Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3934 resultaten - Pagina 140 van 263

...  128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153  ...
[11] En de eeuwige Liefde zag dat Adam grote vreugde in zich voelde bij de innerlijke aanschouwing van zijn tweede ik. Toen raakte de erbarmende Liefde zijn zijde aan, op de plaats waar hem een hart gegeven werd gelijk aan het hart van de Godheid ter opname van de liefde en het leven uit de liefde in God, en ontnam hem daarmede de eigenliefde om voor Zichzelf een woonplaats voor te bereiden door de toekomstige wet van de erbarmende genade, en plaatste de eigenliefde, waaraan hij een groot welbehagen in zich voelde, buiten zijn lichaam en noemde haar 'Caiva' of, zoals jullie gewoonlijk plegen te zeggen, 'Eva', wat zoveel wil zeggen als de voorbereidende verlossing van de zelfzucht en de daaruit voortspruitende wedergeboorte.
Hoofdstuk 7: De oertijd van aarde en maan. De schepping van Adam en Eva - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] En zie, toen bedekte de eeuwige Liefde Haar aangezicht en ging volgens een door het getal van de ordening bepaalde tijd weg en was blind uit de diepte van Haar erbarmen en wilde en kon niet weten, wat de nieuw geschapenen zouden doen in het gericht van de Godheid ter beproeving van hun vrijheid door de erbarmende Liefde in de korte tijd op aarde. De plaats die hen op het vaste land was gegeven om te bewonen, was een dal en was een tuin en werd paradijs genoemd; en dat was het land, dat later overvloeide van melk en honing en het was de plek, die in de grote tijd der tijden van de grootste daad van de eeuwige Liefde 'Bethlehem' heette en eeuwig zal heten, en het was het punt, vanwaar het vlees geworden eeuwige Woord voor de eerste maal lijfelijk het licht van Zijn genade, aan de tranen der erbarming van de verre zonnen, de manen en van alle sterren zag oplichten.
Hoofdstuk 8: De zondeval - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] Om die reden heb Ik jullie heel uitgebreid tot in de kleinste details Mijn eeuwige grote huishouding getoond en heb je de schepping van het prille begin tot aan het einde laten zien, en toonde je het aanvankelijke ontstaan van de eerste mens; Ik wil hem nog verder tot aan zijn einde laten zien en wil je de grote hoer en het verwoeste Babylon tonen en je dan in Mijn grote, heilige stad leiden en je daar een eeuwig blijvende woning geven als jullie Mij liefhebben, zoals Ik jullie boven alles liefheb! 10. Kijk op naar de hemel en bezie de aarde! Deze zullen eens als stoffelijk voorwerp vergaan en zullen alleen maar geestelijk blijven bestaan; maar ieder woord van Mij dat tegen jullie wordt gesproken, zal bestaan zoals het uit Mijn mond komt, lichamelijk en geestelijk in alle macht en alle kracht van de heiligheid voor eeuwig, eeuwig, eeuwig, Amen!
Hoofdstuk 12: De belofte van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[26] En toen Adam de engel in het oog kreeg, schrokken hij en al zijn familieleden zo hevig, dat hij zelfs niet één woord ter verontschuldiging kon uiten en hij verstijfd was van ontzetting; want nu eerst begon hij te beseffen wat hij en al de zijnen voor het aangezicht van Jehova hadden gedaan.
