Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3934 resultaten - Pagina 143 van 263

...  131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156  ...
[15] En zie, toen Adam dat uit het diepst van zijn hart in Mijn aanwezigheid had gezegd, vielen allen weer op hun knieën en aanbaden Mij in hun voor mensen onuitsprekelijke liefde; Ik kwam echter dichter bij hen en liet ze, nadat zij hun liefde voldoende geuit hadden, opstaan en hun ogen en oren openen en Mijn woord duidelijk horen.
Hoofdstuk 46: Over het komen van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] En pas toen dat gebeurd was, richtte Ik het volgende woord tot hun harten, dat zintuiglijk of natuurlijk aldus luidde:
Hoofdstuk 46: Over het komen van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Nadat de echtgenoot dat gezegd zou hebben, zou hij zijn vrouw verlaten. En als dan de vrouw een dergelijke heilige ernst zou bemerken, zou zij zich op de grond werpen en beginnen te huilen en te weeklagen over haarzelf en haar onvergeeflijke ongehoorzaamheid tegenover haar echtgenoots heilige kracht uit God en zij zou zich van treurigheid in het stof van de aarde wentelen. Daar de echtgenoot nu de grote ernst van het berouw van de vrouw zag, zou hij bij zichzelf zeggen: 'Zij heeft een geweldig berouw over haar zonde en weet zich geen raad en weet niet wat ze moet doen tegenover mijn gestrengheid die een bescherming vormt voor de heilige, vanuit God bij mij horende kracht, en haar gejammer doet de stem van mijn afgezant verstommen. Daarom zal ik het harde woord in mijn hart breken en mij alleen door mijn zeer toegevende liefde laten leiden en vóór de tijd naar haar toegaan en haar troosten en ik wil haar aanraken en haar tranen drogen en haar weer als mijn vrouw aannemen!'
Hoofdstuk 46: Over het komen van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[21] En Ik zal voor de derde maal verschillende keren komen, zoals nu ongeteld tot jullie, nu eens zichtbaar, dan weer onzichtbaar in het woord van de geest om Mijn weg voor te bereiden. En Ik zal als de nood hoog is, voor de vierde maal in een stoffelijk lichaam komen, in de grote tijd der tijden. En Ik zal meteen daarop voor de vijfde maal komen in de geest van liefde en wijding voor allen. En Ik zal voor de zesde maal innerlijk komen tot een ieder, die een waar en ernstig verlangen naar Mij in zijn hart zal dragen en Ik zal een Leider zijn voor diegenen die zich vol liefde in hun geloof door Mij naar het eeuwige leven laten trekken. Maar Ik zal dan ook ver van de wereld zijn; maar wie opgenomen zal worden, die zal leven en Mijn rijk zal voor eeuwig met hem zijn.
Hoofdstuk 46: Over het komen van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] En toen Henoch dat had gehoord, zie, pas toen begon hij na een innerlijke, stille aanroep van Mijn genade en erbarmen het volgende te zeggen en sprak:
Hoofdstuk 47: Over de grootheid en diepgang van Gods woord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] O vaderen, wat betekent ons hoogste woord tegenover Zijn kleinste, dat voor de eeuwige macht van die heilige liefde toereikend is om met een onmetelijk aantal grote en kleine dingen de oneindige, eeuwige ruimte van Zijn wil te vullen, terwijl ons hoogste woord niet eens in staat is om het kleinste zonnestofje uit zijn voor hem bestemde orde weg te blazen!
Hoofdstuk 47: Over de grootheid en diepgang van Gods woord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Bedenk, het was God, die daar stond als een machtige, eeuwige Geest en Zelf belangrijke woorden tot ons sprak, en wij begrijpen die niet en zullen ze in der eeuwigheid niet volledig begrijpen; want daar niets door zichzelf bestaat, hoe zou het dan mogelijk zijn om het eeuwige, oneindige wezen van God te beseffen en de eeuwige geest van één woord uit Gods mond te begrijpen, omdat wij allen immers heel goed weten, hoeveel woorden de eeuwige Liefde en Wijsheid nodig had om ons en heel het onmetelijke heelal rondom ons, dat voor ons even volkomen als onbegrijpelijk is, tevoorschijn te roepen!
Hoofdstuk 47: Over de grootheid en diepgang van Gods woord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[18] En omdat het zo is, wat zeggen wij dan over de aarde zelf en over al de talloze sterren en alles wat zich op de aarde bevindt en wat er wel allemaal in de grote sterren aanwezig is?! En wat zouden wij over onszelf kunnen zeggen, nu en in onze staat als allereerste wezens?! En toch is dit alles slechts een eenvoudig woord uit de mond van God!
