Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1423 van 1490

...  1411 - 1412 - 1413 - 1414 - 1415 - 1416 - 1417 - 1418 - 1419 - 1420 - 1421 - 1422 - 1423 - 1424 - 1425 - 1426 - 1427 - 1428 - 1429 - 1430 - 1431 - 1432 - 1433 - 1434 - 1435 - 1436  ...
[17] Wat een verschrikkelijke onzin! Maar dat alles is hoofdzakelijk afkomstig van de weerprofeten, die zelfs voor een soort heksenmeesters worden gehouden en omdat ze daarvoor worden gehouden, vergeet de eenvoudige mens helemaal, dat het God is die het weer maakt en daarom vragen ze Hem ook niet om goed weer; de mens denkt nu dat 'het weer' zuiver het werk van heksen is en die moet men met antiheksmiddelen bewerken. Zo wordt de wig gedreven en de ene domheid volgt op de andere - maar gewoonlijk onder de leus: 'Omne ad majorem Dei gloriam' (Alles tot meerdere eer van God!). Maar voor deze eer bedank Ik: ze kan eens in de smaak zijn gevallen bij ijzeren, stenen en houten goden en misschien dient ze nu nog wel voor de houten, bronzen en hier en daar ook stenen meestal geverfde heiligenbeelden, maar Ik wil met zulke verheerlijking niets te maken hebben.
Hoofdstuk 68: Over bijgeloof 1 - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[20] En iets dergelijks zal nu, als het mogelijk zou zijn, weldra weer gebeuren. Want er zijn weer heksenvervolgingen die door de geestelijkheid worden geduld, maar weldra wordt Mij dit te bar! Men moet een volk wellicht maar geen duisternis geven; maar men geeft het duisternis! Ga er maar mee door! Maar Ik zal te rechter tijd Zelf voor de volkeren een licht aansteken, en die zullen deze duister verspreiders dan op de juiste wijze weten te bedanken.
Hoofdstuk 68: Over bijgeloof 1 - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[1] Nog een ander soort onbenullige voorspellingen bestaat hieruit, dat bijna alle mensen, vooral de rooms-katholieken, geloven in bepaalde geluks- of ongelukstekens en men vindt deze dwaze opvattingen vanaf de hoogste kringen tot aan de bezitter van het kleinste hutje.
Hoofdstuk 69: Over bijgeloof 2 - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[2] Zo'n geluks- of ongeluksteken is bijvoorbeeld de eerste persoon die je tegenkomt, als je het huis uitgaat. Komt men een man tegen, dan is dat een goed teken; komt men echter een onschuldig vrouwelijk individu tegen, dan is dat een ongunstig teken. Het geloof hieraan is bij sommigen zo diep geworteld, dat iemand die het ongeluk heeft 's morgens als eerste een arme vrouw te ontmoeten, haar begint te vervloeken - misschien niet altijd hardop, maar dan toch in zijn hart. Hoe vaak wordt daarbinnen niet gezegd; '0, vervloekt oud mens, loeder, beest!' en dergelijke loffelijke uitingen meer. Vooral jagers, als ze op jacht gaan, houden zo' n ontmoeting voor een slecht voorteken en als dergelijke jagers niet bang waren voor de rechtbank, dan zou zo'n onschuldig vrouwelijk wezen er zeker van kunnen zijn, dat zij het eerst met het kruit van de jager kennis zou maken. Deze dwaasheid, die al vaak de ergste gevolgen had, is ook een heidens overblijfsel en wordt geduld. Maar weinigen, de iets betere zielzorgers, laten als ze goed zijn gestemd, vanaf de kansel een paar woorden vallen over dit soort onzin, maar dat is lang niet voldoende om zo' n oud ingekankerd kwaad tot in de wortel uit te roeien.
Hoofdstuk 69: Over bijgeloof 2 - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[4] Die geesten voegen zich bij allerlei mensen, kleven zich aan hun vlees vast en komen met hun heidendom tot in de wortels van de ziel, waar deze met het lichaam verbonden is, waardoor de ziel dan tot dergelijke domme veronderstellingen komt.
Hoofdstuk 69: Over bijgeloof 2 - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[7] Een ander profetisch teken bestaat hierin, dat enkelen menen en soms vast geloven dat, als er een kat, haas of een ander onschuldig dier voor hen de weg oversteekt, ze dan in hetgeen ze ondernemen geen geluk zullen hebben. Wat kunnen deze diertjes nu voor invloed hebben op de goede of slechte afloop van datgene wat de mens wil ondernemen? Dat is al net zo als het voorgaande, van heidense oorsprong en heeft ook dezelfde oorsprong in de menselijke ziel, daarom moet men het zorgvuldig vermijden.
Hoofdstuk 69: Over bijgeloof 2 - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[11] Laat deze zaak maar rusten, het is duidelijk dat ze onbelangrijk is. Gelukkig maar, dat het lepelgieten meer als een spelletje, dan als werkelijk bijgeloof onder de mensen wordt beoefend.
Hoofdstuk 69: Over bijgeloof 2 - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[13] Naast deze manier om door kaartleggen de toekomst te voorspellen en andere geheime zaken aan het licht te brengen, heeft men de laatste tijd zelfs tot somnambulisme zijn toevlucht genomen.
Hoofdstuk 69: Over bijgeloof 2 - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[19] Iedereen moet er goed aan denken en jullie kunnen iedereen erop wijzen, dat het verkeerd is om ooit met wat voor middel dan ook, de toekomst te willen onthullen zolang de mens daar nog niet rijp voor is. Het is niet alleen voor elke ziel uiterst schadelijk, maar ook onzinnig en dom, omdat er nergens een van te voren bepaalde toekomst bestaat. Deze richt zich altijd naar de vrije wil van de mensen, die daarom op aarde leven, om hun vrije wil te ordenen. Volgens de ordening van de vrije wil van de mens op aarde wordt de toekomst bepaald. Hoe kan zo'n domoor, en bovendien nog iemand zonder geloof, andere zwakke mensen doen geloven wat er gebeuren zal?
