17481 resultaten - Pagina 139 van 1166
... 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 ...
[7] CYRENIUS zegt: "Het spijt mij bijzonder dat ik door mijn vele regeringszaken hier niet langer dan hoogstens een dag kan blijven; maar als ik, o Heer, op de een of andere manier iets voor U kan doen bij dit erg ongelovige volk, dan zegt of eist U het maar en ik zal het meteen doen! Als U dat wilt, laat ik direkt de hele stad geselen!"Hoofdstuk 25: Het oordeel over de burgers van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] De wet is een goed medicijn, als de juiste leer, waarvoor die wet gehouden moet worden, er mee samenhangt; maar denk nu zelf eens over het volgende na:
Hoofdstuk 26: De mens en de wet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Zo'n geest zal eenmaal in Mijn rijk tot onnoemelijk grotere dingen in staat zijn dan een, die steeds uit slaafse vrees nooit een haarbreedte van de wet is afgeweken en zich door zo'n door vrees ingegeven, gedwongen inachtneming van de wet, af heeft laten zakken tot het niveau van een willoze machine en zijn leven lichamelijk en geestelijk daarnaar heeft ingesteld.
Hoofdstuk 29: De zegen van de vrije wil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] CYRENIUS zegt, diep ontroerd door de praktische wijsheid van de les die Ik hem had gegeven: "O heilige, eerste en grootste Vriend, Meester en God van mijn hart! Nu is het me pas helemaal duidelijk, en ik herinner mij thans duizend en nogmaals duizend ervaringen uit mijn leven. Ik besef nu pas dat ik zelf, ondanks mijn eerlijke en goede wil, veel meer en erger tegen de orde van God heb gezondigd dan allen die ik, helaas volgens het scherpst van de wet, heb laten terechtstellen. Wie zal nu mijn erge zonden bij U, Heer, ooit kunnen goedmaken?"
Hoofdstuk 30: Samenhang tussen straf en opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] IK zeg: "Vriend, je oordeel is heel goed, maar één ding heb je toch vergeten, en dat is dat bij God heel veel dingen mogelijk zijn, die de mensen als onmogelijk beschouwen. Bezie en tel Mijn leerlingen! Daar zijn er weinig onder met een schoolopleiding; maar Ik heb ze eerst door het woord opgewekt en bij Mij opgenomen en daarna pas echt de voorzegde macht van het goddelijke woord laten ondervinden. Als een wonder volgt op het gegeven zuivere woord is dat geen oordeel meer, maar slechts een bekrachtiging van het woord.
Hoofdstuk 32: Hoofdkenmerken van Gods wezen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] SARAH werd telkens tot tranen toe bewogen en zei tenslotte wat opgewonden: "Wat is er nu nog meer voor nodig, om datgene te aanvaarden, wat ik al sinds mijn eerste genezing heb begrepen?! God! Zulke daden, zulke tekenen -en nog geen geloof, geen begrip, geen erkenning van het maar al te waarachtig goddelijke?! Heer, ik als arme, zwakke zondares voor U, vraag U: doe hier geen tekenen meer! Want dit volk van Nazareth is, een enkele uitzondering daargelaten, niet waard om bespuwd te worden, laat staan dat het Uw heilige woorden en daden waard zou zijn! Ik kom er openlijk voor uit dat ik dit volk, als ik daarvoor de macht zou hebben, net zo lang zou laten vasten, hongerlijden en geselen tot het tot inkeer zou komen en zou erkennen hoe erg het gezondigd heeft door deze heilige tijd van beproeving en grote genade niet als zodanig te herkennen!"
Hoofdstuk 25: Het oordeel over de burgers van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] IK zei tegen Sarah: "Liefste Sarah, erger je niet over de dommen en de blinden! Ik ken hen en hun ongeloof, en zoals jij wenst zal Ik vanwege het ongeloof weinig of helemaal geen tekenen meer doen (Matth. 13:58). En jij, schrijver Matthéus, noteer dat Ik vanwege het ongeloof hier in Mijn eigen geboorteplaats nog maar weinig tekenen deed. Zelfs in de laatste tijden zal de gehele wereld daardoor weten wat voor harde en ongelovige klanten deze burgers van Nazareth in Mijn tijd waren! Maar wij zullen ons toch een paar dagen hier ophouden en ons als door de burgers gedoodverfde leeglopers goed laten verzorgen! Want omdat ze zich ergeren, moeten ze zich zodanig ergeren dat ze des te sneller rijp zijn voor de satan en zijn vervloekte rijk!"
