Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 144 van 728

...  132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157  ...
[4] Ik zeg jullie allen: Uiterst zacht is Mijn juk op jullie dienende schouders en buitengewoon licht de last die jullie moeten dragen. Wie deze last dragen zal, zal weinig moeite hebben. Wie hem echter niet zal dragen, zal het alleen aan zichzelf te wijten hebben als het hem slecht en bitter en jammerlijk zal vergaan. Bewijs elkaar over en weer echte liefde, dan zullen jullie op zachte en meer dan zachte kussens rusten! Als jullie echter liever stenen onder jullie hoofd willen hebben, dan mag je die ook hebben; maar laat dan niemand op de ochtend van het leven klagen dat zijn hoofd op de stenen gewond en pijnlijk is geworden!
Hoofdstuk 100: De leer van Mozes en de leer van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Ik zou de een of andere materie ook wel ogenblikkelijk kunnen maken, of zelfs een heelleger van werelden in een oogwenk kunnen scheppen; maar zo'n wereld zou nu juist daarom heel moeilijk enige duurzaamheid bezitten omdat deze door Mij van tevoren te weinig is gevoed om geheel rijp te worden. Als een groot idee voor het scheppen van een wereld bij Mij echter voldoende is gerijpt en gevoed door Mijn liefde en wijsheid, zal dit ook steeds meer aan intensiteit winnen en daardoor steeds duurzamer worden.
Hoofdstuk 102: Gedachten en hun verwezenlijking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Jullie zullen weliswaar zeggen: "'Als men iemand die in nood zit geld tegen rente uitleent, dan is dat toch ook een goede daad; de lener heeft zich daardoor uit de nood gered, is een rijk man geworden en kan dan immers heel gemakkelijk kapitaal en rente teruggeven! Want de geldschieter heeft toch het risico gelopen om zijn geld, in geval van een ongunstige speculatie, te verliezen! Maar als de lener er voordeel van genoten heeft dan kan toch geen God met al Zijn wijsheid er op tegen zijn als hij, de lener, aan de geldschieter het kapitaal inclusief de afgesproken rente terugbetaalt! Want de geldschieter is ten eerste ook een mens ten opzichte van wie een ander .dezelfde verplichtingen heeft als hij tegenover hem, en ten tweede kan het uitgeleende geld immers het hele bezit van de geldgever uitmaken, waarvan hij moet leven zoals de landman van zijn grond en bodem! .Als de geldgever zich echter het geleende geld, evenals de rente daarover, met terug laat betalen, waar moet hij dan van leven? Of heeft de lener ook maar in de verste verte het recht om te verlangen het geleende geld te houden, terwijl hij daarmee toch heel veel verdiend heeft en goed weten kan en moet dat het het enige bezit van de vriendelijke geldgever is?!
Hoofdstuk 98: Het geven van geldelijke hulp. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Als echter bij degene die geld kan uitlenen, een zeer arme man komt, van wie niet te verwachten is dat hij van een grotere geleende som gunstig en voordelig gebruik zou kunnen of willen maken, dan is wat Mij betreft geen mens verplicht aan zo'n arme het door hem gevraagde geld te lenen, omdat hij op deze wijze moedwillig zijn geld, zonder dat het iemand werkelijk tot nut is geweest, in zekere zin weggegooid zou hebben en die de geldlener slechts in een situatie gebracht zou hebben waardoor deze geneigd zou zijn zich aan allerlei overbodige uitspattingen over te geven, waar hij afhankelijk van zijn aard dan ook aan toe zou moeten geven. Zo'n handelwijze zou daarom met bijzonder goed, maar veel eerder, hoewel niet bepaald slecht, toch.erg dom te noemen zijn, -hetgeen noch Mijn liefde en nog minder Mijn wijsheid zou kunnen bevallen.
