15542 resultaten - Pagina 144 van 1037
... 132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 ...
[2] Onder de dertig bekeerde Farizeeën bevond zich ook een DOKTER, die er verstand van had of een lichaam helemaal dood was of niet. Deze trad naderbij en zei: "Ik kom niet naar voren omdat ik ook maar de geringste twijfel aan de dood van deze verdronken mensen zou hebben maar om, als ter zake kundige, Jullie door mijn onderzoek het overtuigende bewijs te geven dat deze negen helemaal dood zijn." Toen betastte hij de negen, keek naar hun ogen en naar de Hippocratische neuzen, die een zeker teken zijn van de volledige dood en het algehele uitgeblust zijn van alle fysieke levensgeesten.Hoofdstuk 3: De Heer en de negen verdronken mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Na een nauwgezet onderzoek sprak de dokter luid zijn oordeel uit, daarin gesteund door het overeenkomstige getuigenis van allen die zijn conclusie juist en geldig en waar bevonden, en hij voegde daar nog aan toe: "Niet nu, maar reeds gisteren, een uur nadat zij in het water terechtkwamen, waren zij al net zo volkomen dood als zij nu zijn! Te oordelen naar de neus en de geur is de ontbinding al ingetreden. Geen menselijke kennis, kracht en macht roept deze negen mensen meer in het leven terug! Dat kan Hij alleen maar, die op de jongste dag alle doden uit de graven weer in het leven terug zal roepen !"
Hoofdstuk 3: De Heer en de negen verdronken mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Toen hoorden velen een STEM, die klonk als het rollen van vele donderslagen: "Ik heb hen door Jou, Mijn geliefde Zoon, verheerlijkt, want Jij bent het, aan wie Ik een waar welbehagen heb! Naar Jou moeten de mensen luisteren!"
Hoofdstuk 3: De Heer en de negen verdronken mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Maar laten we nu overgaan tot datgene, wat Ik voor jullie wil doen om het voor ieder van jullie duidelijk te maken dat alleen Ik waarlijk degene ben die zou komen volgens de voorspelling van alle profeten tot en met Simeon, Anna, Zacharias en Johannes, die door Herodes werd onthoofd! Kijk, deze negen zullen allemaal volkomen levend worden en naar huis, naar hun familie gaan! Zodra zij helemaal versterkt zullen ontwaken, mogen jullie ze echter niet ophouden, maar je moet hen meteen laten gaan. En pas wanneer Ik deze omgeving heb verlaten, kan iemand van jullie hun eventueel vertellen wat er hier met hen is gebeurd!"
Hoofdstuk 4: Voorbereidingen voor de opwekking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] De PERZEN zeggen: "Dat denken wij ook! Want wat alleen de macht van de goddelijke wil mogelijk is, is geen mens, die zelf slechts een schepsel is, mogelijk tenzij Gods wil met en door de menselijke wil werkt. Dat is onze mening en wij geloven daarmee niet op de verkeerde weg te zijn. -Maar nu gaat iedereen naar het water en daarom zullen wij nu ook aan boord van onze vaartuigen gaan, want bij deze gelegenheid zal beslist weer veel wonderbaarlijks gebeuren en daar moeten we bij zijn.
Hoofdstuk 6: De hebzucht van Judas. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Judas Iskariot zoekt echter zijn eigen vermaak en gaat helemaal alleen naar de geheel verwoeste stad om te onderzoeken hoe het er daar uitziet. Eertijds had hij immers horen vertellen dat de rijke Grieken daar enige straten met goud en zilver hadden willen plaveien. En hij had begrepen dat de rijken daar al uitgebreid mee begonnen zouden zijn. Hij sloop daarom naar de plaats van de brand om daar te gaan vissen naar goud, zilver en andere kostbaarheden zonder eigenaar.
