte, en de weg naar het grote vaderland lag zonder gevaren vrij en open voor hem (I.Kon.19 :9-15)
Hoofdstuk 194: Opvattingen van de Perzen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[20] Maar zeer veel van ons overtuigde, vaste geloof in God hebben wij ook aan Plato te danken, wiens geschriften wij lezen en navolgen. Mozes is praktisch en tekent de levensweg met scherp gemarkeerde lijnen; Plato is over het algemeen geest en ziel en toont de ziel aan de ziel en de geest aan de geest. En dat allemaal bij elkaar: Mozes, Plato, Socrates en een aantal profeten, in het juiste licht bezien wel te verstaan, noemen wij de eigenlijke Messias. Hij zal van boven komen, vanwaar al het licht naar de aarde komt, tot de mensen die van goeden wille zijn.
Hoofdstuk 196: De Heer vraagt de Perzen over de Messias. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Drie wijzen uit jullie morgenlanden zagen een ster en vroegen hun geest, wat deze ster, die zij niet kenden, betekende. En de geest droeg hen op de ster te volgen. Deze zou hen leiden naar de pasgeboren koning der Joden, die op aarde een rijk zou vestigen dat eeuwig geen einde zou hebben.
Hoofdstuk 197: De Perzische vrees voor de Romeinen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] De wijzen namen goud, wierook en mirre, bestegen hun lastdieren met een groot en schitterend gevolg en trokken de ster achterna, die met rustte, aleer de geboorteplaats van de pasgeborene werd bereikt. Daar zochten de drie toen naar de pásgeborene en kwamen bij Herodes, die hen ook niet kon inlichten, maar hen weer naar Bethlehem verwees, waar de wonderbaarlijke ster stil stond. Hij raadde hun aan ijverig te zoeken en verzocht hun tevens het hem direkt te melden, opdat ook hij er heen zou kunnen gaan om de pasgeborene eer te bewijzen.
Hoofdstuk 197: De Perzische vrees voor de Romeinen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Toen de wijzen vervolgens de pasgeborene vonden en hem hun offers aanboden, waarschuwde hen terstond een geest uit de hemelen, hun ontdekking niet aan Herodes te melden, waarop zij toen langs een andere weg naar hun land terug gingen.
Hoofdstuk 197: De Perzische vrees voor de Romeinen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] IK ga nu weer naar de Perzen, en zeg, terwijl Ik Mij hoofdzakelijk tot Schabbi richt: "Wel, wat hebben jullie intussen afgesproken? Houd je Mij nog voor een sluwe vos, die er alleen maar op uit is om jullie allen vanwege de door de Romeinen gevreesde Messias der Joden, ter berechting in de onverbiddelijke handen van de huidige wereldheerser over te leveren? Zie Ik er dan werkelijk als zo'n verachtelijke verrader uit?"
Hoofdstuk 200: Misplaatst vertrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Want helemaal geen geloof lijkt naar mijn mening op een pasgeboren kind of op een lege, braakliggende akker, waar nog niets in gezaaid is. Het kind kan door een goede opvoeding een wijs man worden en in de braakliggende akker kan elke edele vruchtsoort gezaaid worden. Als de akker echter door allerlei soorten onkruid is overwoekerd en een volwassen kind in allerlei domme zaken is onderwezen, dan lukt het met de ontwikkeling der wijsheid helemaal niet meer, of slechts heel moeizaam. En hoe moeilijk een akker van alle onkruid gereinigd kan worden, weet iedere eerlijke landman die ooit is bezig geweest zijn akker van alle onkruid te reinigen en vervolgens zuiver te houden! - Wel, verheven vriend, dat is zo ongeveer onze nuchtere mening.
Hoofdstuk 196: De Heer vraagt de Perzen over de Messias. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)