Hoofdstuk 47: Over de grootheid en diepgang van Gods woord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] Want als het lichaam wil rusten, moet de ziel vrede hebben; anders rust het lichaam slecht en kan de geest zich intussen niet in de zelfbeschouwing en gelijkwording met zijn oervorm in God oefenen. Zoals de slaap als rust voor het lichaam een weldaad van God door de natuur is, zo is de vrede van de ziel die innerlijke, stille warmte van de eeuwige liefde waaruit de geest dan die stof zal bereiden, waarmee hij zich volledig zal ontwikkelen om daardoor te eniger tijd wederom een goed vat ter opname van de liefde en zodoende van het leven vanuit God te worden.
Hoofdstuk 48: Over de goddelijke zegen op aarde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] En toen Adam dit oprechte gebed had beëindigd, zie, toen wendde hij zich tot de nog zachtjes biddende Henoch en zei: "Henoch, kijk, ik heb nu hardop voor God en voor jou gebeden en ik heb een grote kracht verkregen, zodat ik in staat zal zijn jullie allen waardig en doeltreffend te zegenen; dus valt mijn eerste zegen op jou! - En daar je nu gezegend bent, sta op en zeg ook jouw gebed hardop voor God en voor mij, opdat wij, ik en jouw moeder, naar waarde geschat en met bijzondere vroomheid door jouw zachte morgenrood in je met liefde vervulde hart gesticht mogen worden. Jij hebt mijn gebed gehoord, waarin ik mijn menselijke en vaderlijke hartewens uit de innerlijke diepte van mijn hart getrouw bij de Heer naar voren bracht; maar aangezien jij niet als een vader kunt bidden, maar als een zoon, laat daarom de stem van de kinderlijke liefde van je hart luid opklinken! Amen."
Hoofdstuk 49: Adams en Henochs ochtendgebed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] En Kenan nam het woord en zei: "0 vader Adam, zie, tot nu toe was ik een ziener en moest iedere dag voorafgaand aan de sabbat mijn en jouw visioenen en de waarnemingen aan het firmament in het begin van de nacht en ook die op de aarde aan je vertellen en uitleggen, opdat jij die dan zegende en aan je kinderen doorgaf!
Hoofdstuk 55: Kenans belijdenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Toen Henoch zijn korte toespraak had uitgesproken, zie, toen sprong Seth van vreugde op, omarmde Henoch en zei: "O vader Adam, wat is het woord van de liefde toch kort op het lichte pad van haar wijsheid en toch zo duidelijk, krachtig, vol leven en doeltreffend.
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] En Henoch deed meteen wat Adam wenste, maar zei: "O vader Adam, kijk, omdat je me toestaat op de steen van Seth uit te rusten, kan ik dat wel doen, omdat jouw woord hoger staat dan het woord van al de overige vaderen; maar indien ik zonder jouw verlof daarop was gaan zitten, zie, dan was ik' zeer vermetel geweest en zou ik het zeker verdiend hebben door Seth en al de andere vaderen met toornige blikken aangekeken te worden! 0 lieve vaderen, vergeef me dat ik dit durf te doen; want ik wil steeds gehoorzaam handelen ten opzichte van alle vaderen en er zal nooit iets door mij worden gedaan, dat ooit tot gevolg zou kunnen hebben dat ik jullie liefde niet waard ben! Amen."
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[20] O grote vader der vaderen der aarde! Daar beneden gaat het zodanig toe, dat geen menselijke tong de daar gepleegde gruwelen zou kunnen vertellen. Het onmenselijke doden van de arbeidende stomme slaven is toch nog het allerminst; want dat kan nog met een woord aangeduid worden. Maar er worden daar ook niet te benoemen gruwelen bedreven, - doch ik zou het nooit wagen zulke dingen aan u vertellen, opdat de hoogten daardoor niet ontheiligd zouden worden! Amen."
Hoofdstuk 58: Asmahaël, de vreemdeling - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[21] Toen Adam met zijn kinderen een dergelijk verhaal van de naamloze had gehoord, ontstelde hij in hoge mate en hij wilde reeds een vloek over de diepte uitspreken, maar de naamloze viel hem in de rede voor hij het Zware, grimmige woord uit kon spreken en zei:
Hoofdstuk 58: Asmahaël, de vreemdeling - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  131 - 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156  ...