Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1409 van 1490

...  1397 - 1398 - 1399 - 1400 - 1401 - 1402 - 1403 - 1404 - 1405 - 1406 - 1407 - 1408 - 1409 - 1410 - 1411 - 1412 - 1413 - 1414 - 1415 - 1416 - 1417 - 1418 - 1419 - 1420 - 1421 - 1422  ...
[9] Daar dit onderwerp voor jullie zuiver inzicht in deze zaak van het hoogste belang is, willen we op dit terrein nog veel verder gaan.
Hoofdstuk 42: Gods werkzaamheid door middel van geesten - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[1] Men kan dieren - en plantenwereld en zelfs de wereld van de mineralen doorlopen - overal zal men een zelfstandige intelligentie en naast deze intelligentie ook een dwang aantreffen. Deze zelfstandige intelligentie blijkt niet alleen uit de verschillende soorten karaktereigenschappen, maar ook - wat vooral voor de psychologie belangrijk is, uit de indruk, die de verschillende dingen en zaken op het menselijk gemoed uitoefenen.
Hoofdstuk 43: Indrukken van de materie op ziel en geest - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] Dat was weer een goed voorbeeld van materie en substantie. Kijk eens naar het buskruit, dat uit zwavel, salpeter en koolstof bestaat. Het korreltje is rustig en valt als elke andere materie van boven naar beneden; maar in het korreltje rust veel substantiële kracht. Wordt deze substantie door iets, wat op haar lijkt, geprikkeld, dan verscheurt ze bliksemsnel haar gevangenis in atoomkleine stukjes en maakt zich vrij. Het vuur is verwant aan deze substantie en is daarom het middel om haar te prikkelen. Daarom manifesteert ze zich ook als een substantiële kracht die niet door natuurlijke hindernissen kan worden beperkt. In het water is ook een substantiële kracht voorhanden die bij een hoge warmtegraad ontwikkeld wordt. Wil iemand deze kracht nu insluiten, dan zal ze elk nog ZO sterk vat doen springen en zich dan in vrijheid uitbreiden. In bijna elke materie is een substantie voorhanden; het komt er alleen op aan, hoe en waardoor ze kan worden opgewekt om haar werking te tonen.
Hoofdstuk 41: Substantie en materie, kracht en stof - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[6] De natuuronderzoekers, de vaak ijdele natuurdwazen, hebben wel in alle materie bepaalde basiskrachten ontdekt, zoals de aantrek kende en afstotende kracht waarvan de aantrekkende als cohesie of zwaartekracht en de afstotende als de centrifugaal kracht wordt aangenomen. Daarnaast zijn er nog over de elasticiteit of expansiekracht, de deelbaarheid en de doordringbaarheid van de materie heel geleerde verhandelingen gehouden en ze zijn ook onder de krachten ingedeeld, die tot de grondeigenschappen van de materie behoren. Maar waren deze geleerde natuurdwazen, als zelflevende mensen, maar een stapje verder gegaan en hadden ze de alles beheersende en alles vullende levenskracht een plaats in hun boeken ingeruimd, dan zouden ze al lang met hun wetenschap een grote stap voorwaarts gemaakt hebben en hadden ze niet noodzakelijkerwijs dode krachten - wat de grootst mogelijke onzin is, moeten onderzoeken en ontbinden, maar hadden ze dadelijk met de basisvoorwaarden van alle zijn te doen gehad. Dan hadden ze zichzelf en alle materie allang volkomen en met gemak kunnen doorzien vanaf het juiste, effectieve, ware standpunt. Het is eigenlijk allerdomst dat de levenden in louter dode krachten rondtasten en tenslotte ook nog willen bewijzen, dat de levende kracht een mengeling en samenstelling van louter dode krachten is!
