Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1467 van 1490

...  1455 - 1456 - 1457 - 1458 - 1459 - 1460 - 1461 - 1462 - 1463 - 1464 - 1465 - 1466 - 1467 - 1468 - 1469 - 1470 - 1471 - 1472 - 1473 - 1474 - 1475 - 1476 - 1477 - 1478 - 1479 - 1480  ...
[6] Dat veroorzaakt menigmaal moeite en zorg, want het ontstoken vuur des toorns van God treedt hen menigmaal tegen, zodat zij niet weten, waar zich te bergen; op hen weegt een centenaarslast en het kruis drukt hen zwaar. Maar dit is hun troost en sterkte tegenover de grimmigheid en het aangestoken vuur: Den vromen gaat het licht op in de duisternis, zoals de profeet David zegt in Psalm 112 : 4. Zelfs in deze strijd tegen de Goddelijke toorn en de boosheid des duivels en die van alle goddeloze mensen gaat de vrome het licht in zijn hart op en de liefde Gods omvangt hem, opdat hij onder zijn kruis, niet zal versagen en voortvaart te strijden tegen de toorn en de boosheid.
Hoofdstuk 15: Over de derde gestalte der zonde in Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[7] Wanneer er niet altijd nog vele vrome mensen op aarde waren, die de toorn Gods zouden te niet doen door hun vroomheid, zo zou het helse vuur reeds lang ontstoken zijn, en ge zoudt zien, waar de hel is, waarin ge thans niet gelooft. Maar dit zegt de geest: zodra de boosheid de liefde in deze wereld overwint, zo wordt het vuur ontstoken. Dat de boosheid heden ten dage zoo hevig woedt, behoeft niet bewezen te worden, want het treedt dadelijk aan de dag. Ziet, door Gods wonder­bare liefdedrang wordt nog een tijdlang een vuur ontstoken, dat gericht is tegen die toorn; wanneer dit echter minder wordt, is het einde dezer bedeling nabij.
Hoofdstuk 15: Over de derde gestalte der zonde in Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[13] Ten slotte zal deze wereld toch weder te bestemder tijd door God zó worden als ze was voor de schepping der Engelen; en Lucifer zal een hel, grafgewelf of woonplaats toegewezen worden in deze wereld en eeuwig in zijn zelf veroorzaakte ellende blijven; het zal zijn als een woestijn, een woning der schande, als een donker dal, een hel vol geheimzinnigheid. Merk nu op: God heeft de heilige Engelen allen in één keer geschapen, niet uit een vreemde stof, maar uit Zichzelf, uit Zijn eigen Kracht en Wijsheid. De filosofen hebben gemeend, dat God de Engelen geschapen heeft uit het Licht; maar zij hebben zich vergist; zij zijn niet alleen uit het Licht gemaakt, maar uit alle Krachten van God.
Hoofdstuk 4: Over de schepping der heilige Engelen. Een aanwijzing of open poort des Hemels. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[14] Zoals ik hiervoor al heb opgemerkt, er zijn in Gods Wezen twee ver­schillende dingen te onderscheiden: ten eerste de Kracht, beter gezegd alle Krachten van God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest; deze zijn lieflijk, vreugdevol en zij zijn als één centrale kracht. Zoals in de lucht de kracht van alle sterren heerst, zo is het ook met de Krachten die in Hem zijn, alleen: iedere Kracht, die in God aanwezig is, openbaart zich afzonderlijk in zijn speciale werking. Iedere Kracht heeft zijn eigen geluid en dit weerklinkt naar zijn eigen aard; het Hemelse Rijk der Vreugden hoort men er in weerklinken. Uit deze Goddelijke Krachten zijn alle Engelen geschapen, d.w.z. uit het lichaam der natuur. Nu zoudt ge kunnen vragen: Hoe zijn ze geschapen of geboren, of hoe is hun verschijningsvorm? Ja, wanneer ik een Engelentong zou hebben en gij het verstand van een Engel, zo zouden wij hierover schoon kunnen spreken, maar de geest ziet het, en dat kan de tong niet uitspreken; ik kan geen andere taal spreken dan de taal van deze wereld. Maar wanneer de Heilige Geest in u is, zal uw ziel het verstaan. Ziet, de heilige Drievuldig­heid heeft uit zichzelf een Lichaam of Beeld gevormd, als een kleine God er uitziende. Dit Beeld of Lichaam ziet er ongeveer uit als de mens. In God is geen begin en geen einde; de Engelen echter hebben een begin en een einde; maar niet merkbaar of begrijpelijk, want een Engel kan nu eens groot, dan weer klein zijn; hun snelle verandering gaat even snel als de gedachten van de mensen. Alle hoedanigheden en krachten zijn in een Engel aanwezig, evenals ze in de Godheid aanwezig zijn. Nu moet ge het volgende goed verstaan. Zij zijn gemaakt uit de Krachten Gods, daaruit