Hoofdstuk 13: De verdrijving uit het paradijs - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] En toen hij nu Gods woord strikt ten uitvoer had gebracht en daarvandaan weer terugkeerde naar de zijnen, die met een zeer groot verlangen in hun hart op hem gewacht hadden, en ook het offer had gebracht volgens de opdracht van de eeuwige Liefde en de lege pot op de manier en in de betekenis zoals hem bevolen was aan Adam overgedragen had, opende de eeuwige Liefde weer de mond van de engel en zei:
Hoofdstuk 17: De nieuwe godsdienst en levenswijze - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] En zie nu, toen ontbrandde de slangenvrouw vanuit haar innerlijke razernij, zodat haar hele wezen straalde als de zon en zij nam de gedaante aan van Abel met een heel vriendelijk gezicht en sprak nogmaals tegen Kaïn:
Hoofdstuk 20: Kaïns vervloeking en vlucht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] "Kaïn, jij blinde dwaas, mijn boze broer, kijk, degene die je met een steen hebt doodgeslagen, staat nu verheerlijkt voor je en biedt je zijn hand aan om zich met je te verzoenen en vrees de gedaante van de slang niet, die je zelf bent! Wie was het dan, jij of de slang, die ontrouw werd aan de Heer? Besliep jij of de slang je vrouw net als de honden, zonder het vereiste offer van tevoren te brengen? Was jij het of de slang die de hitte vervloekte en door grote traagheid leeg stro aan de Heer offerde? Zeg me, werd de slang of jij nijdig op je broer uit boze afgunst? En was de slang niet veel meer een uiterlijke verschijningsvorm van jouw eigen innerlijke boosaardigheid, waardoor je jezelf het waandenkbeeld aanpraatte om je broer te doden?
Hoofdstuk 20: Kaïns vervloeking en vlucht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] Zie, Ik wil je een tijdslimiet stellen van tweeduizend jaar en gedurende die tijd zal niemand ooit getroffen worden door Mijn gerechtigheid; en uit deze gerechtigheid zal Ik een groot vat maken en het boven de sterren plaatsen - en uit Mijn liefde zal Ik een tweede vat maken en dat onder de aarde plaatsen. En zo kunnen jullie doen, wat je wilt: indien jullie kwaad doen, dan zullen je daden het vat van de gerechtigheid vullen en als het vol zal zijn, zal het op alle plaatsen barsten en het gehele gewicht zal over alle boosdoeners uitgestort worden en zij zullen allen gedood worden; maar indien het vat van de liefde, dat onder de aarde is, leeg zal blijven, zal het de doden opnemen voor een lange, zuiverende kwelling. En diegenen die zich laten reinigen zullen naar de sterren verplaatst worden voor een lange strijd; degenen echter die zich in hun innerlijke boosheid zullen verharden, zullen te zijner tijd onder de bodem van dit vat geworpen worden en er zal een eeuwig gehuil en een eeuwig tandengeknars zijn tengevolge van Gods toorn.
Hoofdstuk 21: Het verdrag van de Heer met Kaïn - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] En zie, toen nam Kaïn het woord en vroeg heel treurig en diep ontroerd aan Hanoch: "O Hanoch, grote vorst, mijn gewezen zoon, zeg me recht vanuit je hart en naar waarheid, zijn je vader en moeder niet uitgezonderd van alles wat je wijs en naar eigen goeddunken je onderdanen hebt bevolen? En moet ik dan gelijk gesteld worden aan mijn kinderen, gebied dan dat zij ook hun vader en moeder van voedsel moeten voorzien, want wij zijn aloud, afgemat en zeer zwak geworden. Of sta mij genadig toe hier vandaan te trekken tot aan het eind van de wereld, opdat ik de grote ellende van mijn. kinderen niet langer aan hoef te zien, daar zij onder het zware juk van de vrije gerechtigheid versmachten."
Hoofdstuk 23: De bevelen van Hanoch, de tiran - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[36] Zie, toen Farak zijn toespraak beëindigd had, bleven de anderen als versteend zitten en wisten ook niet één woord ter verontschuldiging over hun lippen te brengen, en de meesten dachten bij zichzelf: "Die is ons stiekem voor geweest bij de oude God; want hoe kon hij anders ons zo haarfijn doorhebben?! En omdat het nu eenmaal zo is, wie zal het aan zijn zijde overleven?! Indien hij te vernietigen was, dan zou het gemakkelijk zijn; maar nu - wie zou zich tegen zijn macht kunnen verzetten? Nog voor wij een hand kunnen opheffen, zal de zijne ons reeds vernietigend treffen; daarom zullen wij rustig afwachten wat voor keer de zaken nemen en dan zal het wel duidelijk worden, wat er verder te doen zal zijn."