Hoofdstuk 41: Substantie en materie, kracht en stof - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] Kijk eens naar een spin! In dit diertje zul je twee intelligenties verenigd vinden. - De eerste is het herkennen van het voedsel dat het nodig heeft; dit voedsel wordt voor twee doeleinden gebruikt, namelijk voor de voeding van het dierlijk wezen en om het kleverige sap te bereiden, waaruit het haar net spint; dit is de éne intelligentie. De twééde intelligentie is de eigenlijke kunst van de spin om de draad uit zich te trekken, hem aan kleine haakjes te hangen en een net te spinnen of beter gezegd te vlechten, dit net dan met een parelachtige kleverig sap te overtrekken, en daardoor die dieren te vangen, die haar nieuw voedsel geven. Uit deze manier van handelen moet iedereen toch wel zien dat de spin een intelligentie moet bezitten; en die intelligentie is hetzelfde als wat natuuronderzoekers - wel wat ten onrechte - 'instinct' noemen; want instinct is eigenlijk een innerlijke drang om een bepaalde bezigheid, op een bepaalde manier, in het werk te moeten zetten. Maar wat de geleerden instinct noemen, dat is niet meer de intelligentie van het diertje, maar dat is al het leiding en richting geven door hogere geesten. Het zijn namelijk twee dingen: een bepaalde vaardigheid bezitten en: volgens deze vaardigheid een bepaalde handeling uitvoeren. Aan het bezit van zo'n vaardigheid is de noodzakelijke uitvoering daarvan nog niet verbonden; daartoe moet er nog een andere drang bijkomen en dan is het bezit van zulke vermogens en vaardigheden in een wezen, of in een psychisch specificum, juist de intelligentie. De dwang echter om naar zo' n inwonende intelligentie te handelen is niet in het wezen zelf als een instinct neergelegd, maar dat is de dwingende leiding van de kant van de hogere en volkomen geesten, die bijvoorbeeld onze spin de plaats aangeven waar, en de tijd wanneer ze haar speciale vaardigheid moet aanwenden. Want was dat niet het geval dan zou de spin of helemaal nooit, of aldoor maar door spinnen en ze zou zelfs het gezicht van een mens niet ontzien en een net over zijn ogen spinnen. Dat is echter nooit het geval; want ze moet spinnen waar ze genoodzaakt wordt te spinnen en waar haar specificum doeltreffend is als het zich met het specificum van de aanwezige materie in verbinding stelt en dat in zich verzamelt voor een hoger leven.
Hoofdstuk 42: Gods werkzaamheid door middel van geesten - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[10] Steenmassa's en rotsformaties bewerken in de menselijke ziel levendige gevoelens, die soms heel lieflijk en soms heel enthousiast en bewonderend zijn. Zouden dode stenen deze gevoelens kunnen oproepen? - Dan zeg Ik ook: 'Wie oren heeft, hore en wie ogen heeft, zie wat de levende geest tegen de levende geest zegt!'
Hoofdstuk 43: Indrukken van de materie op ziel en geest - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[11] Deze steenmassa's zijn, net zo goed als de levendigste cherubijn, uit de almachtige eeuwige kracht van God voortgekomen. Hoe zou dan het eeuwige oerleven van alle leven zogenaamd' dode stenen' kunnen doen ontstaan?
Hoofdstuk 43: Indrukken van de materie op ziel en geest - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[12] 'Ik als de oerschepper kan de eindeloze hoeveelheid van Mijn ideeën fixeren' - zegt de Heer - en kan de levende intelligenties als het ware als enkelvoudige gedachten in de materiële verschijningsvorm van de steen vasthouden, ze langzamerhand vrijmaken en ze in hun volheid en heerlijkheid zichtbaar maken voor Mij, de Schepper, en voor degenen die uit Mij voortkomen, opdat de eindeloze volheid van Mijn ideeën niet als een geheel onveranderlijk beeld voor Mijn ogen zal zweven; want juist in deze materiële schepping sluit de Schepper zich van de te eindeloos vele ideeën af en voert ze door het vrij worden en oplossen van de materie weer als enkelvoudige gedachten ter beschouwing voor Zijn goddelijk oog.
Hoofdstuk 43: Indrukken van de materie op ziel en geest - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[14] Kijk, dat is het karakteristieke, dat uit elk ding of elke zaak in de levende ziel van de mens naar binnen straalt en deze karakteristieke trekken zijn afkomstig van de levende intelligente krachten die in de materie worden vastgehouden.
Hoofdstuk 43: Indrukken van de materie op ziel en geest - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[8] Hieruit volgt echter dat alles wat op de menselijke ziel een of andere indruk maakt, niet dood, maar in zekere mate intelligent levend moet zijn om in de levende ziel zijn even vitale intelligentiespecificum op te kunnen wekken en het als iets, wat aan hem gelijk is, voor de ogen van de ziel te plaatsen om het te beschouwen. Deze voorstelling is dan de boven aangeduide indruk, die een ding of een zaak op de mens gemaakt heeft. Hieruit volgt echter nog - wat al enige betere natuuronderzoekers vermoed hebben - dat er in de zichtbare wereld nergens een dood bestaat; maar dat, wat de kortzichtige mens dood noemt, alleen maar een overgang is van een minder intelligente vorm naar een hogere waar al meer intelligenties met elkaar verenigd Zijn.
