Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1468 van 1490

...  1456 - 1457 - 1458 - 1459 - 1460 - 1461 - 1462 - 1463 - 1464 - 1465 - 1466 - 1467 - 1468 - 1469 - 1470 - 1471 - 1472 - 1473 - 1474 - 1475 - 1476 - 1477 - 1478 - 1479 - 1480 - 1481  ...
[14] In deze onze verdorvenheid hebben wij geen dieper inzicht met hetgeen aan ons ie geopenbaard; deze wereld met haar begin en haar einde geeft ons slechts een beperkt inzicht. Ik zou ook gaarne in dit mijne benauwde bestaan dieper doorzicht hebben, opdat mijn zieke lichaam gelaafd zou worden, maar ik doorzoek de ganse wereld en kan niets ont­dekken; alles is ziek, lam, gewond, blind, doof en stom. Ik heb vele ge­schriften van grote meesters gelezen, in de hoop de oorsprong en de diepte der dingen daarin te zullen ontdekken, maar ik heb niets gevonden dan een half dode geest, die zich angstvallig beijvert gezond te worden, en ik kan terzake van zijn grote zwakheid niet tot volkomen kracht geraken.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[7] Nu is de vraag: wat heeft een Engel voor eigenschappen? Antwoord: De heilige ziel des mensen en de geest van een Engel is één en hetzelfde en er is tussen deze twee geen onderscheid. Wat van buitenaf in de mens door de lucht komt, is van een aardse verdorvenheid, daartegenover staat, dat er ook een goddelijke en hemelse eigenschap is, aan de schepselen verborgen, maar de heilige ziel verstaat dat wel zoals de koninklijke Profeet David zegt in Psalm 104:3, “De Heer maakt van de wolken zijn wagen en wandelt op de vleugelen des winds.” Een eenvoudig mens zou echter kunnen vragen: Wat meent ge wel hier­mee? Ik bedoel hiermee de kracht, die van buiten komt in het lichaam van een Engel en ook weer naar buitentreedt, zoals bijvoorbeeld het geval is, wanneer een mens ademhaalt en hij ademt weer uit, want daaruit kan het lichaam en ook de geest alleen leven. De eigenschap van buiten steekt de geest, in het hart, in de bronwel aan; daardoor worden alle krachten in beweging gebracht, dan stijgt dezelfde eigenschap op in de geest, die de natuurgeest is van de mens of van de Engel; hij stijgt op naar het hoofd; daar is de plaats. waar hij raad houdt met zich zelf.
Hoofdstuk 5: Over het stoffelijke lichaam, het wezen en de hoedanigheid van een Engel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[9] Dat kunt ge zien, wanneer ge uw vingers stoot, kwetst of verwondt of een of ander lichaamsdeel, zoals ge wilt. De Geest loopt snel te hulp, hij gaat naar zijn moeder, het hart, en klaagt het aan de moeder, en wan­neer de smart groot is, dan wekt de moeder alle leden van het gehele lichaam en moet alles het éne lid te hulp komen. Merk nu op: Zo beweegt zonder onderbreking de ene kracht de andere in het lichaam, en alle krachten gaan naar het hoofd en staan voor de vorstelijke zetel die hen allen keurt. Wanneer één lid zich te veel zou laten gelden en één de anderen schade zou berokkenen, zoals bijvoorbeeld het geval kan zijn met het “zien”; wanneer dit zintuig datgene zou lief­hebben, wat hem niet toekwam, zoals Lucifer deed, die de Zoon Gods zag en het heerlijke licht liefhad en zich te veel deed gelden, bovendien voornemens was Hem gelijk te worden of nog schoner en heerlijker dan Hij; zulk een werker wijst de vierschaar af. Of, het kan ook zijn, dat het “horen” zich te zeer laat gelden en gaarne valse woorden en zaken horen wil en deze naar het hart wil overbrengen; dit wordt ook door de raads­heren voor de zetel afgekeurd. Of het “ruiken” kan zich ook zo gedragen, dat het lust heeft te ruiken, wat hem niet toebehoort, zoals Lucifer ook deed en hij liet zich de heilige reuk van de Zone Gods welgevallen en meende, dat hij zelf in zijn zelfverheffing en zelfontbranding nog veel lieflijker zou geuren, zoals hij moeder Eva ook bedroog en zei dat wanneer zij zou eten van de verboden boom, zij even wijs zou zijn als God en aan Hem gelijk. Mozes 3:5. Ook dit wordt afgekeurd door de vier ouderen. Ook kan het nog zijn dat de “smaak” zich datgene laat welgevallen, wat niet geschikt is voor het lichaam, of datgene wil eten, wat niet het zijne is, zoals Moeder Eva zich in het Paradijs des duivels appels liet smaken en daarvan at. Ook dit wordt afgekeurd. Ten slotte: Daarom zijn er vijf factoren, vijf zintuigen, opdat de ene de andere raad zou geven en een ieder van hen is een bijzondere eigenschap, en de samengestelde geest, die uit al deze kracht geboren wordt, is hun koning en vorst en zetelt in het hoofd van de mens, in zijn hersenen, en bij de Engelen zetelt de kracht ook in het brein op de vorstelijke zetel en legt beslag op datgene, wat door de gehele vorstelijke raad besloten is.
