Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1400 van 1490

...  1388 - 1389 - 1390 - 1391 - 1392 - 1393 - 1394 - 1395 - 1396 - 1397 - 1398 - 1399 - 1400 - 1401 - 1402 - 1403 - 1404 - 1405 - 1406 - 1407 - 1408 - 1409 - 1410 - 1411 - 1412 - 1413  ...
[6] In de dieren verenigen de substanties uit deze derde luchtregio zich nog opvallender. Weliswaar zijn ze hier in zekere zin al uit de tweede hand en daardoor al niet meer zo zuiver etherisch zoals bij veel planten. Maar het merg in het hoofd dat gewoonlijk door de haren de specifica uit de lucht opzuigt en zeer in het bijzonder ook de heel zuivere vloeistoffen van het oog - vooral die van onder het eerste hoornvlies alsook het hoornvlies zelf - worden door de wenkbrauwen en oogleden uit de lucht geabsorbeerd en in het oog geleid. De derde luchtregio lijkt dus in zekere zin op het oog en wel daarom, omdat ze naast de hierboven beschreven doeleinden ook datgene voor de gehele aarde is, wat het oog is voor mens en dier.
Hoofdstuk 24: Het oog van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[7] Deze derde luchtregio is dus ook eigenlijk het oog van de aarde. Want had de aarde dit algemene gezichtsvermogen niet, dan zou ook geen enkel wezen op aarde dat kunnen hebben. Want de zaak is heel natuurlijk: wat iemand niet heeft, dat kan hij ook niet geven; heeft men het echter, dan kan men het geven. Anders gezegd: waar niets is, verliest de keizer zijn recht.
Hoofdstuk 24: Het oog van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[12] Wat deze derde regio nog voor verdere eigenschappen heeft, welke verschijnselen daar nog te zien zijn en hoe deze soms vanaf de aarde gezien worden, daaraan zullen we hierna enige beschouwingen wijden.
Hoofdstuk 24: Het oog van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[3] Wat is eigenlijk onsteken? - Velen zullen wel zeggen: Als men brandbare voorwerpen bij het vuur brengt of ze aan hitte blootstelt, dan ontvlammen ze en verbranden daarna. Maar met deze verklaring zal wel niemand ver komen, want het eenvoudigste keukenmeisje weet dat hout en andere brandbare dingen ontvlammen als men ze in het vuur gooit.
Hoofdstuk 25: Het wezen van het vuur - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[13] Daar moet op geantwoord worden dat zulk een bewering zelfs mathematisch onjuist zou zijn. Want de stralen van die zeer vele, ver verwijderde sterren zijn op deze hoogte nog te weinig gecondenseerd. Ze kunnen daarom op deze plaats nog niet die specifica vormen, die ze ongeveer 1000 klafter (* 1 Weense klafter is 1.9 mtr) lager zeker wel veroorzaken. Dat kan afgeleid worden uit de omstandigheid, dat men van zulk een hoogte 's nachts sterren van de vierde, vijfde en zesde grootte met het vrije oog niet meer kan zien, nog minder die van de zevende, achtste en nog verdere grootten, terwijl iedereen met gezonde ogen vooral aan de zeekust in een heldere nacht nog sterren van de zevende en achtste grootte met het blote oog kan waarnemen.
Hoofdstuk 22: De twaalf tekenen aan de hemel en de invloed die ze uitoefenen - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[14] Waarom kan men dat op een 7000 voet hoge berg al niet meer en nog minder op nog hogere bergen? Omdat de invallende stralen van deze zeer verre sterren nog te weinig gecondenseerd zijn. Opdat het oog de ster zou kunnen waarnemen, moet de invalshoek minder scherp zijn; ook heeft hij te weinig lichtlichaam om een werking te voorschijn te roepen en hoe hoger men stijgt, des te meer zal men deze theorie bevestigd zien. Dat is ook de reden dat op zulke hoogte de vegetatie afneemt en tenslotte geheel ophoudt. Men moet niet geloven dat dat alleen door de zonnestralen wordt veroorzaakt, hoewel die hogerop ook minder dicht worden. De zon werkt alleen maar indirect, ze ondersteunt het van de sterren invallende licht en wel met hetzelfde licht dat ze eerst zelf uit de sterren heeft opgenomen. Ze fungeert dus alleen maar als ondersteuning, maar is niet degene die geheel alleen het licht verspreidt.
Hoofdstuk 22: De twaalf tekenen aan de hemel en de invloed die ze uitoefenen - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[1] Dat de zon begrijpelijkerwijs slechts degene is die het licht ondersteunt, maar niet degene die het licht eigenlijk zelf schenkt, is gemakkelijk te verklaren uit het feit dat de zon van te voren het licht uit de talloze zonnen op haar glanzende oppervlakte opneemt en het dan als een verenigd licht in de wijde etherruimte uitstraalt. Dit uitgezonden, verenigde licht van de vele sterren ontmoet overal ook die lichtstralen, die direct van de sterren op de aarde vallen, verenigt zich dan met deze lichtstralen en valt dan samen met hen op aarde. Daaruit bestaat de ondersteuning, want het zonlicht alleen zou heel zwak zijn, als het licht van de sterren niet met haar samenwerkte. Ook zou het licht van de maan alleen erg bleekjes zijn, als het niet door het zonlicht werd ondersteund, zoals dit op zijn beurt door het sterrenlicht wordt ondersteund.
