Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1440 van 1490

...  1428 - 1429 - 1430 - 1431 - 1432 - 1433 - 1434 - 1435 - 1436 - 1437 - 1438 - 1439 - 1440 - 1441 - 1442 - 1443 - 1444 - 1445 - 1446 - 1447 - 1448 - 1449 - 1450 - 1451 - 1452 - 1453  ...
[5] Tegelijk met deze vraag komt ook de andere vraag naar de zin en het nut van al het geschapene naar voren, evenals de vraag naar het doel waarnaar al het geschapene streeft. Op deze elementaire vragen geeft het gezamenlijk werk van Lorber, dat een religieusgeestelijke levensleer zonder leemten aanbiedt, vanaf de oorsprong der schepping tot aan haar voltooiing, een overtuigend antwoord. De basis van deze scheppingsleer vormt het 'Grote Evangelie van Johannes', dat uitelf delen bestaat, waarin de allesomvattende licht en levensleer van Jezus Christus is vastgelegd. Lorber ontving echter ook (naast andere grote werken met religieuze inhoud) enkele kleinere werken over het natuurgebeuren. In dit boek zijn stukken opgenomen uit 'Himmelsgaben’, 'Die Fliege', 'Der Grossglockner' en 'Naturzeugnisse'.
Hoofdstuk 1: Inleiding - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[3] Zou je deze diertjes met je ogen willen zien, dan zou je zo'n punt triljoenen malen moeten kunnen vergroten, wat je echter niets zou opleveren, omdat het oog van een sterveling daar de dingen nooit in waarheid kan zien, maar alleen het oog van de geest.
Hoofdstuk 2: De ontwikkeling uit het oerleven van de dierenwereld en de parelmossel - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[4] Deze diertjes*(* Men kan ze aanduiden als 'atoomdiertjes') ontstaan door het samenvloeien van zonnestralen, die elkaar overal in de onmetelijke scheppingsruimte ontmoeten.
Hoofdstuk 2: De ontwikkeling uit het oerleven van de dierenwereld en de parelmossel - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[5] Daardoor wordt het ook begrijpelijk waartoe het vele licht dient, dat van de zon uitstroomt in de wijde, leeg lijkende ruimte. Deze eerste diertjes zijn kogelvormig, hun oppervlakte is zeer glad en hun voeding is de essentie van het licht. Hun levensduur is een triljoenste deel van een seconde*
Hoofdstuk 2: De ontwikkeling uit het oerleven van de dierenwereld en de parelmossel - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[6] (* De Japans natuurkundige Hedeki Yukawa kreeg in 1952 de Nobelprijs. Deze grote onderscheiding kreeg hij voor onderzoek van de atomaire meson en hij ontdekte dat de levensduur een triljoenste deel van een seconde was.), waarna zij -na hun dood -zich tot triljoenen verenigend -een tweede klasse gaan vormen. Wat betreft de grootte onderscheidt deze zich niet veel van die van de eerste klasse, maar het leven wordt al geconcentreerder en ondervindt al een behoefte tot verzadiging: ze zijn dan ook van overeenkomstige opname organen voorzien. Deze dierklasse kan men monaden noemen. De levensruimte van deze diersoort is die sfeer 1 waar de planeten om de zon cirkelen. Hun levensduur bedraagt het duizend biljoenste deel van een seconde.**
Hoofdstuk 2: De ontwikkeling uit het oerleven van de dierenwereld en de parelmossel - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[9] Deze vallen dan als zachtere of ook wel steen vaste meteorieten op de aarde neer.
Hoofdstuk 2: De ontwikkeling uit het oerleven van de dierenwereld en de parelmossel - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[10] De nu vrij geworden diertjes( -zielen) verzamelen zich dan op de spiegelgladde oppervlakte van de zogenaamde schapenwolken. Bij deze wezens vindt dan weer een soortgelijke verwekking plaats. Is dit tot op een bepaald punt steeds doorgegaan, dan worden ze krachtens h un levenloze vrijgeworden levensomhulsels al maar zwaarder en zinken dan onder de oppervlakte van de luchtzee naar beneden. Daardoor heeft er weer een bepaalde gemeenschap van deze diertjes met het in de lucht geconcentreerde, warmte bevattende licht plaats; deze warmte is de zogenaamde elektrische stof of elektrisch vuur .
Hoofdstuk 2: De ontwikkeling uit het oerleven van de dierenwereld en de parelmossel - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[11] Hierdoor is nu een meer volkomen, zeer levendige nieuwe klasse gevormd en deze vult de atmosfeer al als dichtere wolken vormen. Als dan tijdelijk -al naar gelang van de meer of minder intensieve uitstraling van het zonnelicht –deze wolken dankzij hun krachtiger potentie tot een grote massa zijn aangegroeid, dan ontstaat er opnieuw een klasse.
Hoofdstuk 2: De ontwikkeling uit het oerleven van de dierenwereld en de parelmossel - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[15] Na verloop van enige tijd vertonen zich in zo'n druppel reeds duizenderlei diersoorten, die wat betreft hun vorm en gedrag essentieel verschillend zijn. Denk niet dat deze diertjes tegelijkertijd ontstaan, maar er komt steeds door vereniging de ene klasse uit een andere voort; met meer volkomen instrumenten zou je in de bouw van een hogere klasse duidelijk talloze vormen van een lagere klasse ontdekken. Want er zijn twee manieren van voortbrenging, namelijk die met zijnsgelijken en die met een hogere klasse. Dit gaat als volgt in zijn werk:
Hoofdstuk 2: De ontwikkeling uit het oerleven van de dierenwereld en de parelmossel - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[16] Een hogere diersoort verslindt een onnoemelijk aantal uit een lagere klasse: daardoor wordt uit de substantie van de lagere soort en door de individuele aard van de hogere soort een aan de laatste gelijke klasse voortgebracht. Wat betreft de vele daardoor vrijgekomen geestelijke krachten in zulk een hogere soort, deze vormen, zich weer verenigend, steeds weer een nog hogere klasse, welke handeling echter voor het stoffelijk oog nooit zichtbaar kan worden, omdat zij geestelijk is.