Hoofdstuk 5: Over het stoffelijke lichaam, het wezen en de hoedanigheid van een Engel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[2] Nu gaat dit zelfde woord, dat de Vader spreekt, uit van Zijn Krachten. Dit spreekt de Vader uit en dit woord is de glans die van Hem uitgaat en wanneer dit woord is uitgesproken, zo is het niet meer in de Vader, maar weerklinkt in alles wat de Vader zegt. Nu heeft dit door de Vader gesproken woord zulk een scherpte, dat de klank ervan ogenblikkelijk zeer snel door de gehele volheid des Vaders opgenomen wordt; en deze zelfde scherpte is de Heilige Geest. Want het woord, dat uitgesproken is, blijft als een glansrijke of heerlijke opdracht voor de Koning bestaan; de klank of toon evenwel, die van het woord uitgaat, en door het woord heen klinkt, verricht de opdracht des Vaders, die Hij door middel van dat woord heeft te kennen gegeven. Dit nu is de geboorte van de Heilige Drie­vuldigheid.
Hoofdstuk 6: Hoe Engel en Mens Gods Beeld en Gelijkenis kunnen zijn. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[14] En tezamen, met de zeven geesten Gods wilden zij alles formeren en tot aanzijn roepen. En deze hoogmoed en eigen wil was gans en al gericht tegen God, want een Engel behoorde te blijven op de plaats, die hem was aangewezen en deemoedig te zijn en stil en niet de alwetend­heid en het begrip te bezitten van de heilige Drievoudigheid. Neen, de zeven geesten behoorden zich in de staat waarin zij geboren waren, te gedragen zoals God het wenste.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[20] Dit schrijf ik hier ter waarschuwing, opdat gij de grond der toverij zult begrijpen; ik meen niet de heidense toverij te beschrijven, hiervan heb ik ook niets geleerd, maar de ziele-geest ziet de toverij, die het lichaam niet kan verstaan. Dewijl deze echter geheel en al gekeerd is tegen de Liefde en Zachtmoedigheid Gods, en daarvan een afkeer heeft, en de mensen verderf brengt, zo wil de geest deze tovenaars en allen, die de ordeningen Gods willen omzetten, in het vuurbad van Gods toorn onder­dompelen.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[22] Toen nu Lucifer met al zijn Engelen zich verhief, zo ontbrandde het vuur des toorns ogenblikkelijk in het lichaam, en het volzalige licht in de ziele­geest doofde uit en er werd een boze duivelse geest geboren; alles ge­schiedde naar de wil der Oergeesten. Deze ziele-geest nu was met de godheid in de natuur verbonden en was met deze van één en dezelfde hoedanigheid. Deze was als een moordenaar en een dief, die begeerde te moorden en te roven en alles onder zijn heerschappij te brengen. Hij ontstak alle zeven geesten in de natuur en er was niets dan een bitter, wrang, vurig woeden en verscheuren.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[8] De eerste factor is: de ogen, die op alles reageren, wat ze ook zien, want zij zijn het licht. Zoals het licht uit de Zoon Gods uit gaat tot de Vader, in al Zijn Krachten, en alle Krachten des Vaders aandoet en evenzo andersom, zo werken de ogen op de dingen, die zij bezien, en omgekeerd, en vandaar wordt het naar het hoofd gevoerd en daar wordt het bewust gemaakt. Vandaar gaat het naar het hart, en het hart geeft het door aan de anderen in het ganse lichaam; dan grijpen mond, hand en voet toe. De tweede is: de oren, zij ook werken in het gehele lichaam door de geest; hun oorsprong ligt in de klank, de toon, die overal uit opstijgt. Zoals in alle Krachten Gods de toon klinkt, die ‘t Hemelse weer­geeft, en deze toon of klank weer van deze krachten uit gaat en terug is te vinden in de verbinding van de Geest met God, zo komt deze toon naar voren; wanneer de éne kracht de andere in beweging brengt. Dan klinkt ze duidelijk, zij stijgt dan weer op in de Vader, en alles, wat in de Vader is wordt er door aangeraakt, zij brengen steeds weer de­zelfde toon voort. Zo zijn dus de oren het tweede motief in het hoofd, zij staan open en de klank of toon gaat door hen heen in alles, wat ge­luid geeft. Wanneer dit gebeurt wordt de geest aangeraakt en deze wordt gebracht voor de vorstelijke zetel, die in het hoofd is, daar wordt hij goedgekeurd. En zoals de Geest het int, zo brengt hij het over in het hart en het hart, of de bron van het hart, geeft eraan alle krachten die in het lichaam zijn; dan werken mond en handen mede. Wanneer het evenwel aan de vorstelijke