Hoofdstuk 6: De hebzucht van Judas. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Vervolgens zeg IK tegen de vele omstanders: "Dit werk is nu ook klaar! Laten wij deze plaats thans verlaten en aan de tafels gaan, waarop reeds een goed klaargemaakte ochtendmaaltijd op ons wacht! .Want als WIJ hier zouden blijven, zouden wij de opnieuw ontwaakten maar in de war brengen en zij zouden denken dat er iets buitengewoons met hen aan de hand was. Als zij echter niemand in hun omgeving zien, zal het hun voorkomen alsof zij door de storm van gisteren helemaal verdoofd en uitgeput op deze heuvel zijn ingeslapen en nu op de ochtend van deze eerstvolgende dag na de sabbat van gisteren weer uit de diepe slaap zijn ontwaakt! Dan zullen zij, zonder zich ook maar om ons te bekommeren, rustig opstaan en naar huis gaan, waar zij natuurlijk met buitengewone blijdschap ontvangen en gesterkt zullen worden."
Hoofdstuk 4: Voorbereidingen voor de opwekking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Vooral Mijn JARAH is deze keer in een goede bui en zegt: "Ik weet werkelijk niet hoe het komt dat ik vandaag zo opgewekt ben. Maar iets valt mij wel op en dat is dat alle anderen niet net zo opgewekt zijn als ik! Ik ben weliswaar een meisje en daarom zou ik het meest geplaagd moeten worden door nieuwsgierigheid, -maar hier is het juist andersom! De mannen zitten steeds te kijken of de negen mensen al ontwaakt zijn. Ik heb nog helemaal met gekeken, maar ik heb ze toch al weg zien gaan, de een na de ander, -en de mannen en heren en koningen kijken nog steeds in die richting en zitten zich af te vragen of ze wel weer levend geworden zouden zijn? O, al een klein half uur geleden! Meteen toen wij bij de tafels kwamen, begonnen de negen mensen zich te bewegen, en zij kwamen de een na de ander overeind, wreven zich de slaap uit de ogen en gingen toen weg. Ik kon dat duidelijk zien, ondanks de bomen die ons wat afschermen van die plaats, omdat ik klein ben en gemakkelijk onder de ken door kijk. Jullie zijn echter groot en de takken van de bomen ontnamen Jullie het zicht op het wonder van de macht van de goddelijke wil. Nu is het echter al te laat. Al zouden jullie er heen gaan, dan zouden jullie niets anders vinden. dan hooguit de plaatsen waar ze gelegen hebben. Ook diegenen, die de Heer gisteren direkt na de storm heeft opgewekt, zijn met de negen anderen naar huls gegaan."
Hoofdstuk 5: De twijfel van Cornelius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Toen onze goudvisser echter haastig weer naar het huis van Marcus ging, trof hij daar natuurlijk niemand aan behalve de vrouwen de dochters van Marcus. Daar had hij weinig aan, omdat zij de handen vol hadden aan het klaarmaken van het middagmaal en geen tijd voor hem hadden. Bovendien geloofden zij allen reeds te vast in Mij en waren daarom helemaal niet in de stemming om de wat brutale vragen van Judas Iskariot te beantwoorden. Ook stond deze leerling beslist niet zo erg bij hen in de gunst, omdat hij zich gedurende die paar dagen reeds meermalen zelfvoldaan en onuitstaanbaar had gedragen.
Hoofdstuk 6: De hebzucht van Judas. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Omdat de achtergebleven leerling nu van verveling niet wist wat hij doen zou, ging hij naar de tenten van Ouran om te zien of daar soms ook iedereen was weggegaan en of er soms niet een paar overtollige goud of zilverstukken te vinden zouden zijn die iemand had laten slingeren! Maar ook daar ving hij bot, want Ouran had in iedere tent drie bewakers achtergelaten, die bij afwezigheid van hun meester niet erg toeschietelijk waren. Hij verliet dan ook zeer geërgerd de tenten en zocht een schaduwrijke boom op, waaronder hij ging liggen en heel behaaglijk insliep.