Hoofdstuk 27: De politiek van de raadsheren van Hanoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] En zie, toen nam Molakim weer het woord en zei: "Broeders, je kent mijn ambt en vak; ik ben niet door Hanoch, noch door het volk ertoe gekomen tegen Hanoch en daardoor ook tegen het volk te liegen, maar door jullie allemaal, met uitzondering van Farak; maar alleen aan jullie moest ik de kern van hetgeen ik wist laten weten. Nu echter werp ik de leugens links en rechts voor de voeten van Farak en zeg openlijk en getrouw: als er een God uit de hemel zou komen, zou zijn redenatie niet wijzer zijn dan die van Farak!
Hoofdstuk 28: Het overleg van de tien vorsten - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[24] Zie, ik ben te slecht om in jullie vergadering ook maar een woord ter verontschuldiging te uiten, maar ik wil slechts zoveel zeggen, dat ik een grondsteen van al het slechte onder jullie en het volk en Hanoch ben; daarom maak ik nergens enige aanspraak op, noch op een vorstendom, noch op slaven en noch minder op bedienden, maar laat mij maar hetzelfde ondergaan als wat er met vader Kaïn gebeurde. En zo zal de grondsteen van al het boze van onder het brokkelige bouwsel van alle misdaad uitgegraven worden, opdat het dan in elkaar zal storten en een beter gebouw van Faraks rechtvaardige wijsheid uit God, de Ware en Machtige, voor alle tijden duurzaam opgericht mag worden op deze afschuwwekkende plaats.
Hoofdstuk 28: Het overleg van de tien vorsten - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] En zo begaf zich dan dit kleine leger mannen naar Hanoch en vervoegde zich bij Lamech, waar uit naam van allen één het woord voerde en zei: "Waar is dan dat woud waar zoiets gebeurd is met de jonge koning en zijn wijze broer Johred? Laat ons de plaats van de afschuwelijke misdaad afzoeken om mogelijkerwijs nog enige treurige resten te vinden of misschien toch nog andere sporen die ons overtuigen kunnen van de waarheid van deze boodschap. Wij kunnen daar dan dit grote ongeluk oprecht betreuren en daarna de hyena's opzoeken, want die zullen beslist nog bloed aan hun snuit hebben, en ze dan met al hun soortgenoten wurgen en doden met onze knotsen en steenslingers, ter verzoening van hun schuld aan wat Johred en Haïl overkomen is . ". (3 Juni 1840)
Hoofdstuk 30: Lamech wordt koning - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] En zie, voor zij uiteen gingen, nadat zij op hun geboortegrond aangekomen waren, richtte Meduhed een kort woord tot hen en zei: "Broeders, luister zeer goed naar mij; want wat ik jullie nu zal zeggen is van het grootste belang. Je hebt de man op de vooruitstekende punt van de rotswand in het hoge gebergte gezien en de donderende klank van zijn krachtige stem gehoord en tenslotte ook nog bemerkt dat een groot licht hem omhulde, zodat wij van angst huiverden en daarop onze voeten door grote vrees zo voortgezweept werden, dat die over heg en steg zijn gesprongen en wij hier op onze welbekende geboortegrond zijn aangekomen.
Hoofdstuk 31: De landverhuizing onder leiding van Meduhed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] En toen spoedig daarna de menigte gesterkt en ook zeer opgewekt weer opgestaan was, besteeg Meduhed een kleine heuvel, ongeveer zeven klafter hoog of nog nauwkeuriger, zeven manshoogten boven de wijde vlakte en hield van daaraf een uitvoerige en lange toespraak, die hem in zijn hart van boven was ingegeven. En hij voegde er niet één woord aan toe, noch liet hij één woord weg en was zodoende een echte prediker uit Mijn naam voor de licht en liefde behoevende schare. De woorden van zijn uitvoerige en lange rede luidden als volgt:
Hoofdstuk 31: De landverhuizing onder leiding van Meduhed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153  ...