Hoofdstuk 23: De aardatmosfeer en haar neerslag - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[3] Op die hoogte in de bergen waar we al over spraken, kan deze ondersteuning echter niet die uitwerking hebben als in een lager gelegen streek, omdat, zoals al werd uiteengezet, de stralen daar nog niet voldoende dichtheid bereikt hebben. Dit komt omdat de luchtkring om de aarde een lensvormig rond doorzichtig lichaam vormt. Het is als het ware een groot brandglas, waarbij de invallende zonnestralen niet dadelijk achter de lens hun volle sterkte hebben, maar pas verder weg, op een afstand die gelijk is aan de halve doorsnede van de periferie, waaruit het bolvormig oppervlak van het brandglas is genomen; maar de stralen komen achter het brandglas steeds dichter naar elkaar toe en krijgen dus een steeds sterkere werking tot ze tenslotte in het brandpunt hun hoogste kracht bereiken. Het brandpunt van de grote luchtlens zou pas in het middelpunt van de aarde vallen, waar echter nooit een zonnestraal doordringt. Desalniettemin wordt de lichtstraal, die op de oppervlakte van deze grote aardlens valt, in deze steeds dichter en werkzamer hoe meer hij de aarde en tegelijkertijd zijn brandpunt nadert. Objecten als bijvoorbeeld de bergen, liggen al meer in het minder dichte deel van de lichtstralen dan de dieper gelegen dalen en vooral de zeegebieden der aarde; de stralen van de ver verwijderde sterren kunnen in de bergen nog geen merkbare dichtheid hebben en dus ook geen invloed op de vegetatie uitoefenen. Met andere woorden: deze lichtstralen vormen op zulke hoogte nog geen specifica. Daarom kunnen de plantensoorten, die deze specifica nodig hebben, op zulke hoogten niet meer gedijen.
Hoofdstuk 23: De aardatmosfeer en haar neerslag - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] Daar echter op deze hoogten, of beter gezegd in deze regionen, de stralen uit de kleinere sterren, evenals zelfs die uit de zon, tengevolge van hun geringe dichtheid nog niet zo'n effect kunnen hebben als verder naar beneden, is zo' n hooggelegen regio in zekere zin een overgangspunt van het vroegere zonder uitwerking zijn naar een dadelijk daarna sterker optredende werking. Ofwel, hier op deze hoogten beginnen de stralen zich te verdichten, gedeeltelijk door hun eigen verdichting en gedeeltelijk door de reflexie, of de stralen die door de aardoppervlakte weer teruggekaatst worden. Door deze straling en terugstraling worden dan bepaalde ontwikkelingen in het licht veroorzaakt, die er als een soort golf uitzien. Als dit golven een tijd doorgaat wordt daardoor ook een specificum opgewekt, en wel omdat dit golven al een chemisch lichtproces is, om op jullie geleerde manier te spreken. Dit specificum, dat in zich natuurlijk veelsoortig en gemengd is, treedt het eerst op als een nevel in het hooggebergte. Wordt dit chemische proces dan niet verbroken, dan ontstaan uit de nevelen in deze hoge regio weldra wolkenmassa's, die zich langzamerhand steeds meer verdichten en zelfs uiteindelijk als regendruppels en 's winters als sneeuw op de aarde neervallen.
Hoofdstuk 23: De aardatmosfeer en haar neerslag - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] In alle materie huizen geesten. Worden die op een of andere manier geprikkeld, dan ontvlammen ze, d.w.z. dat ze in steeds grotere actie komen, waarbij hun werkzaamheid en uiting van kracht steeds groter wordt. In zo'n potentiƫring van ijver en kracht ontstaan dan ook zeer levendige bewegingen, die elkaar als zeer snelle slingeringen opvolgen. Door deze beweging wordt de vaste materie vernield, want de grote actie scheurt alles in de kleinste atomen uiteen. De geesten komen eindelijk na de volledige overwinning van de materie vrij, verschijnen als opstijgende rookzuilen en vinden zo hun vrijheid, terwijl de rest van de materie als as achterblijft.
Hoofdstuk 25: Het wezen van het vuur - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[6] Daarom is het ontsteken een opwekking van het geestelijke in de materie; en het voortduren en steeds machtiger worden van deze opwinding is het eigenlijke verbranden. Het licht geven van het vuur komt door de uitermate sterke en vlugge beweging van het geestelijke, en de voortplanting van het licht van het vuur is eveneens een prikkel van gelijke geesten in alle materie en in de hele dampkring. Dit is dus het proces van ontsteken en verbranden.