Hoofdstuk 98: Het geven van geldelijke hulp. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Mozes heeft weliswaar voor de toenmalige tijd een wet aan het Israëlitische volk gegeven voor de gehele huishouding en voor alle behoeften en noden van de mensheid; maar die heeft men al helemaal vervormd en ook als hij niet vervormd was zou hij niet meer bij Mijn leer passen. Want als men ploegt kan men met oogsten; als de gezaaide tarwe echter gerijpt is, neemt men maaiers in dienst en dan hebben de maaiers niets aan, een ploeg. Mozes heeft geploegd, de profeten hebben gezaaid en nu is de maai- en oogsttijd gekomen, waarin men Mozes met de ploeg in de hand niet meer kan gebruiken. Daarom zullen wij nu oogsten en alles in onze schuren brengen wat rijp is; maar na de oogst zal jullie de ploeg van Mozes weer in handen worden gegeven om de grond opnieuw los te maken en om opnieuw de zuiverste, hemelse tarwe in te zaaien, en er zullen wachters ontboden worden die goed zullen opletten dat er geen vijand komt en onkruid tussen de zuivere tarwe zaait!"
Hoofdstuk 100: De leer van Mozes en de leer van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] CYRENIUS zegt: "Heer, U, enige Waarachtige in eeuwigheid, niemand is aan U gelijk! Uw woorden zijn duidelijk, zij zijn waarheid en leven! Ik begin nu pas te leven en het komt mij voor alsof ik nu pas goed uit een heel diepe slaap ben gewekt. Zoals U, o Heer, nu hebt gesproken, kan alleen maar een God en geen mens spreken, omdat geen mens kan weten wat in hem is en wat hem tot leven wekt, en hoe hij het leven met vrucht moet ontwikkelen! Wij, o Heer, zijn nu rechtstreeks door U voor eeuwig goed verzorgd en bewaard; maar zij die na ons zullen komen, zullen ondanks alle dienstvaardigheid misschien wel veel te stellen krijgen met allerlei onkruid op Uw akker temidden van de heerlijkste tarwe! Wat mij betreft zal de hel het echter helemaal niet zo gemakkelijk hebben om haar onkruid uit te strooien op de akker die U ons nu hebt laten zien!
Hoofdstuk 101: Het onkruid tussen de tarwe. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (De Heer:) "IK zeg: "Niets gemakkelijker dan dat! Ik heb jullie al laten zien hoe ieder mens de weg van de wet moet volgen om tot vrijheid en zelfstandigheid van zijn bestaan en leven te komen. Als er echter een wet bestaat die de mens als van buiten af wordt gegeven, dan moet er toch ook een aandrang in de mens zijn om die wet liever met gemak en plezier te overtreden, ook al is het maar voor even, dan zich er heel streng aan te houden. Zo werden door Mij, voordat al het stoffelijke geschapen werd, geesten in het leven geroepen. Hoe dat plaats vond heb ik jullie al zo beschreven dat je het wel moest begrijpen; want zelf houden jullie tegenwoordig, als je iets tot stand brengt, nog geheel dezelfde volgorde aan.
Hoofdstuk 102: Gedachten en hun verwezenlijking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Daarna leerden de mensen weliswaar heel snel te denken en konden zij uit de som van hun gedachten snel een idee ontwikkelen dat vaak zelfs erg ingewikkeld was en meestal ook gerealiseerd werd; maar omdat het idee snel en niet degelijk ontwikkeld werd, was de realisatie ervan ook snel en niet degelijk. Het resultaat was daarom echter ook niet degelijk en de te geringe voorafgaande rijping van het idee maakte dat het erg vergankelijk was. Kortom, al het lichte blijft licht en al het zware blijft zwaar!"
Hoofdstuk 102: Gedachten en hun verwezenlijking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (De Heer:) "Toen Ik in het eerste begin de geesten als Mijn rijp geworden ideeën uit Mij naar buiten bracht en deze zodanig met Mijn kracht vervulde dat zij zelf begonnen te denken en te willen, moesten hun ook voorschriften gegeven worden volgens welke zij moesten denken, willen en tenslotte handelen. Samen met deze meegedeelde en gegeven regels moest echter ook de prikkel om zich niet aan deze regel te houden in deze eerste wezens gelegd worden, omdat zij anders nooit op een of andere wijze hun wil hadden kunnen gebruiken. De in hen gelegde prikkel veroorzaakte in hen pas een echt levensgevoel ten gevolge waarvan zij besluiten begonnen te nemen, te kiezen, vast te willen en te handelen.