Hoofdstuk 25: Het oordeel over de burgers van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] IK zeg: "Ik verheug Mij over jouw altijd goede wil, maar bespaar je desondanks deze moeite! Want zolang Ik rond wil trekken zal geen macht ter wereld Mij dat kunnen beletten! Als Ik echter eenmaal Mijn leven voor de gehele mensheid zal willen geven, zal ook geen macht ter wereld Mij bescherming kunnen geven; en wanneer zij Mij die aan zou bieden, dan zou Ik die toch niet aannemen! Want, vriend: Hij, aan Wie hemel en aarde gehoorzamen, zal toch zeker wel machtiger zijn dan alle mensen op deze aarde, die Mij nauwelijks tot voetenbank kan dienen!? Doe jij daarom maar wat je wilt, maar het zal weinig opleveren! Want al maak je nog zo'n volmaakte wet, dan zul je toch maar al te gauw ge waar worden hoe handig de mensen die wet zullen omzeilen, en daar zul je niets tegen kunnen doen.
Hoofdstuk 26: De mens en de wet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Ik geef de bewijzen echter niet door de wonderen die Ik doe, maar door het licht van het woord zelf en zeg: Pas wie geheel volgens Mijn Woord zal leven, die zal pas de levende overtuiging in zichzelf doen groeien, dat Mijn woorden geen lege mensenwoorden zijn, maar woorden van God!
Hoofdstuk 32: Hoofdkenmerken van Gods wezen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Voorwaar, wie dit hier uitgesproken bewijs niet in zijn hart ten deel zal vallen, die zal weinig of niets aan alle andere bewijzen hebben! Want Mijn woorden zijn op zichzelf licht, waarheid en leven.
Hoofdstuk 32: Hoofdkenmerken van Gods wezen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Wie daarom Mijn woord hoort, het aanvaardt en ernaar leeft, die heeft Mij Zelf in zich opgenomen. Wie echter Mij opneemt, die neemt ook Hem op, die Mij in de wereld heeft gezonden, maar toch geheel Eén met Mij is. Want wat Ik wil, dat wil Hij ook! En Hij is geen ander dan Ik en Ik geen ander dan Hij, tot en met de huid, die ons beiden omgeeft. Als bij iemand, net als bij Mij, liefde en wijsheid in één hart wonen, dan is hij als Ik en Degene die Mij in deze wereld heeft gezonden tot genezing en zaligmaking van allen, die in de Zoon des mensen zullen geloven! -Begrijpen jullie dat?"
Hoofdstuk 32: Hoofdkenmerken van Gods wezen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] VELEN zeggen: "Ja, Heer!"; maar enigen zeggen: "Heer, dit is vooreerst een vrij moeilijke leer, en wij begrijpen nauwelijks de betekenis ervan. Hoe kunnen U en Uw woord één en hetzelfde zijn?"
Hoofdstuk 32: Hoofdkenmerken van Gods wezen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Na deze verklaring komen degenen, die eerder Mijn toespraak niet hebben begrepen, naar Mij toe en vragen Mij om te mogen blijven; want het begon bij hen al te dagen, en zij zouden zich alle moeite getroosten om Mijn woord beter te begrijpen dan tot nog toe het geval was!
Hoofdstuk 32: Hoofdkenmerken van Gods wezen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] JAÏRUS voegt daar aan toe: "Ja, ja, machtige Cyrenius, u heeft volkomen gelijk als u van uzelf zegt, dat u nu helemaal weet waar u aan toe bent; want ook ik en zeker ieder van ons weet dat nu, en kan op grond van de onloochenbare waarheid de eeuwige noodzaak inzien van de aard van alles, en hoe de aard van de mens moet zijn. Maar wat kan men daaraan doen? De mensheid is te diep gezonken; een zachte vrije leer begrijpt zij niet, en platweg gezegd zou het zonde van de tijd zijn, die men eraan zou willen besteden. Het zou vergeefse moeite zijn, die hoogstens distels en dorens als waardeloze vruchten zou opleveren! Dus met zachte middelen werkt het niet, tenminste niet bij de mij maar al te bekende Joden!
Hoofdstuk 31: Jaïrus spreekt over de invloed van wonderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Maar wonderen gebruiken om het volk te leren, is dubbel slecht. Ten eerste omdat de mens die de waarheid aanneemt ter wille van het wonder , een veroordeeld, onvrij mens is, die de door het wonder bekrachtigde woorden niet gelooft vanwege de besefte waarheid, maar vanwege het machtige wonder. Hij volgt de woorden ook niet op uit innerlijke overtuiging en de daaruit voortkomende eigen wil, maar uit pure onderdanige vrees voor de een of andere plotselinge straf. Zodra echter iemand hem het wonder handig uit zijn hoofd weet te praten, zal hij ook de eerste zijn, die het woord en het geloof met vreugde vaarwel zegt! Ten tweede is de door een wonder bekrachtigde leer slecht, omdat het wonder, dat als zodanig niet blijvend kan zijn, niet op de volgende generaties over gaat. En een verteld en niet beleefd wonder heeft niet meer waarde, en kan ook niet meer waarde hebben, dan een verteld kindersprookje.
Hoofdstuk 31: Jaïrus spreekt over de invloed van wonderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)