zetel, die bij het hoofd is, niet bevalt, wanneer het be­proefd is, zo laat deze het van zich gaan en brengt het niet over naar de moeder - het hart. Het derde motief is de neus; de bron uit het lichaam stijgt op naar de neus, wat betreft de functie van dit orgaan. De neus heeft twee open poorten. Zoals de lieflijke en verrukkelijke geur uitgaat uit alle krachten van de Vader en van de Zoon, en door de Heilige Geest wordt getemperd, zodat uit de bron van de Heilige Geest deze kostbare geur opstijgt, en werkt, in alle krachten des Vaders, en deze ontsteekt, zodat ze opnieuw zwanger worden van de verrukkelijke geur en deze opnieuw bij en in de Heiligen Geest doen geboren worden. Alzo stijgt ook in mens en Engel deze kracht van de reuk uit alle lichaams­krachten door middel van de Geest op, verlaat wederom de neus en doet alle reuk aan en voert die terug door de neus, de derde factor in ‘t hoofd. Ook deze wordt gebracht voor de vorstelijke zetel in het hoofd. Daar wordt zij gekeurd, of het een goede reuk is, aannemelijk of niet. Is zij goed, dan wordt zij doorgegeven aan de moeder, zodat zij begint te werken, is zij niet goed, dan wordt zij verwijderd. En deze factor, deze reuk, die ontstaat uit de krachten Gods, behoort tot het hemelse Vreugde­rijk en heeft een heerlijke, lieflijke en schone bron in God. Het vierde is: de smaak, die de tong heeft; zij stijgt ook op uit alle krachten des lichaams door de Geest, naar de tong, want alle bronnen van het ge­hele lichaam gaan naar de tong en deze is het essentiële van alle krachten of de smaak. Zoals de Heilige Geest uitgaat van de Vader en de Zoon, en goed is, en in zijn werken alles doet opstijgen wat goed is, en weer ver­enigt met de Vader, zodat de Krachten des Vaders wederom zwanger worden en opnieuw de smaak voortbrengen; wat echter niet goed is wordt door de Heilige Geest uitgespuwd, als iets, dat walging opwekt, zoals staat in de openbaring van Johannes: “hij spuwt de grootvorst Lucifer uit in zijn hoogmoed en bederf, want hij kon de hovaardige, vurige, onwelriekende geur niet meer verdragen,” alzo gaat het ook alle hovaardige mensen. O mens, laat u dit gezegd zijn, want de geest ijvert zeer in dit opzicht: Laat af van de hoogmoed, of het zal u vergaan als de duivelen, het is ernst, de tijd is kort, en zo ge niet luistert, zult ge spoedig het helse vuur bemerken. Zoals nu de Heilige Geest alles keurt, zo doet de tong dit ook; zij keurt elke smaak. En wanneer de geest het goedkeurt, dan wordt de smaak voor de vier andere factoren geplaatst, voor de vorstelijke zetel, daar wordt onderzocht, of de smaak nuttig is ten opzichte van de andere eigenschappen van het lichaam: ten slotte komen dan mond en handen in werking. Wanneer de smaak evenwel niet goed is wordt ze door de tong uitgespuwd, voor ze voor de vorstelijke zetel verschijnt; bevalt ze de tong echter wel, en is ze goed maar dient ze niet het gehele lichaam, zo wordt ze toch, wanneer ze voor de vier­schaar verschijnt, verworpen en de tong moet ze uitspuwen en niet meer aanroeren. Het vijfde zintuig is: het voelen, de tastzin. Deze stijgt ook op in alle krachten des lichaams, naar het hoofd. Want uit God de Vader en God de Zoon gaan alle krachten uit en de ene brengt de an­dere in beweging, wat weer tot gevolg heeft, dat het geluid ontstaat, zodat alles klinkt en beweegt; wanneer de ene kracht de andere niet wekte, zou zich niets bewegen. Dit in beweging brengen brengt ook de Heilige Geest in werking, zodat Hij opstijgt in alle krachten des Vaders waarin het hemelse Vreugdenrijk triomferend tot stand komt, zowel als het groeien en bloeien, klinken en geboren worden. Christus spreekt in het Evangelie: “Ik werk en Mijn Vader werkt ook.” Joh. 5:17. Door deze werking wordt de Heilige Geest geboren en hierin zijn alle krachten beweeglijk en in werking. Hij stijgt op van eeuwig­heid tot eeuwigheid en maakt de Krachten des Vaders zwanger. Zo iets heeft ook plaats bij Engelen en mensen. Alle krachten in hun lichaam stijgen op en de een wekt de andere tot werking; wanneer dit niet zo was, zou de mens en de Engel niets kunnen voelen. Wanneer één lid van het lichaam te zwaar getroffen wordt, zo roept het het gehele lichaam aan om hulp en het gehele lichaam komt in werking alsof er een groot oproer was, alsof de vijand nabij was, en het komt het éne lid te hulp en verlost het van zijn smarten.