Hoofdstuk 103: De ontwikkeling van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Het geestelijke kan echter ondanks alle nog zo harde en grove omhulling nooit zelf volkomen materie worden, maar leeft voort en bestaat in de materie, van welke aard die ook is. Als de materie erg hard is, dan is het geestelijke leven daarin ook erg aan banden gelegd en het kan zich niet op de een of andere wijze verder uiten en ontplooien als er van buiten af geen hulp wordt gegeven.
Hoofdstuk 103: De ontwikkeling van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Alles wat wereld en materie heet, is iets verkeerds dat altijd noodzakelijkerwijs tegen de ware, geestelijke orde van God ingaat, omdat het oorspronkelijk als een tegenwerkende prikkel daarin gelegd moest worden om de vrije wil op te wekken in het tot leven gewekte en als afzonderlijk wezen uit God naar buiten gebrachte, op de juiste wijze gevormde idee, en het is daarom te beschouwen als het echte onkruid op de enige ware en geestelijk zuivere levensakker.
Hoofdstuk 104: De zelfzucht als oorsprong van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Eerst krijg je allerlei gedachten; daaruit ontwikkel je dan ideeën en vormen. Als je eenmaal uit de gedachten en ideeën een bepaalde vorm hebt ontwikkeld, wordt deze door de wil om die te behouden, omhuld. Zodra dat gebeurd is, blijft deze vorm reeds onverwoestbaar geestelijk bestaan en het beeld ervan kun je oproepen, zovaak je dat maar wilt. Hoe langer je echter een op die wijze gevormd idee in jezelf al als een echt voorwerp bekijkt, des te meer voorliefde vat je op voor het gevormde en geestelijk belichaamde idee; er ontwaakt liefde in je voor deze geestelijke vorm. De liefde daarvoor neemt toe, een vuur brandt ervoor in je hart en door de levenswarmte en door het licht van de liefdesvlam wordt het idee, dat nu steeds vastere vormen aanneemt, gedetailleerder, completer, mooier en naarmate het completer wordt begin je er steeds meer nuttige toepassingen voor te zien en je voor te nemen het nu steeds verder ontwikkelde idee uiterlijk vorm te geven en toe te passen.
Hoofdstuk 102: Gedachten en hun verwezenlijking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Hoewel het onkruid oorspronkelijk een noodzakelijkheid is ter bevestiging van een volledig, vrij, geestelijk leven, moet het uiteindelijk echter toch door het vrij geschapen menselijk wezen als zodanig herkend en vrijwillig weggewerkt worden, omdat dit wezen daarmee onmogelijk kan voortbestaan. Het is wel een noodzakelijk middel om het doel te bereiken, maar kan nooit één worden met het doel.
Hoofdstuk 104: De zelfzucht als oorsprong van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Zo moet ook de prikkel tot het overtreden van het gebod aanwezig zijn; hij is een opwekker van het kenvermogen en van de vrije wil. Hij vervult de ziel met lust en vreugde zolang deze de prikkel heel goed voelt maar er niet aan gehoorzaamt, hem echter steeds juist met die vrije wil bestrijdt die door de prikkel in haar gewekt en van leven werd voorzien, en zo gebruikt de vrije ziel hem dan als middel, maar niet als doel in zichzelf.
Hoofdstuk 104: De zelfzucht als oorsprong van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] De leren zak is toch ook nooit de wijn zelf, maar slechts een voorwerp om de wijn in te bewaren. Wie zal echter zo dom zijn om vanwege de verlokkende geur meteen in de zak te bijten en deze te beschadigen, terwijl hij toch kan weten dat hij de zak slechts op de juiste plaats behoeft te openen om de pure wijn eruit te krijgen?
Hoofdstuk 104: De zelfzucht als oorsprong van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  132 - 133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157  ...