zijn hun verschijningsvormen tezamen gevoegd. Zie­hier een voorbeeld. Uit de zon en de sterren ontstaan de elementen, en deze scheppen een levende Geest in de aarde, en de sterren blijven in hun baan en de geest ontvangt de eigenschap der sterren. Nu is echter de geest, naar zijn samenstelling iets buitengewoons en hij heeft een substantie als alle sterren, en de sterren zijn en blijven ook iets bijzonders, een ieder voor zich. Maar toch heerst de eigenschap der sterren in de geest: de geest kan en mag zich verheffen, of ook het tegenovergestelde kan het geval zijn; hij leeft onder de invloeden der sterren, het mag zo zijn, maar toch heeft hij de eigenschap der sterren tot zijn eigendom gemaakt, al had hij ze ook oorspronkelijk van de sterren. Evenzo als de moeder, die het zaad in zich heeft; omdat ze het in zich heeft en om­dat het het zaad is, zo is het van de moeder; wanneer echter een kind daaruit geboren wordt, is het niet meer van de moeder, maar van het kind. En hoewel het kind woont in het huis van de moeder en de moeder het met haar voedsel spijzigt en het kind ook zonder de moeder niet zou kunnen leven, toch zijn de geest en het lichaam dat uit het zaad der moeder gegroeid is, het eigendom van het kind en het kind behoudt het recht op zijn eigen lichaam. Zo is het ook met de Engelen: zij zijn ook allen uit het Goddelijk Zaad voortgekomen, maar een ieder van hen heeft een eigen lichaam, dat hen toebehoort, en ofschoon ze in God wonen en eten van de vruchten hunner moeder, uit wie ze geboren zijn, zo is toch hun lichaam hun eigendom. Maar de Eigenschap buiten hen en buiten hun lichaam, als het ware te vergelijken met hun moeder, waaruit ze geboren zijn, deze Eigenschap is niet van hen, evenzo als de moeder niet het eigendom is van het kind; en ook de spijze van de moeder is niet het eigendom van het kind, maar de moeder geeft het hem uit liefde, omdat zij het kind gebaard heeft. Zij mag het kind ook uit haar huis verstoten, als het haar niet gehoorzamen wil; ze mag hem ook de spijs onthouden, hetgeen Lucifer ook overkomen is. Alzo mag God Zijn Goddelijke Kracht, die buiten de Engelen om bestaat, ook aan hun onttrekken, wanneer zij zich tegen Hem verzetten. Wanneer dit echter gebeurt, moet een geest ver­smachten en vergaan, evenals wanneer aan een mens de lucht, die zijn moeder is, wordt onttrokken, dan moet hij sterven. Alzo kunnen ook de Engelen zonder hun moeder niet leven.
Hoofdstuk 4: Over de schepping der heilige Engelen. Een aanwijzing of open poort des Hemels. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[8] Of echter Lucifer gelijk heeft, wanneer hij zegt, dat hij de boosheid in de Salniter Gods heeft opgeroepen, waardoor deze wereld zo doornig, rotsachtig, nijdig en vals is, dit moeten de advocaten en vertegenwoor­digers van Lucifer hier maar uitmaken; waar dit niet het geval is, moet deze derde, bittere geest ook buitengeworpen en verdoemd worden.
Hoofdstuk 15: Over de derde gestalte der zonde in Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[11] Wanneer ik nu hier over de wil-geest schrijf, zo moet ge ook weten, wie en hoe deze is, anders zult ge tevergeefs hierover leren en het zal u gaan als de wijze heidenen, die opstijgen tot voor Gods aangezicht en dat toch niet zien kunnen.
Hoofdstuk 15: Over de derde gestalte der zonde in Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[19] Dit kunt ge b.v. waarnemen bij de Salniter der sterren, wanneer deze Salniter is aangestoken. De sterren moeten zich tot aan de jongste dag zeer snel omwentelen; de boosheid scheidt zich van de sterren af en wordt aan Lucifer tot een eeuwige woonplaats gegeven.
Hoofdstuk 15: Over de derde gestalte der zonde in Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[20] Dat dit echter aan God onwelgevallig is in hoge mate, behoeft geen be­toog. Laat de mens bedenken, of een dergelijke bron van vuur ook in zijn lichaam aanwezig is en welke gevolgen dat dan met zich meebrengt. Dit geschiedt dan zeker degenen, die de duivel herbergen willen. Daar de duivel dan gast is, houdt hij zich zeer stil; wanneer hij echter geen gast meer is, maar meester, zo zal hij het huis overweldigen, evenals hij dat deed met het lichaam Gods. Daarom is nu het vuur des toorns van God nog in het lichaam Gods van deze wereld tot aan het einde toe en menig schepsel wordt in dit vuur verzwolgen.