Hoofdstuk 5: Over het stoffelijke lichaam, het wezen en de hoedanigheid van een Engel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[31] Deze tweede zoon was de begeerte. Deze kwam voort uit de hovaardij, want hij meende over alle koninkrijken der Engelen te kunnen heersen, als één enige God. Alles zou voor hem moeten buigen en met zijne kracht wilde hij alles formeren. Door zijn schoonheid meende hij alles in zich te hebben. Aan deze twee eigenschappen spiegele zich de tegenwoordige wereld en denke erover na, hoe dit alles vijandig is jegens God. Hiermede vaart zij naar de duivel en de wraak zal eeuwig daar zijn; roof en ver­slinding zal haar deel zijn en helse gruwelen.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[33] Deze ontstaat uit de hovaardij en de begeerte. Zij is stekelig en bitter als gal. Zij kwam ook voort uit de hovaardij, want de hovaardij dacht: gij zijt schoon en machtig. De begeerte dacht: alles moet het mijne zijn en de afgunst dacht: alles, wat mij niet gehoorzamen wil, steek ik aan. Maar terwijl zij dit deed, ging zij verder dan haar macht reikte, want hare macht beperkte zich tot de plaats, die haar toebehoorde en waaruit zij geschapen was.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[3] Ziet nu: zo is het ook gesteld met de Engel en de mens. De kracht in het gehele lichaam aanwezig, heeft alle eigenschappen, zoals ze ook in God de Vader zijn. Zoals nu in God de Vader alle krachten opstijgen van eeuwigheid tot eeuwigheid, zo stijgen ook in Engelen en mensen alle krachten op in het hoofd; hoger kunnen zij niet opstijgen, want het is slechts een schepsel, eindig en gebonden aan een begin en een einde. En in het hoofd zetelt de goddelijke vierschaar, de goddelijke rechterstoel of God de Vader, en de vijf zintuigen of eigenschappen zijn de raad­gevers; zij ontvangen hun verschillende indrukken uit het gehele lichaam, uit alle krachten die in het lichaam werken. Nu beraadslagen de vijf zintuigen altijd zo, dat het gehele lichaam vertegenwoordigd is, en als er raad gehouden is en een besluit genomen, dan spreekt de rechter het oordeel uit. Hij spreekt een oordeel uit in het hart, het midden van het lichaam, het centrum, want het hart is de bronwel aller krachten van­waaruit ook het opstijgen der krachten aanvangt. Daar staat dat woord nu in het hart, als een uit alle krachten samengesmolten eenheid, en dit beduidt God de Zoon. Nu gaat het uit het hart over in de mond; deze formuleert het en verduidelijkt het, zo, dat het opklinkt en duidelijk naar de vijf zintuigen is te onderkennen. Naar gelang van de eigenschap, waaruit het woord zijn oorsprong heeft, wordt het woord door de tong uitgesproken; en het onderscheid tussen de woorden wordt bepaald door de tong; en dit beduidt de Heilige Geest.
