Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 147 van 1088

...  135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160  ...
[1] Als Julius de opdracht van Cyrenius heeft uitgevoerd en de beide cohorten vertrekken, komen ook de twee eerder uitgezonden ruiters terug en vertellen hetzelfde wat de boodschapper zoëven heeft meegedeeld. Tevens brengen zij een bericht van de stadsbestuurder met de zeer eerbiedige verzekering dat hij zodra de storm wat geluwd is, hierheen zal komen en de hoog geëerde gebieder over alles zo nauwkeurig en gewetensvol mogelijk zal berichten. Cyrenius beloont de beide ruiters en geeft hen opdracht rust te nemen, en zij salueren voor Cyrenius en gaan naar hun kameraden. Cyrenius richt zich dan weer tot de boodschapper en vraagt hem, wie hem nu eigenlijk als boodschapper heeft gezonden.
Hoofdstuk 141: Herme, de boodschapper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Ik riep echter eventueel hier aanwezige Joden uit de stad op om te vluchten, zodat ze op de loop zouden gaan en ik ze daardoor gemakkelijker zou kunnen herkennen. Dan kon ik mij naar hartelust met deze scherpe spies op deze eersteklas spitsboeven wreken. Als ze zouden vluchten, konden ze slechts over zee verder komen, want voor het overige zijn al door de bestuurder vanuit de stad overal wachten uitgezet die de spitsboeven zouden opvangen en dan kon het wel eens helemaal niet zo goed met hen gaan!
Hoofdstuk 141: Herme, de boodschapper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Helena roept meteen een van haar dienaressen en beveelt haar iets passends te halen. De dienares gaat direkt in een tent van Ouran en brengt vier mooie hemden en vier kostbare, Griekse vrouwenrokken. Als zij daarmee bij HELENA komt, zegt deze: "Laat de boodschapper je naar zijn vrouwen dochters brengen, kleed hen en breng hen hier aan deze tafel!"
Hoofdstuk 141: Herme, de boodschapper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Maar CYRENIUS glimlachte zelf van plezier en zei tegen de boodschapper die Herme heette: "Ga naar het huis van mijn Marcus, was je, kleed je dan aan en kom als een nobel Romein terug. Dan zal het juist tijd zijn om de Farizeeën hierheen te halen voor een openbaar verhoor! Want ditmaal ontsnappen ze mij niet meer, daar sta ik voor in! En jij, mijn edele vriend Herme, zult mij goede diensten bewijzen!"
Hoofdstuk 141: Herme, de boodschapper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Helena's goedheid maakt dat de BOODSCHAPPER tranen van dankbaarheid in de ogen krijgt en hij brengt met een vrolijk hart de dienares daar, waar zijn schreiende vrouwen zijn drie bedroefde dochters op hem wachten. Wanneer hij echter tegen de nog in het linnen gewikkelde wenenden zegt: "Huil niet meer, dierbaren, want zie, wij hebben al een zeer machtige redder gevonden! Opperstadhouder Cyrenius is hier en het is waarschijnlijk zijn dochter, die jullie voornamer en kostbaarder kleren stuurt dan jullie ooit gezien hebben!" - springen vrouwen dochters van vreugde te voorschijn en kleden zich snel aan. De boodschapper vouwt het linnen op en steekt het onder zijn Joodse mantel. Dan brengt hij hen allen naar Helena en hun kleren worden nat van hun tranen van dankbaarheid.
Hoofdstuk 141: Herme, de boodschapper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] HERME zegt: "Ik wil het, en aan een krijgslist heeft het mij nooit ontbroken! Maar deze mensen zijn nog te sluw voor de furiën, laat staan voor ons tijdens een wettige rechtszaak! Om deze mensen te kunnen vangen, moet alleen maar datgene gebruikt worden wat betrouwbare getuigen over hen verklaren, want als men hen ook aan het woord laat wordt men in de war gebracht, houdt hen uiteindelijk nog voor onschuldig en geeft hun waarom ze vragen. Daarom stel ik voor, deze voorname spitsboeven gezamenlijk op te pakken en als voer voor de vissen in zee te werpen, zodat geen haan meer naar ze kan kraaien! Als rechter heeft men dan ieder recht voldoende zijn loop gelaten! Als zich ergens tijgers, hyena 's en wolven voordoen, waardoor de mensheid veel angst en verlies lijdt, moet men dan soms deze beesten vooraf nog netjes een verhoor afnemen?! Nee, zeg ik! Hun schadelijkheid is te duidelijk, daarom weg met hen als zij te gevaarlijk voor de menselijke maatschappij dreigen te worden! Heer der heren! Deze mensen zijn Proteussen, die onmogelijk te vangen zijn! Hoe meer wij ons inspannen om ze langs politieke weg te vangen, des te meer zullen wij zelf door hen gevangen worden! Ik ken ze, ook al ben ik een Griek! -Maar, genadige heer der heren, sta mij nu nog één vraag toe!"
