Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3216 resultaten - Pagina 139 van 215

...  127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152  ...
[8] Wat is nu jullie beloning voor zulke voortreffelijke en eervolle handelingen? Waar is de hooggeprezen hemel die beloofd was aan degenen die zich steeds als zuivere en voorbeeldige christenen hebben waargemaakt? (Zeer grote instemming van alle kanten en verscheidene stemmen zeggen nog klagend na: ja, waar is de bedrieglijke hemel waarvoor we om die te verwerven zoveel offers hebben gebracht?)
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Geachte toehoorders, deze zandgrond hier, deze meer dan `Egyptische duisternis' en onze geprezen karige 'moskost' zijn de beloning en de hemel die de priesters ons zo buitengewoon fraai hebben afgeschilderd! (Weer bijzondere bijval.)
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] Waar is de rechtvaardige God voor wie jullie zo veel edele daden hebben verricht? Want er staat immers in het evangelie: wat jullie voor de armen zullen doen, dat hebben jullie voor Mij gedaan en jullie zullen daarvoor in de hemel een grote schat ontvangen. Verder staat er: met de maat waarmee jullie meten, zal ook voor jullie in overvloed gemeten worden. Welnu geëerde toehoorders, dat hebben jullie allemaal gedaan; jullie hebben duizend armen ondersteund en waren altijd bijzonder rechtvaardig naar maat en gewicht.
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] Maar waar is nu de schat in de hemel en waar de rijkelijk teruggegeven maat van alle weldaden die jullie als waarachtige christenen hebben gedaan? (Er klinkt nog na: ja, waar is dat alles?)
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] A zegt: het vergaat jou, geachte vriend, dus ook al niet beter dan mij. Hoe lang verblijf jij al op deze plaats? B zegt: geachte vriend, naar mijn gevoel kunnen het nauwelijks enkele weken zijn; maar hoe lang ben jij al hier? A zegt: geachte vriend, naar mijn gevoel zeker wel zo'n twintig jaar. B zegt: het is mij totaal onbegrijpelijk hoe ik hier terecht ben gekomen; je kunt me geloven, want toen jij al een grijsaard was heb je mij als een actieve jongeman van zo'n twintig jaar nog heel goed gekend. Ik heb altijd geleefd zoals ik het volgens mijn inzichten voor rechtschapen en redelijk hield. Ik vervulde heel trouw mijn geestelijke ambt, en heb nooit, wat de bepalingen van de kerk betreft, ook maar één letter verzuimd. Ik preekte altijd volkomen in de geest van de alleenzaligmakende kerk. Zoveel als maar mogelijk was ondersteunde ik naar vermogen degenen die ik werkelijk als behoeftig beschouwde, dat wil zeggen die buiten hun schuld tot armoede vervallen waren. In het heilige misoffer gaf ik toch elke dag God de eer en ik kan me tot aan mijn laatste uur geen dag herinneren waarop ik het brevier zou hebben verwaarloosd. Ik voegde mij naar alle verordeningen van de kerkelijke overheid en zou in staat zijn geweest op leven en dood te vechten voor de rechten van de heilige kerk. Ik was streng in de biechtstoel en meen ook heel veel zielen voor de hemel te hebben gewonnen. Naar de geest van de leer van Christus heb ik de armen bedeeld, de hongerigen gespijzigd, de dorstigen gelaafd, de naakten gekleed en de gevangenen verlost, en daarom verwachtte ik na mijn sterven, vooral omdat ik me bovendien verzekerd had van een volle aflaat van zijne heiligheid de paus, heel zeker in de hemel te komen.
Hoofdstuk 29: In het rijk van de duisternis van het ongeloof - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] Luister nu, wat deze twee allemaal met elkaar zullen bespreken. Zij zegt: de lieve hemel moge u groeten! Het verheugt mij van ganser harte dat het lieve toeval ons eindelijk eens bij elkaar heeft gebracht. Toch moet ik u bekennen dat ik nooit had gedacht u op zo'n plaats te ontmoeten, want ik heb altijd gedacht dat u, God weet hoe zalig, al in de hemel bent omdat u, voor zover ik me kan herinneren, op aarde toch zo'n vroom en rechtschapen man was. U was toch een zeer geleerde professor voor de geestelijkheid en er zijn door u zo veel brave en waardige geestelijken in de zielzorg gegaan. En nu, lieve hemel, moet ik u hier op deze miserabele plaats zo ellendig aantreffen, waarin ik, de lieve God weet waarom, twee maanden geleden ook terecht ben gekomen.