Hoofdstuk 6: Hoe Engel en Mens Gods Beeld en Gelijkenis kunnen zijn. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[7] Een Engel kan dat doen, zowel als een mens; al heeft hij ook aan het element lucht niet op dezelfde wijze behoefte als de mens. Hij moet toch door middel van de mond de geest in zich opnemen, waardoor de lucht in deze wereld is ontstaan. Want in de Hemel bestaat de lucht niet in dezelfde vorm en op dezelfde wijze, maar de lucht is daar zeer zacht en vreugdevol, ze is als een lieflijk suizen en de Heilige Geest is in alles aldaar aanwezig. Een Engel moet uit dit alles ook leven, anders zou hij geen levend en bewegend schepsel zijn; hij moet ook van de hemelse vruchten kunnen eten met zijn mond. Dit moet ge echter niet op aardse wijze verstaan, want een Engel heeft geen ingewanden, vlees of been­deren; hij is door de goddelijke kracht geformeerd naar het voorbeeld van de mens, ook wat betreft zijn ledematen en andere lichaamsdelen. De geslachtsdelen en ook een uitgang onder aan het lichaam heeft hij niet; dit behoeft hij ook niet. Want deze dingen heeft de mens eerst ontvangen na zijn droevige val. Een Engel doet niets van zich uitgaan dan de goddelijke Kracht, die hij met de mond tot zich neemt, opdat zijn hart daardoor zal worden aangestoken en het hart doet alle andere leden ontbranden. Datzelfde gaat door zijn mond wederom van hem uit, wanneer hij spreekt en God prijst. De hemelse vruchten echter, die hij eet, zijn niet aards en al gelijken zij in vorm en verschijning op de aardse vruchten, zo zijn zij toch goddelijke Kracht en hebben een zeer lieflijke smaak en geur, zodanig, dat ik het met niets in deze wereld kan vergelijken, want zij smaken en geuren voor de Heilige Drievuldigheid. Ge moet niet denken, dat wat er in de Hemel is, een flauwe afschaduwing is van datgene, wat op aarde is. Neen, de Geest toont helder en duidelijk aan, dat in de Hemelse heerlijkheid goddelijke bomen, heesters en bloemen groeien en velerlei andere gewassen, zoals ook op de aarde. Zoals de Engelen zijn, zo zijn ook de gewassen en de vruchten; alles uit goddelijke Kracht ontstaan. Ge moet dit gewas des Hemels niet vergelijken met dat der aarde, want in deze wereld bestaan twee eigenschappen, een goede en een boze en veel is er dat groeit uit de kracht van het boze. Dàt groeit in de Hemel niet. Want in de Hemel groeit slechts dat, wat goed is. Er groeit niets, dat niet goed is.
Hoofdstuk 6: Hoe Engel en Mens Gods Beeld en Gelijkenis kunnen zijn. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[8] Alleen Lucifer heeft deze wereld zo toegericht, als zij nu is. Daarom schaamde moeder Eva zich, toen zij gegeten had van datgene, wat ont­staan was uit het boze; zij schaamde zich ook voor haar vrouwelijkheid, die zij door het eten van de appel deelachtig geworden was. Iets dergelijks nu heeft nooit plaats met de Hemelse vruchten. Er zijn wel allerlei zeer geurige vruchten in de Hemel, niet alleen bij wijze van symbool; en de Engelen vatten de vruchten aan met hunne handen, eten ze als wij mensen doen, maar zij hebben daarbij geen tanden nodig, zij hebben ze ook niet, want de vrucht is van goddelijk maaksel. Dit alles nu, wat een Engel tot zich neemt, wat buiten hem is gelegen en wat hij verwerkt ten einde zijn leven op te bouwen, is niet zijn lichamelijk eigendom, dat hij heeft ontvangen uit het recht der natuur; de Hemelse Vader geeft alles uit liefde. Hun lichaam is weliswaar hun eigendom, want God heeft het hun tot een heiligdom gegeven en wat aan iemand ten eigendom gegeven is, dat is van hem, naar een natuurrecht, en hij, die dat wederom afneemt, zonder dat dat overeengekomen is, handelt verkeerd.
Hoofdstuk 6: Hoe Engel en Mens Gods Beeld en Gelijkenis kunnen zijn. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[35] Deze is het ware brandende, helse vuur en ontspringt ook uit de hovaardij. Want, toen hij in zijn hovaardij, zijn begeerte en zijn afgunst niet be­vredigen kon, zo ontstak hij in zich zelf het vuur des toorns en gedroeg zich in de natuur Gods als een brullende leeuw, waardoor de toorn Gods werd opgewekt en al het boze zich baan brak.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[39] Over de strijd en de verstoting van deze koning Lucifer en zijn Engelen.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  1456 - 1457 - 1458 - 1459 - 1460 - 1461 - 1462 - 1463 - 1464 - 1465 - 1466 - 1467 - 1468 - 1469 - 1470 - 1471 - 1472 - 1473 - 1474 - 1475 - 1476 - 1477 - 1478 - 1479 - 1480 - 1481  ...