Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

4159 resultaten - Pagina 139 van 278

...  127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152  ...
[6] Dat echter niet Zijn voor ons zichtbare lichaam, maar alleen Zijn geest werkzaam is, wordt vanzelf duidelijk door de omstandigheid dat Hij mij vanuit de verte heeft geholpen, zonder dat Zijn lichaam aanwezig was. Zijn werkzame kracht en macht gaan dus zeker niet uit van Zijn lichaam, maar van Zijn eeuwige en overal volkomen aanwezige geest.
Hoofdstuk 163: De twijfel van de rechter - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Of Hij ook zal toelaten dat Zijn meer dan blinde en verstokte vijanden hun handen aan Zijn lichaam slaan, of dat Hij op een andere manier Zijn lichaam zal afleggen, dat zal aan mijn woorden niets veranderen. Want eenmaal zal Hij weer onzichtbaar worden voor ons mensen, ~aar toch eeuwig voortgaan met te werken zoals Hij vóór het aannemen van een lichaam sinds eeuwigheid heeft gewerkt; want zonder aan te nemen dat Hij eerder bestond zou er ook geen ander bestaan denkbaar zijn.
Hoofdstuk 163: De twijfel van de rechter - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Als jij, beste vriend, dat goed hebt overdacht, zul je ook inzien dat ik geen haarbreed kan en zal wijken van mijn oorspronkelijke bewering, al zou het lichaam van mijn God ook duizend keer sterven; want meer dan van mijn nu zeer gezonde bestaan ben ik er nu van overtuigd dat Zijn lichaam niet Hemzelf uitmaakt, maar slechts een middel is om Zich nader aan ons mensen te kunnen openbaren dan op een zuiver geestelijke manier mogelijk is. Als Hij mij bijvoorbeeld met Zijn handen aangeraakt zou hebben en ik daarna pas volkomen gezond geworden zou zijn, dan zou ik jouw bezorgdheid misschien wel gedeeld hebben; maar aangezien ik van een afstand -zoals ik je al eerder heb gezegd -enkel en alleen door Zijn geest genezen ben, blijft Hij ook zonder lichaam Degene die Hij sinds eeuwigheid was.
Hoofdstuk 163: De twijfel van de rechter - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Denk je soms dat de ziel zonder hulp van haar materiële lichaam niet in staat zal zijn de streken van deze aarde te aanschouwen, vooropgesteld dat ze volgens Mijn duidelijk aan jullie getoonde orde voleindigd is en zo haar zware lichaam verlaat?
Hoofdstuk 167: De weemoed van de Romein bij het mooie uitzicht (16.4.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Wie ziet dan nu dit landschap, hoewel onvolmaakt, door de twee kleine venstertjes onder je voorhoofd? Toch alleen jouwals enige levende ziel? Het lichaam is haar immers maar voor een korte tijd als instrument gegeven om zichzelf bij een juist gebruik daarvan voor eeuwig de volle levensvrijheid en zelfstandigheid te verwerven en zeker te stellen. Wat er in het lichaam voelt, hoort, ziet, ruikt, proeft, denkt en wil, dat is toch het onsterfelijke wezen van de ziel en niet het op zichzelf dode lichaam, welks schijnleven immers niet mogelijk zou zijn zonder het ware leven van de ziel.
Hoofdstuk 167: De weemoed van de Romein bij het mooie uitzicht (16.4.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Nu zal het bij mij zeker gauw anders worden door Uw genade, hulp en grote erbarmen; maar tot nu toe waren mijn lichaam en ziel nog zo volkomen één, dat het mij, evenals vele duizenden anderen, volslagen onmogelijk toescheen dat er zonder lichaam een op zichzelf bestaande ziel kon bestaan. Want de ziel, die in mij denkt, stelde ik mij voor als een voortbrengsel van de activiteit van het hart, de longen en de andere inwendige organen; want als die activiteit ten einde is, is er ook een einde aan het voelen, horen, zien, ruiken, proeven, waarnemen, denken, oordelen en handelen.
Hoofdstuk 168: De wens van de Romein - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[22] Toen zei ik: 'We hebben van de keizer toch in het geheim de strikt in acht te nemen opdracht gekregen om zonder voldoende reden niemand met al te barse strengheid van de wet te kwellen. Een soldaat en veldheer kan wel zo te werk gaan, maar in de vredelievende sfeer van de burgers gaat dat absoluut niet.'
