Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 145 van 1088

...  133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158  ...
[7] RAPHAËL zegt: "Je bent beslist een eerlijke en rechtschapen Jood, maar wat de geheime wegen van de Heer betreft, ben je zo dom als een ezel! Denk je dan dat ik dat, wat ik doe, uit mijzelf doe?! Ik ben een vinger van de Heer en doe wat de geest van de Heer mij opdraagt! Had je ook maar iets meer begrip, dan zou je dat wel inzien, maar ik weet hoe ver jouw begrip in geestelijke zaken gaat en neem je daarom die tekortkoming niet kwalijk. Dat de twee niet verdwaald zijn, kun je zien aan het feit dat zij nu gezond en behouden over de berg van Marcus' hut hier naar toe komen, begeleid door een dochter van Marcus die ons komt zeggen dat het ochtendmaal voor ons klaar staat!"
Hoofdstuk 133: Het zoeken van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] EBAHL zegt: " Ja, maar hoe zijn die twee dan daar naar beneden gekomen, zonder dat wij hen hebben gezien?"
Hoofdstuk 133: Het zoeken van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Na dit gesprek kondigt Marcus aan, dat het ochtendmaal klaar staat en alle tafels reeds van spijs en drank zijn voorzien. Wij maken ons gereed om van de berg naar beneden te gaan naar de tafels die op die ochtend weer in de oude opstelling staan, en niemand ontbreekt.
Hoofdstuk 134: De reden van de verwoesting van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Toen wij ons na deze opmerking van Mathaël van de berg af naar de tafels begaven, vroeg CYRENIUS Mij onderweg: "Heer, moet ik soms een afdeling van mijn soldaten naar de stad zenden om te blussen? Want als we de stad niet helpen, is zij nog voor vanavond een gloeiende puinhoop!"
Hoofdstuk 134: De reden van de verwoesting van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Een deel van de uit Caesarea aangekomenen gaat de berg op, omdat ze daar reeds van verre mensen hebben gezien. Als zij echter Romeinen ontwaren, trekken ze zich meteen weer terug. Ze veronderstellen namelijk dat die hier op wacht staan om de vluchtelingen op te vangen en ze weer naar de nog brandende stad terug te sturen om mee te helpen blussen, wat de orthodoxe joden op deze sabbat heel erg ongelegen zou komen. Er woonden namelijk in Caesarea nogal wat orthodoxe joden die, hoewel zij geen Farizeeër waren, heel streng de hand hielden aan de instellingen van Mozes. Het was nu de sabbat van de nieuwe maan en die werd altijd nog strenger gehouden dan de gewone! Daarom waren zij door de noodlottige gebeurtenissen van de vooravond als het ware in hun geloof versterkt en met as op het geschoren hoofd en verscheurde kleren nog veel fanatieker dan op enige andere sabbat van de nieuwe maan. Het zou voor deze zeer strenge nalevers van de sabbat beslist fataal zijn geweest, als zij door de niet sabbathoudende Romeinen teruggestuurd waren om te blussen. Derhalve bleven zij bij de aanblik van de Romeinen, hoewel die nog sluimerden, maar heel kort op de berg en verdwenen zoals gezegd met de noorderzon.
Hoofdstuk 132: Priesters en hun waardigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Dan komt Raphaël, die intussen de slapenden heeft gewekt, net aangelopen en EBAHL zegt tegen hem: "Nu ben je alweer de oorzaak van een ietwat mislukte onderneming van zowel Jarah als Helena! Ik moet je eerlijk bekennen, dat de manier waarop jij met de jou toevertrouwde mensen omgaat en waarop je ze leidt, mij helemaal niet bevalt! Als een van je leerlingen iets wil doen wat niet helemaal goed is, moet je hem met raad en daad daarvan afhouden. Het is niet juist hem de verkeerde daad uit te laten voeren en die in zekere zin nog aan te raden, en hem pas door de kwade gevolgen die hij daarvan ondervindt, voor een toekomstige zonde te bewaren! Dat kan misschien voor geesten van jouw soort heel goed en doelmatig zijn, maar naar mijn mening gaat dat bij mensen nooit op!"
Hoofdstuk 133: Het zoeken van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] De zonde doet de mens alleen maar 's nachts kwaad en ook alleen nog maar tot na het middernachtelijk uur, omdat satan gedurende die tijd op jacht mag gaan. Overdag heeft hij geen macht en dan kan men naar hartelust zondigen, dat geeft niets. Wel moet men er op bedacht zijn, zich vóór zonsondergang op de door Mozes voorgeschreven wijze te reinigen, dan "heeft men voor de overdag begane zonden 's nachts niet het geringste te vrezen.