Hoofdstuk 15: Over de derde gestalte der zonde in Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[21] Of nu God deze vijandschap en deze grimmige vuurbron in Lucifer zelf teweeg gebracht en aangestoken heeft, dat moet bewezen worden. Waar dit niet het geval is, zo moet deze verdorven vuurbron, die daar staat in de plaats der liefde, ook verdoemd worden.
Hoofdstuk 15: Over de derde gestalte der zonde in Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[2] Zo hebben de Engelen zich hier op de aarde ook nooit anders aan de mensen geopenbaard dan in mensengestalte. Daar wij nu in de opstan­ding aan de Engelen gelijk zullen zijn, zo moeten we ons de Engelen ook voorstellen, evenzo gevormd als wijzelf zijn, anders zouden wij in de opstanding een andere gestalte hebben, hetgeen in strijd zou zijn met de eerste schepping. Zo verschijnen ook Mozes en Elia aan de discipelen van Christus in hun eigen vorm en gestalte op de berg Thabor, terwijl zij reeds lang in de Hemel zijn geweest; en Elia is lichamelijk in de Hemel opgenomen en heeft geen andere gestalte als hij op aarde gehad heeft. 2 Korr. 2:11. Ook toen Christus ten Hemel voer, zweefden er twee Engelen in de wolken, die tot de discipelen spraken: “Gij Galileese mannen, wat staat gij en ziet ge op naar de Hemel. Deze Jezus, die van U opgenomen is in de Hemel, zal alzo wederkomen, gelijk gij Hem naar de Hemel hebt zien henevaren.” Hand. der Apostelen 1,11.
Hoofdstuk 5: Over het stoffelijke lichaam, het wezen en de hoedanigheid van een Engel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[3] Het is helder en duidelijk, dat hij in zulk een gestalte ten jongste dage zal wederkomen met een goddelijk en verheerlijkt Lichaam, als een vorst van de heilige Engelen, zoals de mensen ook eenmaal zullen zijn. De geest toont ook helder en duidelijk aan, dat de Engelen en de mensen een beeltenis hebben, want God heeft in de plaats van de verstoten Engel Lucifer, uit dezelfde substantie waaruit Lucifer gemaakt was, een andere Engel geschapen; dat was Adam, wanneer hij slechts zuiver gebleven ware. Maar dit is de zekere verwachting der opstanding: wij zullen wederom de reinheid en zuiverheid der Engelen verkrijgen. Nu vraagt ge: Hoe zijn dan de Engelen naar het Beeld van God gemaakt? Antwoord: Ten eerste is er het Lichaam, dat is gevormd, niet te scheiden en niet te verwoesten en voor de mensen onbegrijpelijk; dit is uit de Goddelijke Kracht geschapen en deze Kracht kan in de eeuwigheid niet teniet gedaan worden. Zo min als iemand of iets in staat is de Godheid te niet te doen, zo min kan ook iemand of iets een Engel teniet doen, omdat deze uit God is gemaakt, niet met menselijk vlees en bloed, maar uit Goddelijke Kracht. In deze zelfde kracht bestaat het Licht van God, de Zoon. Nu scheppen deze Krachten, die in de Vader en in de Zoon zijn en zich in de Engel manifesteren, een verstandige geest, die weer van de Engel uitgaat. In het begin doen de Krachten des Vaders een Licht ontstaan, waardoor een Engel de Vader ziet en waardoor hij de uiterlijke Kracht en Werking Gods, die buiten zijn lichaam liggen, zien kan en ook zijn medebroeders, evenals de heerlijke vruchten Gods; deze kan hij genieten en daaraan zijn vreugde hebben. En ditzelfde Licht is oorspronkelijk afkomstig van de Zoon van God, en heeft gestalte aange­nomen in het Lichaam van de Engel en is het eigendom van de Engel; het kan hem door niets ontnomen worden, slechts door hem zelf, zoals bij Lucifer het geval is geweest. Alle kracht nu, die in de Engel is, veroorzaakt dat Licht. Zoals God de Vader Zijn Zoon geboren doet worden, en Hij als het ware het hart des Vaders is, zo doet de Kracht van de Engel ook diens Zoon geboren worden, dat ook als zijn hart is, en zo worden alle Krachten in de Engel verlicht. Daarna ontspringt er een bron uit die Krachten en dit is Zijn Geest, die in alle eeuwigheid opstijgt; de weten­schap en het inzicht omtrent de goddelijke dingen zetelen in die geest. Deze geest komt tot uiting in het gemoed, hij vindt hier vijf open deuren en kan zien, wat in God is en ook, wat in hemzelf is. Merk nu op: Er zijn ook twee dingen te onderscheiden in het wezen van een Engel. Ten eerste is er de kracht; in de kracht is de toon, de klank, die zetelt in het hoofd, in het gemoed, zoals