Hoofdstuk 30: Een geestelijk filosoof en een kwezel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] Zij zegt: nee, mijn lieve hemel, als ik er aan terugdenk wat een streng leven u hebt geleid en hoe u op aarde helemaal geen bezittingen hebt gehad. Wanneer u preekte zaten alle mensen in de kerk toch maar te zuchten en te wenen en wat voor mooie lessen en vermaningen hebt u in de biechtstoel gegeven. Hoc aandachtig hebt u het heilig misoffer opgedragen; daarom kan ik werkelijk niet begrijpen, hoe ti hier terecht bent gekomen. Voor mensen zoals wij is dat wel te begrijpen, want men heeft misschien menige zonde in de biecht verzwegen omdat men zich deze ondanks alle gewetensonderzoek niet meer kon herinneren. Maar hoe u, die dat toch allemaal wel heeft gekund en zijn leven met al zijn doen en laten zeker grondig heeft onderzocht, hier terecht bent gekomen, dat zal zoals gezegd, de lieve hemel weten, als er al een mocht bestaan. Hebt u dan helemaal geen vermoeden waarom u hier terecht bent gekomen?
Hoofdstuk 30: Een geestelijk filosoof en een kwezel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] Ik vermoed dat er noch een God noch een of andere hemel bestaat en ik vermoed om gegronde redenen dat wij mensen niets anders zijn dan werken van de natuur. Wanneer de grove materie als een huls van de natuurlijke levenskracht wegvalt, blijft de natuurlijke levenskracht nog een tijd lang bestaan. Maar ook zij sterft geleidelijk aan af; de kracht verspreidt zich in de ruimte zoals de kracht van het buskruit buiten de loop van een kanon, en dan is het met de mensen die zoveel hoopten en verwachtten voor eeuwig gedaan. Als u mij goed aankijkt en ziet hoe ik nu reeds de uiteindelijke totale ontbinding en vernietiging nader, zal mijn vermoeden u zelfs in deze stikdonkere nacht nog helderder worden dan op aarde de zon op een heldere middag.
Hoofdstuk 30: Een geestelijk filosoof en een kwezel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Zij zegt: och mijn lieve hemel, als hij bestaat, zoals u zegt! Dat is toch verschrikkelijk! Ja, ja, u moet het toch beter weten dan ik. Op aarde heb ik namelijk ook soms gedacht, zoals mij eens een echt geleerde en voorname heer heeft gezegd, dat er niets meer is na de dood. Nu zie ik pas in dat die heer de waarheid heeft gesproken; daarom zal het mij mettertijd ook vergaan zoals het u nu vergaat. Op aarde heb ik, als het echt slecht met me ging, toch altijd nog kunnen zeggen: mijn God en mijn Heer, verlaat mij niet! Maar wat kan ik nu doen, als er geen God bestaat? Zou u mij, geachte vriend, dan ook nog willen zeggen hoe het er vervolgens met Christus en Zijn moeder, de maagd Maria, die allerzaligst zou zijn, voorstaat? Waarom hebben we dan op aarde zoveel rozenkransen tot hen beiden moeten bidden, en waarom hebt u zo aandachtig zovele missen gelezen, als het allemaal is zoals u me nu hebt gezegd?