Hoofdstuk 25: Het wezen van het vuur - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[8] Er kan echter ook een andere ontsteking plaats vinden, namelijk door het vuur van de liefde; deze ontsteking is echter niet verstorend en verderfbrengend.
Hoofdstuk 25: Het wezen van het vuur - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[8] Maar niet alleen de aarde heeft in deze derde luchtregio haar oog, dat rondom de hele aarde is, maar ook elke plant heeft de delen, die met deze luchtregio overeenkomen en een gezichtsvermogen of als het ware een soort oog, waardoor ze het licht in zich opneemt. Dat de plant zeker en gewis ook een oog heeft of liever een voor haar speciaal vermogen tot zien bezit, volgt al uit het feit dat we kunnen waarnemen, dat bijna alle planten en bloemen zich naar de zon keren om haar licht op te zuigen. Ook kan men deze waarheid kennen uit het feit dat een plant, die in een donkere kelder ontkiemt, haar kiem precies daarheen keert, waar zich een opening voor het licht bevindt en als ze deze gevonden heeft, buigt ze haar hoofd niet meer terug, maar groeit voortdurend in de richting van het heldere licht.
Hoofdstuk 24: Het oog van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[10] Dan zeg Ik: Alles op zijn eigen wijze! De aarde ziet voortdurend de hele oneindige ruimte om zich heen. Deze algemene waarneming roept in de aarde zelf bij alle in haar wonende geesten een algemeen overeenkomstige voorstelling op, waaruit elk afzonderlijk geestelijk wezen zijn intelligentie voor de buitenwereld put. Dat zou onmogelijk zijn zonder het algemene grote gezichtsvermogen van de aarde. De aarde als lichaam weet in haar algemene wezen weliswaar niets van hetgeen ze ziet. Het zou ook niet nodig zijn om de aarde een eigen zichzelf bewuste kennis te geven, omdat ze - zoals we in het nog volgende geestelijke deel zullen horen - geen apart zelfstandig wezen is, maar een eindeloos veelvoudig wezen, dat bestaat uit talloze aparte intelligenties. Deze intelligenties zijn het, die het grote algemene aardoog nodig hebben, zoals ook elk mens en elk dier zonder dit algemene aardoog met zijn eigen oog niets zou zien. Want juist door dit oog kan de mens de zon, de maan en de sterren zien. Het zal toch wel duidelijk zijn dat de mens met zijn kleine oog onmogelijk ooit die grote zon zou kunnen overzien, als niet van tevoren het grote aardoog een klein beeld van de zon zou opnemen en dat aan het menselijk oog zou overdragen. En zo ziet niemand de zon of de maan en de sterren, zoals ze in hun eigenlijke hoedanigheid en in hun grote afstand zijn, maar men ziet slechts hun beeld op het oppervlak van het grote, algemene aardoog, waarvan de oppervlakte, zoals al werd opgemerkt, meer glanst dan de zuiverste waterspiegel en die daarom zeer geschikt is voor het opnemen van de beelden van de grote hemellichamen om haar heen.
Hoofdstuk 24: Het oog van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[11] Tengevolge van deze eigenschap van de aarde zijn er dan ook werkelijk al dwaze astronomen geweest, die meenden dat de zon hoogstens tien mijl verwijderd was en die de zon voor een meteoor hielden, die gemakkelijk binnen 24 uur om de aarde kon cirkelen. Maar tot deze dwaze mening heeft hen alleen de schijnbare aanblik geleid, waardoor het beeld dat jullie van de zon zien werkelijk niet veel verder van de aarde afstaat. Maar dat beeld is niet de werkelijkheid, maar het is slechts een klein beeld van de grote zon, die meer dan 20 miljoen mijl van de aarde afstaat. Tegelijkertijd neemt dit oog ook beelden op van de oppervlakte der aarde en geeft die door aan de andere hemellichamen, evenals die andere hemellichamen hun oppervlaktebeelden weer door hun algemene oog naar het algemene oog van de aarde voeren. Uit deze eigenschap zijn vooral in de tropische landen de zogenaamde fata morgana verschijnselen te verklaren - en met name in de tropische landen, omdat daar de derde regio soms zelfs lager komt te liggen dan de niet eens zo hoge bergen. Ook zijn de in de bergen van deze tropische landen niet zelden voorkomende balsemachtige geuren het gevolg van het feit, dat deze derde regio soms zo diep omlaag zinkt; en dan zouden jullie het daar van louter welriekende geuren niet kunnen uithouden.
Hoofdstuk 24: Het oog van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
...  1388 - 1389 - 1390 - 1391 - 1392 - 1393 - 1394 - 1395 - 1396 - 1397 - 1398 - 1399 - 1400 - 1401 - 1402 - 1403 - 1404 - 1405 - 1406 - 1407 - 1408 - 1409 - 1410 - 1411 - 1412 - 1413  ...