Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 141 van 1166

...  129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154  ...
[3] Op deze woorden komt Petrus naar voren en voert het gehele gezelschap naar Matthéus de schrijver, en deze laat hen lezen wat Mijn leerlingen allemaal hebben beleefd, en wat Ik hen heb geleerd.
Hoofdstuk 37: De komst van Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] En CYRENIUS gaat naar hen toe en laat zich alles haarfijn uitleggen. Toen hij echter over de nachtelijke intriges van de Farizeeën hoorde, werd hij erg kwaad en zei: "Nee Heer, bij Uw mij nu boven alles heilige naam, dat kan ik bij deze satanskinderen niet door de vingers zien! Ik moet ze laten tuchtigen, ook al zou ik daarvoor mijn leven verliezen! Dat zijn toch wolven, hyena 's en vossen, die je een tweede keer in heel Palestina, of zelfs in heel Azië niet tegenkomt! Wat is er dan voor verschil tussen hen en de ergste dieven en straatrovers? O boosaardigen, beesten der eerste en verscheurendste klasse! Dienaren van God noemen ze zich en laten zich overdag overal hemelhoog eren en prijzen; maar 's nachts trekken ze er dan op uit om zonder meer te roven! Nu, wacht maar, wacht maar, ik zal jullie die nachtelijke rooftochten wel op zo'n manier beletten, dat horen en zien jullie zal vergaan!"
Hoofdstuk 37: De komst van Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] CYRENIUS zegt wat minder opgewonden: "In dat geval neem ik mijn woorden weliswaar terug en zal ik hen aan geen streng en pijnlijk oordeel onderwerpen; maar rekenschap moeten ze mij geven!"
Hoofdstuk 37: De komst van Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Lydia ontbrak echter, de jonge vrouw van Faustus, die hij in Kapérnaum thuis liet ten behoeve van haar vele huishoudelijke zaken, hoewel zij bijzonder graag ook met ons naar Nazareth zou zijn gegaan. Mijn moeder maakte hem daarover lichtelijk een verwijt, en hij betreurde het, dat hij zijn lieve vrouw thuis had gelaten en besloot haar meteen zelf te gaan halen.
Hoofdstuk 37: De komst van Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] Beiden verdwijnen, en CYRENIUS vraagt Mij heel verwonderd: "Vriend, wie waren die twee buitengewoon knappe en innemende jongemannen? Mijn hemel, zulke prachtige figuren heeft mijn oog nog nooit gezien!"
Hoofdstuk 37: De komst van Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] IK zeg: "Wel, iedere heer heeft dienstknechten, en als hij ze roept, moeten ze komen en hem dienen. Omdat Ik ook een heer ben, heb ook Ik dienaren. Zij moeten Mijn bevelen aan de hele oneindigheid verkondigen. Zij zijn voor jou weliswaar niet zichtbaar, maar wel voor Mij; en waar jij niets vermoedt, daar wachten toch steeds talloze legioenen op Mijn wenken! En die dienaren van Mij zijn daarbij -hoe teer ze er ook uitzien -toch sterk genoeg om deze aarde, als Ik het hen zou opdragen, in een oogwenk te vernietigen! -Maar kijk, daar komen zij al terug met Lydia!"
Hoofdstuk 37: De komst van Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] Bijna iedereen aan Mijn tafel is met stomheid geslagen, en CYRENIUS zegt: "Hoe is dat nu mogelijk? Die twee kunnen toch maar nauwelijks vijfhonderd passen afgelegd hebben - naar Kapérnaum is hiervandaan bijna twee uur lopen -, en ze zijn nu al weer terug! Ach, dat overtreft toch wel alles wat een arm mens op deze aarde ooit kan beleven!"