Hoofdstuk 30: Een geestelijk filosoof en een kwezel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[14] Hoe zit het nu hier in dit prachtige hemelrijk met het zo hooggeprezen Te Deum laudamus? Jullie halen je schouders op; werkelijk, ik zou niet alleen met mijn schouders willen protesteren maar met mijn hele lichaam, als ik niet zou moeten vrezen dat daardoor mijn zeer wankele sprekerspodium mij van mijn hoge standplaats zou laten vallen. Ik denk, zonder voorbij te willen gaan aan iemands mogelijk goede mening, dat onze kelen door deze buitengewoon vette kost voor deze verheven hymne nauwelijks een klankvolle stem zullen krijgen; nu doet zich in deze helder verlichte hemel toch nog een heel gewichtige vraag voor, namelijk:
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] De een zegt: arme vriend, je vergist je ten zeerste in ons, want we zijn noch van de aarde noch van een of andere betere weidegrond in deze streek naar jullie toegekomen, maar wij komen van de Heer, die Christus heet en die jij slechts als een doodeerlijke man beschouwt, terwijl Hij toch de enige Heer van hemel en aarde is. Hij heeft ons naar jullie toe gestuurd om je te tonen wat de reden is dat jullie al zo lang totaal onbeholpen in deze streek ronddolen.
Hoofdstuk 32: Geboorte vanuit de duisternis. In een eerste graad van het levenslicht - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Denk echter nooit aan een hemel alsof het een oord van beloning is voor de goede werken die de mens op aarde heeft volbracht, maar bedenk dat de hemel uit niets anders bestaat dan uit jullie eigen liefde voor de Heer!
Hoofdstuk 32: Geboorte vanuit de duisternis. In een eerste graad van het levenslicht - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] Hoe meer jullie de Heer met liefde zullen omvatten en hoe deemoediger jullie ten opzichte van Hem en al jullie broeders zullen zijn, des te meer zul je van de waarachtige hemel in je dragen. Scharen jullie je dus achter ons en volg ons!
Hoofdstuk 32: Geboorte vanuit de duisternis. In een eerste graad van het levenslicht - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[17] Mijn lieve vrienden! Dat zouden jullie toch op het eerste gezicht moeten zien. Hoe is het dan met de liefde gesteld van iemand die bepaalde dingen doet waarvan hij of zij zelf vindt dat ze goed zijn, maar dan vooral omwille van het loon dat daar onmiddellijk of in de toekomst op volgt? Is dat geen eigenliefde? Want wie het goede en juiste doet uit wat voor eigenbelang dan ook, houdt teveel van zichzelf en doet alles om zichzelf zo goed mogelijk te verzorgen. Zo was het haar ook enkel om de hemel te doen, waarvoor ze haar hele have en goed heeft weggegeven, zoals een ander met zijn vermogen een of ander aards goed koopt. Van waarachtige liefde voor Christus, die altijd hoogst onbaatzuchtig moet zijn, had ze echter geen flauw idee! Daarom moet hier haar honger naar beloning ook helemaal worden uitgedreven en moet zij genoodzaakt worden God omwille van Hem Zelf te zoeken en naar Hem te verlangen. Pas dan zal het voor haar mogelijk zijn om dichter bij de ware liefde en genade van de Heer te komen. - Zo moet ook hij zich eerst gevoelsmatig als volkomen vernietigd beschouwen eer hij in staat is om een hogere genade te ontvangen.
Hoofdstuk 30: Een geestelijk filosoof en een kwezel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Jullie hebben de kunsten en wetenschappen altijd gesteund, jullie hebben de staat als voorbeeldige burgers trouw gediend, ja, men kan van jullie zeggen dat jullie volkomen volgens de zin van het evangelie hebben geleefd, want jullie hebben, zoals iedereen kan weten, altijd God gegeven wat van God is en de keizer wat des keizers is. Nooit waren eer- en roemzucht de beweegredenen van jullie nobele daden, maar altijd was de absolute noodzaak de drijfveer voor al het grote en prachtige dat jullie tot stand hebben gebracht. (Weer bijzonder veel bijval vermengd met tranen, zuchten en wenen!) Zodoende was jullie leven onberispelijk als de zon aan de meest heldere hemel, dat wil zeggen geachte toehoorders, zoals het was op de aarde waar we hebben geleefd; want hier is van een zon geen spoor te bekennen. Maar, geachte toehoorders, sta me nu toe een grote en belangrijke vraag te stellen:
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152  ...