Hoofdstuk 2: De ontwikkeling uit het oerleven van de dierenwereld en de parelmossel - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[5] Er zijn in de zee zoveel diersoorten, dat men zich zou kunnen afvragen op welke manier deze allemaal tot de trap van de duif kunnen komen. Maar van de poliep zijn er zeer veel verschillende soorten en voor elke diersoort in het water vindt men overeenkomstige poliepen. En deze poliepen zijn doorgaans niet, zoals natuuronderzoekers denken, een allerlaagste soort in de dierenwereld, maarveel meer rustige zuiveringsinrichtingen, die altijd alles verteren wat ze te pakken krijgen. En zo vormen ze een middenklasse tussen de wormen en alle mogelijke vissoorten. Want door hen wordt de wereld van de wormen tot een hogere trap bevorderd.
Hoofdstuk 3: De ontwikkeling van natuurzielen in het dierenrijk - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[18] Na zulke wormen komen dan de schaaldieren en wel het eerst de slakken en mosselen die bijna tegelijkertijd verschijnen, met dit verschil dat het ene in zekere zin mannelijke deel van de wormen slakken wordt, en het vrouwelijke deel mosselen. Deze diersoort heeft dan weer tot aan de schildpad een eveneens duizendvoudige progressie. We zullen deze ordening niet verder volgen, maar willen nu bij de zgn. parelmossel blijven stilstaan. Deze staat in de voornoemde rij op de negenhonderdnegentigste trap van ontwikkeling en is ontstaan uit de vereniging van de parelmoermossel met de parelmoerslak. Hier verenigt zich namelijk een tweevoudig leven, een mannelijk en een vrouwelijk. Het vrouwelijke leven sluit zich op in een uiterlijk ruwe, maar inwendig gladde metaalachtig glanzende dubbele huls. Daarin vegeteert het uitstekend, voedt zich met wormen en gebruikt de uitgezogen larve voor de opbouw van haar huis.
Hoofdstuk 2: De ontwikkeling uit het oerleven van de dierenwereld en de parelmossel - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[19] Ziet een parelslak zo'n vrouwelijke mossel, dan gaat hij op haar rimpelige schaal zitten en boort in de dunnere delen gaten. Merkt de mossel deze op liefde gelijkende bezigheid, dan begint ze de delen van haar voedsel die niet geschikt zij n voor vertering af te zet ten op die plaats waar geboord wordt om deze dicht te stoppen. De slak op zijn beurt verhindert dat zoveel mogelijk en zet door deze openingen zij n eigen afval hierin af, waardoor zich binnen de opening langzamerhand een soort kogel vormt, waaraan nog allerlei indrukken van strijd te zien zijn. Deze strijd duurt vaakjarenlang. Dan verlaat de slak zij n plaats en gaat naar de mond van de mossel. Hier steekt hij met zijn karakteristieke stekel door het vlees van de mossel. Daardoor opent hij de deur voor het leven van de mossel, waarop hij zijn eigen huis verlaat, zichzelf met dat leven verenigt en zich dan in een hogere slakkensoort manifesteert als de zogenaamde nautilusslak, wiens mooie huis een zichtbaar teken van haar hoger leven is.
Hoofdstuk 2: De ontwikkeling uit het oerleven van de dierenwereld en de parelmossel - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[2] Dan verenigt hun leven * ('D.w.z. wat de ziel betreft. Men moet bij deze verenigingen steeds aan de zielen van de schepselen denken, minder aan het lichamelijke. Want alleen de eerste leven als delen van de ziel in de schepselen van de hogere klasse voort. De lichamen worden in hun atomen opgelost en dienen de hogere klasse slechts gedeeltelijk tot de opbouw van het lichaam. ) zich tot een nieuw, waaruit een soort vis ontstaat. Deze vis is bekend onder de naam inktvis (sepia). Hij kiest zij n woonplaats bij voorkeur nog steeds in de grootste diepten van de zee. Zijn voedsel bestaat uit een soort zwartbruine wormen. Wil hij eten, dan vertroebelt hij het water met een zwarte vloeistof, die een verdovende werking op die kleine diertjes uitoefent. Heeft de inktvis nu jarenlang duizenden van zulke wormpjes verteerd, dan sterft hij af en de in hem krachtiger geworden levens van de mestwormen verenigen zich tot het leven van een nieuw wezen. Dat is de zogenaamde vliegende vis.
Hoofdstuk 3: De ontwikkeling van natuurzielen in het dierenrijk - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[3] Hieruit kan men opmaken, dat deze dieren de mens nader staan dan de andere dieren, die zich, moeizaam met hun poten over de aarde voort bewegen. Dit alles wordt veroorzaakt door de innerlijke bouw van de vogel. Hij bezit grote gevoeligheid voor de indrukken uit de buitenwereld en kan zich in zijn hersenen al bepaalde voorstellingen maken.
Hoofdstuk 4: De inwendig lichamelijke opbouw van duiven en andere vogels - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
...  1428 - 1429 - 1430 - 1431 - 1432 - 1433 - 1434 - 1435 - 1436 - 1437 - 1438 - 1439 - 1440 - 1441 - 1442 - 1443 - 1444 - 1445 - 1446 - 1447 - 1448 - 1449 - 1450 - 1451 - 1452 - 1453  ...