Hoofdstuk 37: De komst van Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Mijn hart heeft mij dat reeds lang gezegd, maar dan zag ik steeds maar weer Uw menselijke gedaante en bewegingen, en dat bracht telkens mijn geloof aan het wankelen. Maar nu zijn al mijn verborgen twijfels uit mijn gemoed verdwenen, en nu kan gebeuren wat wil, mijn geloof zal vast als een rots blijven. O wat ben ik onvoorstelbaar gelukkig dat nu mijn lichamelijke oog Mijn Schepper ziet, Hij, die mij nu in leven houdt en eeuwig in leven houden kan en zal!"
Hoofdstuk 39: Engelenwoorden in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Borus had namelijk in de open lucht veel tafels op laten stellen, bij welk werk Mijn broers hem als timmerlieden natuurlijk goed hielpen, en dus zou vandaag, zijnde de dag voor de sabbat ofwel op vrijdag, de morgenmaaltijd buiten genoten worden. Ongeveer vijftig lange tafels, voorzien van banken, waren beladen met spijzen en wijn, en het was werkelijk een schouwspel om van te genieten zoals daar honderden verschillend geaarde gasten al aan de tafels zaten, lofpsalmen zongen en het overvloedige maal genoten. In het midden van de vele tafels was een soort tribune opgericht, waarop een grote sierlijk getooide tafel met spijzen op ons wachtte en waaraan wij - Ik, Cyrenius, Cornelius, Faustus, Jaïrus met vrouwen dochter, Mijn moeder en de twaalf apostelen - plaats namen en onder allerlei verheffende blijde gesprekken de morgenmaaltijd gebruikten, die Faustus en Borus zo verzorgd hadden.
Hoofdstuk 37: De komst van Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] CYRENIUS zegt: "Doe wat U wilt, U blijft toch eeuwig onveranderlijk Diegene, Die U nu zonder enige twijfel voor mij bent! Maar deze twee engelen zou ik graag tot aan mijn aardse levenseinde bij mij houden! Zij zijn zo bijzonder mooi, vriendelijk en wijs!"
Hoofdstuk 39: Engelenwoorden in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] IK zeg: "Maar hoe moet dat dan? Je hebt toch in Mijn naam gezworen de hardvochtige en roofzuchtige Farizeeën een scherpe berisping te zullen geven; dan zul je vanmiddag toch niet in het gezelschap van de beide engelen kunnen zijn!?"
Hoofdstuk 39: Engelenwoorden in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] IK zeg: "Vanzelfsprekend; Ik organiseer dit juist voor jou! Jij bent toch nog steeds Mijn beminde! Waarom kwam je dan vandaag bij het morgenmaal niet naast Mij zitten?"
Hoofdstuk 40: Schepper en schepsel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] IK zeg: "Mijn liefje toch, Ik heb maar al te goed aan je gemerkt dat je veelliever bij Mij dan waar ook zou zijn geweest! Oh, Mij ontgaat niets van wat er zich afspeelt in iemands hart, en daarom houd Ik ook zo bijzonder veel van je!
Hoofdstuk 40: Schepper en schepsel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] SARAH zegt: "Maar Heer, U die eeuwig mijn enige liefde bent, hoe kunt U nu zo iets vragen? Ik zou nog geen hele hemel vol met duizendmaal mooiere engelen willen hebben voor één haar van Uw hoofd, Iaat staan dan een van hen in plaats van U als geheel, die vol van liefde in mijn hart woont. Ook al zijn ze mooi, dan vraag ik toch: Wie gaf hen die schoonheid? Dat deed U! Maar hoe zou U hen die schoonheid hebben kunnen geven, als die niet eerst in U geweest zou zijn!?
Hoofdstuk 40: Schepper en schepsel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] SARAH zegt: "Heer dat begrijp ik echt niet! Hoe kan ik nu Uw bruid zijn? Kan Ik voor U dan hetzelfde worden, wat mijn moeder voor mijn vader is? U bent de Heer van hemel en aarde, en ik ben slechts een van Uw schepselen; hoe zou de laagste zich met de allerhoogste kunnen verbinden?"
Hoofdstuk 40: Schepper en schepsel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154  ...