Hoofdstuk 134: De reden van de verwoesting van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Er was er niet één onder de vele gasten, die niet begrepen had wat Marcus bedoelde, en allen prezen Mij in stilte in hun hart. Maar MATHAËL zei hardop: "Ja, ja, oude Marcus, waar de Heer de keukenmeester van alle leven is en alles in alles is, is het zeer goed te leven, want daar moeten geest, ziel en lichaam de beste kost krijgen! Je hebt er heel goed aan gedaan dat je de aan jou gegeven lof terug verwezen hebt naar de Heer , maar juist daarom zal ook jóuw naam niet worden uitgewist in de harten van die mensen, die jou als een vriend van de Heer hebben leren kennen!"
Hoofdstuk 134: De reden van de verwoesting van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] IK zeg: "Laten we maar even wachten, er zal zo wel wat op komen dagen! Kijk maar naar de oever! Daar schuifelen als trage schaduwbeelden een aantaloude, orthodoxe Farizeeën met hun leerlingen rond. Die weten al, dat je je hier, om redenen die zij niet kennen, ophoudt. Zij vermoeden, dat je de plaatsen aan de Galilese zee inspecteert, maar hier een soort kampement hebt. De statietenten van Ouran bevestigen hen in hun vage vermoedens. Nu wachten zij tot je misschien in een schip over de zee of misschien uit een tent zult komen, want dan willen zij met een verzoek om schadevergoeding bij je aankomen, omdat zij denken dat de heidenen hun huizen in brand hebben gestoken.
Hoofdstuk 135: Gesprek met de orthodoxe Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] IK zeg: "Jullie hoeven daarbij niets te zeggen en ook mets te doen. Kijk als zwijgende getuigen toe en als iemand van de Farizeeën jullie wat vraagt, verwijs hem dan naar Cyrenius en geef toe, dat de zaak jullie helemaal niets aangaat, dan zullen zij jullie met rust laten. Ik zal Zelf in het begin op gelijke wijze handelen." Qat stelde de leerlingen ook tevreden en wij wachtten daarna rustig op de komende lastposten.
Hoofdstuk 135: Gesprek met de orthodoxe Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Toen MATHAËL hen naar zich toe zag komen, zei hij: "Wel, geëerde vriend Cyrenius, bereid je voor, nu breekt de storm los! Ik ben erg benieuwd wat deze kerels allemaal naar voren zullen brengen!"
Hoofdstuk 135: Gesprek met de orthodoxe Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Deze zult u ons des te eerder naar recht en billijkheid ten goede laten komen, omdat wij ten eerste geheel en al Romeinse onderdanen zijn, net als de moedwillige heidenen. Ten tweede echter omdat wij als priesters en dienaars van de enig ware god, die Rome welgezind zijn, het volk meer sympathie voor de keizer bij kunnen brengen, dan duizenden zwaarden en lansen. Zouden wij echter ooit tégen Rome zijn, dan brengen onze tongen in een paar uur meer tot stand dan honderdduizend soldaten in een jaar. Hier wast de ene hand de andere.
Hoofdstuk 135: Gesprek met de orthodoxe Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Cyrenius Iaat onmiddellijk Julius halen, die in de tussentijd met Ebahl op de berg naar de soldaten was gegaan om de brand gade te slaan die nog steeds zeer hevig woedde. De twee kwamen al gauw, evenals de oude Marcus. Toen alle geroepenen aanwezig waren, legde Cyrenius hun heel in het kort het verzoek van de orthodoxe Farizeeën en de toespraak van hun overste voor, alsook datgene wat de overste als onweerlegbaar bewijs naar voren had gebracht.
Hoofdstuk 136: Marcus klaagt de overste der Farizeeën aan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Ik ging er op in en liet mij tesamen met mijn gehele huis overschrijven naar jouw godsdienst. Maar spoedig daarna werden mij de ogen wijd geopend, toen ik al gauw door jullie werd veroordeeld tot het betalen van allerlei onaangename belastingen, en ik begon toen steeds beter in te zien wat voor ellendige ruil ik had gedaan door jouw religie aan te nemen.
Hoofdstuk 136: Marcus klaagt de overste der Farizeeën aan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] Als ik van jullie meer over de Schrift wilde horen, werd mij gezegd: 'Wij zijn de Schrift en het levende woord van God! Daarom behoeft niemand meer ergens naar te vragen, maar ieder moet doen wat wij leren en eisen! Niemand heeft verder iets nodig!'
Hoofdstuk 136: Marcus klaagt de overste der Farizeeën aan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  133 - 134 - 135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158  ...