Hoofdstuk 69: Over bijgeloof 2 - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[20] Ik heb toch elk mens een vrije geest gegeven, om wiens wedergeboorte elk mens zich moet bekommeren; als deze plaats vindt, dan zal ook de toekomst aan die mensen onthuld zijn. Zolang dat echter niet het geval is, bestaat er voor de mens eigenlijk nog geen toekomst. Waarom dan zo'n dom toekomstonderzoek? Zoek vóór alles het rijk van God, al het andere zal vanzelf toegevoegd worden!
Hoofdstuk 69: Over bijgeloof 2 - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[14] Als een magnetiseur bij deze behandelingswijze de somnambule wil helpen, moet hij haar geen vragen stellen uit eigenbelang, maar alleen datgene noteren, wat de somnambule vrijwillig zegt en hij moet haar niet tot praten dwingen, want dat is voor de somnambule heel nadelig. De magnetiseur moet heel geduldig afwachten totdat de somnambule zelf gaat spreken; dan zal ze wel zoveel zeggen als nodig is. Een vraag moet men alleen dan stellen, wanneer de somnambule zich over iets heeft uitgesproken dat te onduidelijk was of slecht te horen. Over het algemeen kan deze wijze van genezen door handoplegging alleen maar van gelovigen op gelovigen overgebracht worden. Als er echter een of andere ingebeelde dwaas van een arts zonder religie of geloof alleen maar door een kunstige manipulatie een of ander zwak vrouwelijk wezen in een magnetische slaap brengt om van haar bepaalde dingen te ervaren of om bepaalde wetenschappelijke proeven met haar te doen of ook wel voor geld haar door andere mensen te laten aangapen en ondervragen, dan is zo' n magnetiseur een duivel in menselijke vermomming en voor de somnambule zou het even goed, zo niet beter zijn, dat ze door een werkelijke duivel bezeten was dan dat ze zich liet magnetiseren door zo'n ongelovige eer - en gewetenloze magnetiseur.
Hoofdstuk 69: Over bijgeloof 2 - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[4] Heeft de mens in zijn hart deze heel eenvoudige eis vervuld, dan heeft hij Gods rijk al gevonden. Om het verdere en overige hoeft de mens zich dan niet meer te bekommeren; dat wordt hem erbij gegeven als hij het een of ander nodig heeft.
Hoofdstuk 70: Het Godsrijk en de wedergeboorte - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[7] Het spreekt vanzelf dat geen mens, zolang hij in het vlees leeft, ook al was hij honderd keer wedergeboren, deze voordelen eigenmachtig in de hand kan hebben, maar alleen dan, als hij het een of ander werkelijk in ernst nodig heeft.
Hoofdstuk 70: Het Godsrijk en de wedergeboorte - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[1] Veel mensen zeggen: 'Het zou wel goed zijn naar het Godsrijk te zoeken, als het op een of andere manier gemakkelijker en met meer succes te vinden zou zijn en als er ergens in een kerk of andere christelijke gemeente een werkelijk rechte weg naar het rijk van God zou zijn aan te treffen.' Maar Rome zegt: 'Ik ben de enige rechte weg!', en dat zegt ook elke andere kerk van zichzelf. Gaat men echter langs één van deze wegen, die naar het Godsrijk moeten voeren, dan vindt men alles, behalve het beloofde rijk van God, tenminste niet zoals het zich zou moeten manifesteren bij elk mens die het in ernst gevonden zou hebben. Daarop zeg Ik echter: Wie zo spreekt, heeft niet helemaal ongelijk, want als iemand een zaak, al is die nog zo kostbaar, te lang zoekt en haar toch niet vindt, dan geeft hij mettertijd het zoeken en ook de kostbare zaak op. Wiens schuld is dat echter? Die van de zoekende zelf, wanneer hij het rijk van God niet dáár zoekt waar het te vinden is en niet in datgene waarin het te vinden is.
Hoofdstuk 70: Het Godsrijk en de wedergeboorte - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[8] Iedereen zal wel inzien dat Ik niemand voor de grap Mijn genade zal geven; want de wedergeborene, ook al had hij het rijk al tienmaal gevonden, moet net zo goed als ieder ander tot Mij komen als hij iets wil hebben, evenals Ikzelf, toen Ik in het vlees op aarde was, niet kon en mocht doen wat Ik wilde maar alleen wat Diegene wilde, die Mij had gezonden. Deze was wel in Mij, zoals Ik in Hem; maar het was de Geest van God als Vader in eeuwigheid. Ik echter was en ben diens ziel. Deze bezit wel haar eigen kennis en bekwaamheid als zijnde de hoogste ziel en de meest voleindigde ziel van alle zielen, maar toch mocht deze ziel niet doen wat ze wilde, maar alleen dat, wat degene wilde van Wie ze was uitgegaan. Al wilde de ziel ook de laatste bittere kelk terzijde schuiven, dan toch wilde Hij, die in Mij was, dat niet; daarom deed Mijn ziel ook datgene wat Hij wilde, die in Mij was.
Hoofdstuk 70: Het Godsrijk en de wedergeboorte - Jakob Lorber - Aarde en Maan
...  1411 - 1412 - 1413 - 1414 - 1415 - 1416 - 1417 - 1418 - 1419 - 1420 - 1421 - 1422 - 1423 - 1424 - 1425 - 1426 - 1427 - 1428 - 1429 - 1430 - 1431 - 1432 - 1433 - 1434 - 1435 - 1436  ...