Hoofdstuk 43: Indrukken van de materie op ziel en geest - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[9] Stellig maken zich bij het zien van steenmassa's verschillende gevoelens van de mens meester. Ja, de stenen zijn dood' - zegt men; 'Hoe kunnen ze dan in de levende ziel een gevoel oproepen? Zouden dode beelden in de ziel gelijke levende beelden kunnen oproepen?' Zo'n bewering of vermoeden zou zeker nog heel wat dommer zijn dan wanneer iemand zou willen beweren dat, als men zaadkorrels boven een in rust zijnd wateroppervlak zou houden, waarin de zaden zich weerspiegelden, deze weerspiegelde zaadkorrels in het water zouden gaan kiemen en waarschijnlijk hun wortels in de lucht zouden doen groeien en vruchten onder de waterspiegel zouden laten rijpen. Maar dat zou nog niet eens zo dwaas zijn; want dan zou het voorwerp dat in het water weerspiegelt, niet dood zijn, en zou men eerder kunnen vermoeden dat het in staat was door zijn spiegelbeeld in het water iets levends, dat op hem leek, tevoorschijn te roepen, dan dat een volkomen dood object in staat zou zijn in de levende ziel een levende voorstelling op te roepen.
Hoofdstuk 43: Indrukken van de materie op ziel en geest - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[15] Dit karakteristieke openbaart de vrije intelligentie, waardoor elk ding op zijn manier zich van een of meer vermogens en bekwaamheden als het ware bewust is. Naast deze karakteristieke kenmerken openbaart zich ook een noodzaak, zoals bijvoorbeeld dat een steen vast moet zijn, een plant in een of andere vorm moet groeien en vrucht dragen, evenals een dier dàt moet zijn en moet doen waartoe hij bestemd is. Deze noodzaak ligt niet in de materie maar is het werk van de volkomen geesten, aan wie deze taak is opgedragen.
Hoofdstuk 43: Indrukken van de materie op ziel en geest - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[16] Hoe de geesten in deze regio echter hun werk verrichten, zullen we in het volgende toelichten.
Hoofdstuk 43: Indrukken van de materie op ziel en geest - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[1] Men weet, hoe op bepaalde tijden tuinlieden en boeren het zaad in de aarde strooien en dat al gauw daarna elk in de aarde gestrooid zaadkorreltje begint op te zwellen, eindelijk openspringt op de plaats waar de kiem zit en een klein witgroen puntje uit het zaadje tevoorschijn komt. Dat is de kiem. Bijna zichtbaar groeit deze kiem heel teer verder en verder omhoog en daar, waar eerst alleen maar een puntje te zien was, ontvouwen zich nu al twee, drie en meer bladeren en steeds meer dijt het gewas uit, wint aan stevigheid en kracht en weldra ziet men al bloemknoppen. Van uur tot uur worden ze voller, springen eindelijk open, ontvouwen zich, de bloem komt te voorschijn en in haar kelk zit al de nieuwe vrucht, als een jonge bij in haar cel, die eerst als een zuigeling gevoed wordt door de heerlijke geuren van de bloem. Is de nieuwe vrucht door deze hemelse kost sterk genoeg geworden, dan ontvangt ze haar voedsel uit de stam en haar leven van het licht.
Hoofdstuk 44: Geesten als opzichters in de natuur - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[3] De zaadkorrel zelf heeft net zo min kracht om voedsel voor zichzelf te zoeken als een pasgeboren kind dat heeft, ja zelfs minder dan een kind in het moederlichaam, als er geen geesten waren die de zieleintelligentie specifica dié richting gaven, waardoor deze specifica zich juist naar dat bepaalde punt moeten begeven, waar hun speciale werkterrein ligt.
Hoofdstuk 44: Geesten als opzichters in de natuur - Jakob Lorber - Aarde en Maan
...  1397 - 1398 - 1399 - 1400 - 1401 - 1402 - 1403 - 1404 - 1405 - 1406 - 1407 - 1408 - 1409 - 1410 - 1411 - 1412 - 1413 - 1414 - 1415 - 1416 - 1417 - 1418 - 1419 - 1420 - 1421 - 1422  ...