Hoofdstuk 141: Herme, de boodschapper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] HERME zegt: "Heer der heren, daar op ongeveer tien passen van deze tafel staat een man met een wonderlijk vriendelijk en tevens zeer wijs gelaat, die een meisje bij zich heeft. Het meisje, dat er erg lief en hartelijk uitziet, is met hem in gesprek en als hij wat zegt, geeft zij blijk van een onbeschrijfelijke, zalige vreugde daarover! Wie is die aardige man? Ach, wat een waardigheid straalt er gewoonweg uit zijn héle wezen! Hoe edel ziet de menselijke vorm er toch uit bij zo'n wonderheerlijke gestalte! En vrijwel iedereen kijkt naar hem! Naar zijn kleding te oordelen moet hij een Galileeër zijn! Kunt u mij iets over deze man vertellen? O goden, hoe meer ik de man bezie, hoe meer ik letterlijk verliefd op hem wordt! Ik neem het mijn vrouwen mijn drie dochters niet kwalijk als ze nauwelijks hun ogen van hem af kunnen wenden! Ik wil er wel mijn leven onder verwedden dat deze man een goed, edel en wijs mens is! Maar wie, wie, wie en wat is hij! Heer der heren, vertel mij dat en daarna gaan we meteen de spitsboeven onder handen nemen! O, die ontlopen ons in geen geval meer, we moeten echter vooral niet serieus op hun getuigenis ingaan!"
Hoofdstuk 142: Voortzetting van de rechtszaak tegen de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] De OVERSTE zegt heel bedaard: "Heer, wij koesteren ten opzichte van Herme helemaal geen wrok. Wij weten reeds lang dat een mens, die van een zaak niet in het minst verstand heeft of enige andere kennis bezit, niet anders kan oordelen dan zijn beperkte beoordelingsvermogen hem toestaat. Wie zou er ooit wrok kunnen koesteren tegen een mens die van het dak valt en door zijn val een onder het dak zittend mens doodt?! Als de brave zanger Herme nu ook onze vijand zijn wil, dan is daar niets aan te doen, toch zullen wij geen vijand van hem worden! Eigenlijk is ook alles wat hij over ons heeft gezegd, helemaal juist. Maar in Europa moet bij Sicilië een gevaarlijke plaats in zee liggen, die men Scylla en Charybdis noemt; wie voorspoedig voorbij Scylla vaart, wordt vervolgens door de draaikolk bij Charybdis verzwolgen! Wij bevonden ons vannacht ook in een echt moreel Scylla en Charybdis en wij vragen u nu: Wat zouden wij dan eigenlijk hebben moeten doen, dat u, Romeinen, volkomen naar de zin geweest zou zijn?"
Hoofdstuk 142: Voortzetting van de rechtszaak tegen de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] De door de omstandigheden en nood vereiste prediking van de voorspelling van David hoefde helemaal niet tot gevolg te hebben dat onze huizen en synagogen verbrand werden, wat uw wijze geloofsgenoten uit oude wrok tegen ons bewerkstelligd hebben. Wij kwamen daarom niet alleen voor ons, maar ook voor ons volk vragen, omdat wij nu buiten onze schuld bedelaars zijn geworden. Hoe wilt of hoe kunt u ons daarvoor nu, in plaats van te helpen, willen veroordelen en zelfs straffen?! Kijk nu eens naar de hele stand van zaken, de oorzaak en het feit, dan moet u toch wel met meer dan zevenvoudige blindheid geslagen zijn als u ons hier schuldig zou willen verklaren!"
Hoofdstuk 142: Voortzetting van de rechtszaak tegen de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] De OVERSTE zegt: "Waarmee kunt u ons ervan overtuigen dat deze door u genoemde wijzen onze vrienden en niet onze vijanden zijn, en of ze ten opzichte van ons geen misbruik van hun wijsheid zullen maken? Want wij zijn nu eenmaal Farizeeën en als zodanig gehaat in Galiléa, omdat wij ons streng houden aan de geboden en slechts Mozes en de profeten prediken, terwijl al bijna geheel Galiléa aanhanger is van de Egyptisch-Griekse filosofie. Als daarom uw wijzen Galileeërs zijn, zullen zij hun wijsheid geen goed woord over ons laten zeggen en daarom wijzen wij vooraf al alle Galilese wijzen, die ons vijandig gezind zijn, van de hand!
Hoofdstuk 143: De mening van de overste der Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Dan stapt hij uit de groep naar Cyrenius toe en vraagt of ook hij iets mag zeggen.
Hoofdstuk 144: Nog meer meningen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] CYRENIUS zegt: "Goed, spreek! Laat ons maar eens horen wat u naar voren weet te brengen!"
Hoofdstuk 144: Nog meer meningen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Saul, uw eerste gezalfde koning, was later iemand die veel kwaad deed en David, die door Samuël als tweede gezalfd werd over Israël, had de hem naar het leven staande Saul vaak geheel in zijn macht en had hem kunnen vernietigen. Maar Gods geest sprak in het hart van David: 'Wee, als je je zou vergrijpen aan het hoofd van Mijn gezalfde!'
Hoofdstuk 145: De loze taal van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Ziet u, dat was altijd uw manier van doen, die ik maar al te goed ken! Maar als het bij u tot nog toe altijd zó ging met de waarheid, hoe zou ik dan aan uw woorden ook maar enig geloof kunnen hechten?! Zeg me maar of u zich soms naar waarheid anders hebt gedragen! Gelooft u werkelijk ook maar een jota van datgene wat u het volk voorgepredikt hebt om te geloven?"
Hoofdstuk 145: De loze taal van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] CYRENIUS zegt: "Het voor de hand liggende bewijs ligt daarin, dat u, te oordelen naar wat u zegt, een veel te verstandig man bent om de grootste onzin te kunnen geloven alsof het een door God gegeven waarheid zou zijn! U bent rekenkundig onderlegd en rekenkundigen zien toch echt niet zo gemakkelijk een mug aan voor een olifant, dat zult u toch wel met mij eens zijn!"
Hoofdstuk 146: Het karakter van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  135 - 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160  ...