bij de mensen in de her­senen, en in het gemoed heeft hij zijn open poorten, in het hart heeft hij zijn oorsprong en zijn zetel; uit het hart ontspringen immers alle krachten en zij keren ook weder terug tot het hart, zoals ook bij de mens; in het hoofd heeft hij zijn vorstelijke verblijfplaats, daar ziet hij alles, wat buiten hem is, en hoort alles, proeft alles, ruikt alles en voelt alles. En als hij nu de Goddelijke Toon en galm, die buiten hem is, ziet opstijgen en hoort, dan wordt zijn geest aangestoken met vreugde, en verheft zich in zijn vorstelijk stoel en zingt vol vreugde de verrukkelijke woorden van de heiligheid Gods en van de vruchten en het gewas van het eeuwige leven, van de lieflijkheid en de kleuren van het eeuwige, en van de volzalige aan­blik van God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Hoofdstuk 5: Over het stoffelijke lichaam, het wezen en de hoedanigheid van een Engel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[5] Ik schrijf hier niet zonder inzicht; wanneer gij echter als een Epicurist uit een duivelse aandrift over deze dingen zoudt spotten, en zeggen zoudt: deze man is niet ten Hemel gevaren en heeft het niet gezien of gehoord, het zijn fabelen, zo zal ik u in naam van mijn inzicht voor het jongste gericht dagen. En als ik nu lichamelijk niet in staat ben, u daarheen te leiden, zo is Hij, van Wie ik mijn kennis ontvangen heb, machtig genoeg, u in de afgrond der hel te werpen. Wees daarom gewaarschuwd en be­denk, dat ge ook tot de Engelenschaar behoort, en lees het navolgende vol vreugde: Zo zal de Heilige Geest in u gewekt worden en ge zult verlangen deel te nemen aan de Hemelse reidansen. Amen. De speler heeft zijn snaren al gespannen, de bruidegom komt. Ziet toe, dat ge niet de duivelse jicht in uw voeten hebt, wanneer de dans begint, zodat ge geheel ongeschikt zijt om de dans der Engelen mede te dansen en zodoende van de Bruiloft zijt buiten gesloten, omdat gij geen Engelen­kleed draagt. Waarlijk, de deur zal achter u dicht geworpen worden en ge zult niet meer binnenkomen, maar ge zult met de helse wolven in het helse vuur dansen; de spot zal u dan wel vergaan en het berouw zal dan aan uw ziel knagen.
Hoofdstuk 5: Over het stoffelijke lichaam, het wezen en de hoedanigheid van een Engel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[23] De zesde oergeest in de goddelijke kracht is de Mercurius of de toon, temidden waarvan de Hemelse vreugde opgaat. Deze geest neemt zijn oorsprong in de bliksem des vuurs, d.w.z. in de bittere kwaliteit en stijgt op door het zoete water; daarin wordt hij verzacht, zodat hij luidklinkend wordt. In de wrange eigenschap wordt hij gevangen gehouden en daar beweegt hij alle geesten. Door deze beweging ontstaat de toon; in de bliksem zetelt zijn oorsprong en in het zoete water, in de liefde zetelt zijn lichaam of wortel.
Hoofdstuk 15: Over de derde gestalte der zonde in Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[24] Deze toon nu is het goddelijke vreugdenrijk; het triomferen, waarin het goddelijke en zachte liefdesspel in God opstijgt, evenals vormen, beelden en allerlei figuren. Ge moet hier echter weten, dat deze eigenschap zeer zacht en lieflijk alle geesten doordringt op de wijze, waarop in een mensenhart een lieflijk en zacht vreugdevuur opgaat. Een hart, waarin de zielegeest hoogtij viert, als ware hij in de Hemel.
Hoofdstuk 15: Over de derde gestalte der zonde in Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[13] Zij zagen wel, dat de ziele-geest van dezelfde hoedanigheid was als het hart van God. Daarom besloten zij zich te ontsteken en te verheffen, in de verwachting zó klaar, zó diep en zó almachtig te zijn, als de diepste diepte van het goddelijk hart. Want zij wilden het natuurlijke lichaam, hetwelk tot aanzijn was gekomen uit den natuurgeest Gods, verheffen, opdat hun zeven Oergeesten zó hoog en zó verheven zijn zouden als de ziele-geest. En deze zouden over het hart Gods moeten zegevieren, dat aan hen onderdanig zou moeten zijn, meenden zij.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  1455 - 1456 - 1457 - 1458 - 1459 - 1460 - 1461 - 1462 - 1463 - 1464 - 1465 - 1466 - 1467 - 1468 - 1469 - 1470 - 1471 - 1472 - 1473 - 1474 - 1475 - 1476 - 1477 - 1478 - 1479 - 1480  ...