Hoofdstuk 169: De Romein in gesprek met zijn gestorven vader - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Dat een natuurlijk mens, zoals jij er nu nog een bent -hoewel je nu de Heer en Meester van al het bestaan en leven met je ogen kunt aanschouwen en met je oren kunt horen -bij de aanblik van een prachtige omgeving weemoedig gestemd raakt, omdat het gevoel van zijn vergankelijkheid ontwaakt, is alleen maar heel heilzaam voor zijn ziel; want dat gevoel is de onsterfelijke geest uit Mij in de ziel van ieder mens, zonder welke ze geen leven zou bezitten. Die geest roept de ziel toe: 'Heb de wereld niet lief omwille van haar uiterlijke bekoorlijkheden; want ze zijn allemaal onderworpen aan de dood en de vergankelijkheid! Verman je, en wend je begerige oog af van datgene wat op zichzelf niets is. Keer je in plaats daarvan naar binnen in je diepste innerlijk, in Mij,jouw ware bestaan en eeuwig leven, dan zul je niet alleen de dode, buitenste schors van de dingen en wezens aanschouwen en herkennen, maar bij uitstek datgene wat er in hen is en werkzaam is, en hoe en waarom, en met welk einddoel! ,
Hoofdstuk 167: De weemoed van de Romein bij het mooie uitzicht (16.4.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Maar nu is de vraag: is die buitengewoon duistere en vunzige omgeving, die wij allemaal eender hebben gezien met alles wat we daarin zagen, toch nog plaatselijk op deze aarde, of werd die alleen zichtbaar voor ons als een beeld, dat overeenkomt met een toestand -ongeveer zoals een droombeeld, uitgaande van de onbetrouwbare fantasie van de geesten die wij zagen? En waren de andere geesten die wij in die omgeving zagen ook zielen van mensen, die eens op deze aarde hebben geleefd, of behoren ze ook tot het rijk van de boze fantasie van de geesten die wij in onze buurt zagen? Want bij het aanschouwen van die treurige omgeving aan gene zijde was het eigenaardige, dat wij daar doorheen zonder enige belemmering ook de omgeving van deze aarde konden zien, en tegelijkertijd zagen wij die treurige wereld aan gene zijde ook heel helder van punt tot punt. En tenslotte dringt zich vanzelf de vraag op: zien de geesten die wij zagen, onze aarde ook of alleen hun fantasiewereld?'
Hoofdstuk 170: De Heer geeft uitleg over de omstandigheden aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Daarom komt de mens vrijwel geheel en al zonder enige kennis en wetenschap op de wereld en moet hij in alles onderwezen worden, terwijl de dieren reeds alles meebrengen in de wereld, wat ze nodig hebben om hun leven in stand te houden.
Hoofdstuk 171: De leiding van menselijke zielen naar voleinding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Kijk, dat is onder onontwikkelde en dikwijls nog in hoge mate met allerlei bedrieglijke liefde voor de wereld en eigenliefde behepte aardse mensen wel denkbaar en, zoals de wereldgeschiedenis maar al te duidelijk bewijst, ook heel goed mogelijk; in het ware Godsrijk is dat echter niet denkbaar en al helemaal niet mogelijk. Want hoe zou iemand die zelf eenmaal in de volmaakte waarheid uit God staat en inziet dat zonder haar geen ding mogelijk is, ooit met de eeuwige oerwaarheid in God in gevecht kunnen raken?
Hoofdstuk 171: De leiding van menselijke zielen naar voleinding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Daarop zei Rafaël: 'Luister dan, mijn beste vriend en broeder in de naam en liefde van de Heer! Enerzijds ben jij, een arts uit Melita, die nu genezen is, wel een werkelijk wijze man - want in het kuuroord, toen de Heer jou op jouw verzoek ogenblikkelijk had genezen, heb jij Hem als eerste en het beste herkend als de ene en enig ware God, en nu heb je daarin zo'n vast en je hele wezen doordringend geloof, dat geen enkele verschijning ter wereld je daar vanaf zou kunnen brengen, en dat strekt je ziel en hart tot grote eer; maar omdat je vanuit je voormalige heidense duisternis de allerbelangrijkste en grootste levenswaarheid zo snel hebt herkend, is het nu echt enigszins merkwaardig dat je het wezen van het rijk Gods niet nog eerder en gemakkelijker herkent dan voordien de Heer uit Zijn werken, zonder dat je Hem tevoren had gezien of gesproken!
Hoofdstuk 173: Het wezen van het rijk Gods - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Pas na een poosje dieper nadenken zei hij, niet zozeer tegen Rafaël maar meer tegen zichzelf (de arts): 'Dat ziet eruit als bestaan en niet bestaan! Zojuist nog een heel stevig lichaam en nu -weliswaar nog dezelfde gestalte, maar zonder ook maar het minst voelbare wezen! Hoe kan het menselijk inzicht dat begrijpen en zelfs het scherpste menselijke verstand dat beoordelen? Hier staan mijn inzicht en verstand bij stil! O hoogst heerlijke en zalige vriend, dat moet je mij uitleggen, anders zal het voor ons Grieken nog moeilijker zijn dan voorheen om helderder en beter te begrijpen wat het rijk Gods inhoudt.
Hoofdstuk 175: De arts kan geen verklaring vinden voor het wezen van Rafaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Hoe zit dat, wie kan dat begrijpen? Je bent iets dat bestaat - maar tegelijk besta je voor mijn tastzin helemaal niet; en datzelfde moet ik ten opzichte van jou zijn, en zo zijn wij allebei zichtbaar en hoorbaar iets bestaands - en wat het eigenlijke levensgevoel aangaat toch helemaal niets! Wat is dat - een bestaan zonder bestaan, en ook een niet-bestaan zonder niet - bestaan?!Vriend, geen mens kan dat met zijn inzicht vatten, en zijn verstand wordt daarbij een ijzeren zuil, waar de wilde stormen des tijds net zo lang aan likken tot hij uiteindelijk ondanks zijn hardheid toch volledig te gronde gaat!
Hoofdstuk 175: De arts kan geen verklaring vinden voor het wezen van Rafaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Zonder die herinnering beschouwt mijn verstand ieder in de toekomst te verwachten bestaan evenals een eerder bestaan als een niet-bestaan, vergeleken bij mijn huidige bestaan, waarvan ik mij helder bewust ben; want als ik niet meer ben wat ik was, en als mij bij een toekomstig bestaan iedere herinnering aan een eerder bestaan, welk dan ook, geheel en al ontnomen wordt, dan is ieder bestaan voor mij hetzelfde als helemaal geen bestaan.
Hoofdstuk 177: De tegenvragen van de arts - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152  ...