Hoofdstuk 6: De hebzucht van Judas. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Wij deden intussen een echte reuzenvangst van uitmuntende vissen, en helemaal in volle zee werden ook de ronddrijvende, geheel naakte lijken gevonden van twee vrouwen, die nadat zij in handen van zeerovers waren gevallen, door hen van hun gehele bezit waren beroofd en levend in het water waren geworpen. Beiden, meisjes van negentien en eenentwintig jaar, zeer welgevormd, waren dochters van welgestelde mensen uit Kapérnaum: Zij wilden naar Gardara reizen en gingen vol vertrouwen over zee. Hun schip en hun bemanning waren volledig betrouwbaar.Maar midden op zee ontmoetten zij een Griekse kaper, die het schip roofde. De vier schippers en de beide meisjes verloren het leven. De vier schippers werden gedood en vervolgens in zee gegooid. Tegenover de beide meisjes waren de zeerovers iets humaner, zij kleedden beiden naakt uit, verkrachtten hen en wierpen ze toen pas in zee. De misdadigers zijn vandaag nog voor het aanbreken van de dag door de arm der gerechtigheid en van het gerecht opgepakt, en deze duivels zullen hun zware straf niet ontgaan.
Hoofdstuk 7: De ontrouwe dienaar van Helena. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Thomas kwam gauw naar Judas Iskariot toe en vroeg hem een beetje ironisch hoe zijn vistocht dan wel uitgevallen was? Judas Iskariot bromde wat in zijn volle baard, maar durfde met Thomas geen twistgesprek aan te gaan, want hij herinnerde zich dat juist Thomas hem tevoren had gewaarschuwd om niet naar de stad te gaan om goud te zoeken, en dat hij dus wist hoe het hem daar vergaan was! Daarom zweeg Judas Iskariot. Ik gaf Thomas echter een wenk om de goudzoeker niet verder in het nauw te drijven, omdat dat weinig goeds zou opleveren.
Hoofdstuk 7: De ontrouwe dienaar van Helena. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Intussen deed een DIENAAR van Ouran op kosten van Judas een greep in de geldbuidel van Helena, stal dertig zilvergroschen en liep toen hard naar onze tafel en riep: "Een dief, een dief! Toen het geëerde gezelschap op zee genoot van de visvangst en niemand hier was behalve de Romeinse soldaten die om de berg gelegerd zijn en hun oefeningen houden, moest ik voor mijn behoeft~ uit de grote tent. Op dat ogenblik sloop een leerling van de grote profeet, die u terecht uw meester noemt, de tent binnen en ontvreemdde, nog voor Ik in de tent terugkwam, dertig zilvergroschen uit de geldbuidel van de prinses!
Hoofdstuk 7: De ontrouwe dienaar van Helena. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] HELENA zegt: "Heel goed, heel goed en best, wij zullen de zaak later nog nader onderzoeken en de dader van het kwaad opsporen, die dan de gerechte straf niet zal ontlopen! Misschien is het echter ook mogelijk, dat je je bij het tellen de eerste of de tweede keer hebt vergist, en dan zou het niet netjes zijn een leerling van de goddelijke meester alleen maar te beschuldigen omdat hij uit pure verveling de tent heeft betreden. Daartoe had hij zelfs het recht, omdat niemand van ons een gebod heeft uitgevaardigd dat onze tenten door geen mens betreden mochten worden! Ga nu weer naar je plaats terug, ik zal direkt volgen en alles grondig onderzoeken!"
Hoofdstuk 7: De ontrouwe dienaar van Helena. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Daarop rustten allen en de aangelegenheid tussen Judas Iskariot en de bewaker van Ouran's schatten, die Ouran en Mathaël toch al erg onbelangrijk vonden, was afgedaan. Beiden hadden met Cornelius en Faustus heel belangrijke regeringszaken af te handelen, want voor Ouran begon de tijd te dringen omdat hij er al ernstig over dacht met de grote waarheid die hij gevonden had terug te keren naar het volk waarvan hij koning was, en het daarmee zo mogelijk gelukkig te maken. Hij wilde koning zijn van een verstandig en wijs volk en niet van pure mensenlarven en -machines, die zich gedragen als dieren zonder kennis en zonder wil.
Hoofdstuk 8: Uiterlijke rust en innerlijke activiteit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)